Mogelijkheden tot verbetering bedrijfsresultaten door teelt van groentegewassen 28 Oansulentsohap voor de Tuinbouw Goes F. VADER Op diverse landbouwbedrijven kunnen er mogelijkheden zijn om het inkomen uit het bedrijf te vergroten door middel van het opnemen van één of meer groentegewassen in het bouw plan. Dit kan b.v. één van de sterk gemechaniseerde gewassen zijn om het areaal rooivruchten op te voeren. Deze zijn wat betreft het saldo, de arbeidsbehoefte, de mechanisatiemogelijk- heden e.d. te vergelijken met suikerbieten. Het voordeel is dat ze tot andere plantefamilies behoren en daardoor goed in de vruchtopvolging passen. Op bedrijven, die zoeken naar een betere arbeidsbenutting kan een gewas uit de groep van de veel arbeid vragende teel ten geschikt zijn. Van belang is hierbij de hoeveelheid arbeid en de tijd waarin deze gevraagd wordt Een en ander is in dit artikel beknopt behandeld. Aan dege nen die meer hierover willen weten, zijn we graag bereid meer informatie te verstrekken. VEEL SOORTEN /^LS we alle verschillende soorten groenten bij elkaar nemen, is dlit een respec tabel aantal. Door het Consulentschap in Algemene Dienst voor de Groente teelt in de Vollegrond te Alkmaar zijn van 30 verschillende groentegewassen teelt beschrijvingen samengesteld. Daarnaast zijn er nog andere minder geteelde gewassen op te noemen. In het kader van dit artikel willen we ons echter beperken tot die soorten, die o.i. het meest in aanmerking 'komen voor de teelt op een landbouwbedrijf. 'Dan blijven er nog vele mogelijkheden over. De in aanmerking komende gewassen kan men op verschillende manieren in groe pen indelen. Als we denken aan het begrip intensiveren kunnen we het beste de arbeidsbehoefte als maatstaf nemen. 1. gewassen die weinig arbeid vragen: doperwten, stamslabonen, tuinbonen, spinazie. Ddt zijn alle vier gewassen, die geteeld worden voor de conservenfabri eken. Deze fabrieken verzorgen veelal het zaaien en het oogsten. 2. sterk gemechaniseerde gewassen: knolselderij, (winter)wortelen, witlofwortelen, sluitkool. Bij deze gewassen zijn de bewerkingen grotendeels gemechaniseerd. In tegenstelling tot de gewassen in die eerste groep worden deze bewerkingen meestal door de teder zelf georganiseerd en uitgevoerd. De betrokkenheid van de teler bij deze gewassen is daarom groter. 3. gewassen die veel arbeid vragen: spruitkool, het trekken van wdtlof, prei, stamsla bonen (handpluik), bloemkool. Bij deze gewassen is het vooral de oogst, die veel werk vraagt. Het zijn produk- ten, bestemd voor directe consumptie, zodat ook het verkoopklaar maken veed zorg vereist. Bij de benodigde uren is de tijd opgenomen voor, de belangrijkste bewerkingen zoals planten, dunnen en oogsten, niet de uren voor landklaarmaken, wieden, e.d. Dit zijn werkzaamheden, die voor elk gewas moeten gebeuren. Alle cijfers zijn afgerond en globaal en dienen voor oriëntatie en om de onderlinge verhoudingen te kunnen over zien. Als voor de werkzaamheden bij de kosten een loonwerktarief is opgenomen, zijn hiervoor geen uren vermeld. Ter vergelijking zijn ook de saldo's van wintertarwe en suikerbieten opgenomen. Ook hierbij zijn de loonwerktarieven voor zaaien, sproeien en oogsten berekend. Opbrengsten, kosten en arbeidsbehoefte per ha van diverse groentegewassen Opbrengsten en kosten per ha Arbeidsbehoefte per ha Gewas opbr. prijs variabele saldo teelt oogst kg/st. per kg /st. kosten periode uren /ha periode uren /ha wintertarwe 5.500 ƒ0,42 1.050,- 1.500,- aug. suikerbieten 52.000 0,096 99 1.850,- 99 3.150,- mei 25 okt-nov. groep 1 doperwten 4.000 „0,75 99 1.100,- 99 1.900,- juni-juli stamslabonen 10.000 0,27 99 1.200,- 99 1.500,- juli-aug. tuinbonen 4.200 0,55 ft 800,- 99 1.500,- juli-aug. spinazie 25.000 0,11 99 1.000,- 99 1.750,- juni-juli groep 2 knolselderij 32.000 0,19 99 3.200,- 99 2.900,- mei 50 nov. winterwortelen 60.000 0,09 99 1.800,- 99 3.600,- okt.-nov. witlofwortelen 28.000 0,19 99 1.700,- 3.600,- juni 50 nov. rode kool 40.000 0,10 99 1.200,- 99 2.800,- mei 25 nov. 100 groep 3 spruiten 14.000 0,65 99 3.600,-0 99 5.500,- juni 50 okt-feb. 300 witloftrekken 14.000 1,50 99 11.000,-2) 99 10.000,- okt.-mrt 850 prei 25.000 0,70 99 4.000,- 99 13.500,- juni-juli 150 diec.-feb. 1000 stamslabonen (handpluk) 15.000 „1.— 99 3.800,- 99 11.200,- juli-aug. 1300 bloemkool (herfst) 20.000 0,50 99 2.600,- 99 7.400,- juli JP_ __okt-nov. 400 (winter) 15.000 „0,80 99 3.700,- 99 8.300,- aug. 40 mei 300 De cijfers voor wüntertanwe, suikerbieten en de gewassen uit groep 1 zijn ontleend aan: Kwantitatieve Akkerbouw Informatie van het P. oef station voor de Akkerbouw. lincl. kosten van de plukmachine. 2) incl. kosten van de trekruimte. CONCLUSIES Groep 1. De gewassen uit groep 1 geven een saldo, dat nauwelijks of niet beter is dan het saildo van wintertarwe. Ze leveren daarom geen bijdrage tot de verbetering van het inkomen. Het voordeel van deze gewassen moet gezocht worden op de grotere bedrijven, die daardoor een betere vruohtwisseling in de graansector verkrijgen. Ook als het mogelijk is om twee van deze teelten na elkaar te telen (b.v. spinazie stamslabonen) wordt het saldo per ha per jaar aantrekkelijk. Dit is slechts in een beperkt aantal gevallen mogelijk. In feite moet men kunnen beregenen om dit te realiseren. Groep 2. 'Die saldo's van| de gewassen uit groep 2 liggen in de 'buurt van het saldo van suikerbieten. Ddt is ook niet zo verwonderlijk ais we bedenken dat het, behalve rode kool, rooivruchten zijn. Knolselderij, wordt met bietenrooiers, winter- en witlofwortelen worden met aard appelrooiers geoogst. Om nog laat in het jaar met aardappelrooiers te kunnen wer ken, worden de twee laatste gewassen vooral op de lichte gronden geteeld (max. 15 1® afslibtxaar). De bedrijven met lichte grond zijn dikwijls sterk besmet met bietesystenaaltjes en daarom beperkt in het areaal suikerbieten. Om de oppervlakte rooivruchten op te voe ren past op deze 'bedrijven een teelt van 'knolselderij, winterwortelen of witlof worte len. Dit ook, omdat de aanwezige machines hierbij voor een deel ingeschakeld kunnen worden. WELK GEWAS IS AANTREKKELIJK? QIJ de beoordeling welk gewas het meest geschikt is om het bedrijfsresultaat te verbeteren, moet op verschillende faktoren gelet worden. 1. de financiële uitkomsten. Deze worden meestal uitgedrukt met het begrip saldo. Dit is het bedrag dat overblijft na aftrek van de kosten die speciaal voor een bepaald gewas gemaakt worden. Het saldo is dus niet de winst, omdat de vaste kosten van een bedrijf er nog van betaald moeten worden. Het saldo kan gebruikt wordenom de verschillende gewassen met elkaar te vergelijken. 2. de arbeidsbehoefte. Van belang zijn zowel het aantal uren dat een teelt vraagt als het tijdstip waarop deze arbeid geleverd moet worden. 3. de vruchtwisseling. Hierbij moet men zowel letten op b.v. moeheidsverschijnselen door aaltjes of bodemschimmels als op de gevolgen voor de structuur van de grond. De oppervlakte rooivruchten kan b.v. te groot worden. 4. de grondsoort De vruchtbaarheid en de bewerkbaarheid van de grond spelen een grote rol bij de teelt van groentegewassen. 5. de afzetmogelijkheden. De gewassen genoemd in de groepen 1 en 2 worden dik wijls op contract geteeld. De gewassen in groep 3 worden meest afgezet via een veiling. De bereikbaarheid van een veiling met een goede prijsvorming is daarom een eerste vereiste. 6. de kapitaalbehoefte. Een belangrijk kenmerk van de meeste groentegewassen is de geringe mate dat er voor geïnvesteerd moet worden. 7. het aanwezige machinepark. Veel in de landbouw gebruikte machines kunnen ook bij de groenteteelt gebruikt worden, b.v. precisiezaaimachines, rooimachines. 8. de interesse, het vakmanschap en het organisatietalent van de ondernemer. Deze worden het laatste genoemd, maar zijn zeker niet het minste belangrijk. SALDO EN ARBEIDSBEHOEFTE |N de volgende tabel zijn gegevens opgenomen over het saldo en de arbeidsbehoefte van de diverse gewassen. Als uitgangspunt voor de saldoberekening zijn ge middelde opbrengsten en prijzen genomen. Deze kunnen in de praktijk soms sterk variëren. Bij de variabele kosten zijn, naast de kosten voor zJaaizaad, kunstmest, be strijdingsmiddelen ook de loonwerktarieven opgenomen voor zaaien, planten, sproeien en machinaal oogsten. Groep 3. De gewassen uit groep 3 kenmerken zich door een grote arbeidsbehoefte, vooral bij de oogst. De mogelijkheden tot mechanisatie zijn beperkt. Het meest is dit tot nu toe voortgeschreden bij spruiten. Spruiten. De genoemde cijfers hebben «betrekking op machinaal plukken. Om dit rond te kunnen zetten, moet men met 2 personen zijn. Spreiding in de oogst kan men verkrijgen door te variëren met vroege en late rassen. De prijs is vooral in de winter erg afhankelijk van het weer. Spruiten vermeerderen het bietecystenaaltje. Ze moeten dus met suikerbieten con- cureren. Voor het hogere saldo van 2350,/ha t.o.v. suikerbieten moet 300 uur meer gewerkt worden. Dit komt neer op f 8,/uur. Als de prijs echter 10 ct/kg hoger is, betekent dit een verhoging van f 4,/uur. Witlof trekken. Voor het trekken van witlof is een speciale schuur nodig. Hierin moet de grond,' verwarmd kunnen worden. Bij de berekening zijn de wortels berekend voor 200,/ton. Men kan het zien als een aktiviteit die geen beslag op de grond legt. De prijs van witlof is het hoogst in de maanden oktober, november en december. In januari is de prijs altijd het laagst. Het trekken van witlof is daarom niet geschikt om alleen winteruren rendabel te maken. Het is alleen aantrekkelijk als het gehele seizoen door wordt getrokken. PreL Door de grote arbeidsbehoefte legt prei slechts beslag op een klein deel van de grond. Het vraagt geen extra investeringen. De hoogste prijzen krijgt men doorgaans in januari en februari. Als zodanig is het geschikt om uren in de winter rendabel te vullen. Bonen. Bonen voor de verse consumptie worden nog steeds met de hand geplukt. De teelt is daarom geheel verschillend van de teelt van bonen voor de fabriek. Het plukken vindt plaats in juli-augustus. Het is dan vaak mogelijk om scholieren in te schakelen. De hoogste prijs wordt gemaakt in het begin van het seizoen. Het is daarom aan trekkelijk om een vroeg gewas te telen, door vroeg te zaaien, liefst op een beschutte plaats Bloemkool. Te beginnen met winterbloemkool kan er geoogst worden van eind april tot eind november. De teelt van bloemkool in de zomer is echter een zeer gespecia liseerde aktiviteit, die in principe meer past op een groenteteeltbedrijf. De mogelijk heden voor het opkweken van planten en voor het beregenen zijn op een landbouw bedrijf meestal niet aanwezig.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 31