E1
E1
Hoofdbestuur
vergaderde
\7IJF EN TWINTIG jaar geleden, n.l. op 1 januari 1951,
startte de Onderlinge Verzekering Maatschappij
van de ZLM haar werkzaamheden. Het toenmalige hoofd
bestuur van de ZLM kwam tot oprichting van deze Onder
linge omdat uit onderzoekingen was gebleken, dat de
ZLM-leden niet alleen zeer verschillende premies betaal
den, maar ook, gezien vanuitjde provinciale hoek, veel te
veel. Er moest in dit opzicht geld te besparen zijn voor
de leden.
Zoals gesteld de Onderlinge werd opgericht; er werd
een bestuur gekozen en schrijver dezes werd met de uit
voering belast. De start was blanco en voor de konkur-
rentie al bij voorbaat een doodgeboren kind.
Mede aan de hand van de toen bestaande Onderlinge in
de Kring Schouwen en Duiveland werden voorwaarden,
tarieven en polissen opgesteld. Een enquete eind 1950 on
der de ZLM-leden had geleerd dat er wel belangstelling
bestond maar dat, op grond van lopende kontrakten,
slechts geleidelijk aan het aantal verzekeringen zou
groeien. Welnu, we gingen van start met 84 objekten en
eindigden het 1e boekjaar 1951 met 573 verzekerde voer
tuigen, t.w. 290 personenauto's en 283 tractoren. De pre
mie voor een all-riskverzekering van een auto van 8.000
bedroeg ƒ120 en voor een traktor van 8.000 precies
55! Andere branches, zoals bromfietsen, combines en
landbouwmachines verzekerden wij in de beginperiode
niet.
Het eerste boekjaar was zeer suksesvol, want de 573
verzekerde objekten brachten ƒ28.217,aan premie op.
Het W.A. risiko was volledig herverzekerd en kostte ons
ƒ11.453,terwijl aan kaskoschade werd uitbetaald
3.956,Aan administratiekosten werd 2.500,be
taald en aan provisies 1.427,Overige onkosten be
droegen 3.400r'
Het eerste boekjaar sloot derhalve af met een batig sal
do van 6.252,Dit batig saldo kwam overeen met ruim
35 van de kaskopremie. In latere jaren hebben wij zo'n
hoog overschot nooit meer bereikt!
Nogmaals een suksesvol jaar, waarin wij ons van meet-
af hadden voorgesteld een maxima aan service te verle
nen. Een kaskoschade werd op dezelfde dag betaalbaar
gesteld als de rekening was binnengekomen. Wij wisten
dat dit onze kracht moest zijn!
TN de afgelopen 25 jaar hebben wij uiteraard in hoge
mate mee geprofiteerd van de snelle ontwikkeling
van het gemotoriseerde verkeer in Nederland. Was het in
1951 nog een luxe, wanneer men over een auto of traktor
beschikte, thans is het gemeengoed geworden voor ieder
een. Vanuit deze ontwikkeling valt mede de groei van on
ze O.V.M. te verklaren. Aan de andere kant dachten wij,
dat de O.V.M. volledig aan haar opdracht heeft beant
woord, n.l. een Onderlinge te zijn, waarbij men tegen zeer
billijke tarieven en goede voorwaarden kon en kan ver
zekeren. De verschillen in premie met andere maatschap
pijen zijn in de loop der jaren alleen maar groter gewor
den. De zwartkijkers en diegenen, die zo hoopten dat het~
zou mislukken hebben ongelijk gekregen!
Na 25 jaar O.V.M. is het verzekerde bestand uitgegroeid
tot rond 44000 objekten en het premie-inkomen gegroeid
tot ruim 10 miljoen gulden. Daarnaast zijn allerlei andere
verzekeringsaktiviteiten ontstaan. Wij hadden in die 25
jaar gemakkelijk 100.000 voertuigen verzekerd kunnen
hebben. Het bestuur blijft echter op het standpunt staan,
dat veel nog niet goed betekenen moet.
O.V.M. gaat rustig door en is dank verschuldigd
aan de oprichters, die destijds voor u alweer een
wijs besluit namen. Ook dank aan diegenen, die reeds
vanaf het eerste uur hun vertrouwen stelden in de O.V.M.
Zij hebben het fundament gelegd, terwijl er nog geen cent
in kas was. De kat uit de boomkijkers kwamen pas later
en nu staat men in de rij om bij de O.V.M. te mogen ver
zekeren.
Het is de O.V.M. voor de wind gegaan, jazeker en dat u
daar dan nog lang van mag profiteren; althans op een
nette manier!
U hebt bij de prolongatienota's voor 1976 een sticker
aangetroffen met daarop het wapen van onze mooie pro
vincie, waar we gevestigd zijn. Het verzoek was en is de
ze sticker op uw auto te bevestigen, zolang deze bij de
O.V.M. verzekerd is. Dat wil zeggen als u de verzekerde
auto inruilt zou de sticker er af moeten, want het is niet
de bedoeling, dat anderen met dit embleem gaan rijden.
Als we elkaar dan tegenkomen, waar ook in Nederland of
daarbuiten is meteen te zien, dat we bij dezelfde O.V.M.
onderdak genieten.
Er zijn ook nog wel andere bijkomende punten te noe
men, waarom deze sticker zo belangrijk is. De stickers
zijn beslist niet bedoeld om er 4 of 5 op één bromfiets te
plakken. Zij worden door ons ook niet uitgedeeld aan
verzamelaars.
Tenslotte verwachten wij in dit jubileumjaar de 50.000
objekten te halen. Wat wij nog steeds doen, net als 25
jaar geleden, is de schades op dezelfde dag afwikkelen
als de rekening of het expertiserapport binnenkomt.
Trouwens alle post trachten wij dagelijks te verwerken.
Wat wij nog meer doen? Och, laat maar zitten! Wij gaan
rustig door en rekenen daarbij heel veel op uw vertrou
wen. Want alleen op deze basis is goede samenwerking
mogelijk! deL.
(Vervolg van pag. 17)
De richtprijs (ƒ51,is voor de Nederlandse tarwe-
teler een utopie. Voor de buitenstaander geeft het in de
krant zetten van deze richtprijs dus een vertekend beeld
Een nieuwigheid is de z.g. referentieprijs (ƒ45,voor
baktarwe. Hoe dit zich zal ontwikkelen durfde de heer
Doeleman niet te voorspellen nu het probleem van bak
en voertarwe nog niet is opgelost. Brussel wil het pro
bleem afwentelen op de aanbieder van de tarwe, maar
niemand weet wat de normen zijn. Nu zou „Brussel" over
gangsmaatregelen overwegen. De heer Doeleman was
van mening dat deze overgangsmaatregel alleen maar kan
inhouden dat alle tarwe tegen referentieprijsniveau afge
zet kan worden omdat het niet mogelijk is voor het ko
mende seizoen de verschillende rassen apart te houden
(geen betrouwbare controle). Een ander produkt, dat van
invloed op de tarwe zal zijn, is de mais. De voorgestelde
richtprijs van mais van 46,45 betekent een drempelprijs
bij invoer van 45,50. Uitgaande van een verschil in
voerwaarde van 2,ten nadele van de tarwe kan dat
betekenen dat het voor de mengvoederindustrie aantrek
kelijk wordt bij 43,ƒ43,50 inlandse tarwe te ver
werken. De heer Doeleman vroeg zich af wat in dat geval
de Nederlandse meelindustrie zal gaan doen, m.a.w. hoe
„slecht" zal onze tarwe dan blijken te zijn.
Brussel werd door hem verweten niet op de hoge we
reldmarktprijzen voor tarwe te hebben ingespeeld door de
voorraden te exporteren, waardoor de problemen weer af
gewenteld worden op de boer! Bovendien komen door de
voorstellen voor mais en tarwe de belangen van veehou
der en akkerbouwer tegenover elkaar te staan. „De geor
ganiseerde landbouw zal deze ontwikkeling beslist af
moeten wijzen", aldus de heer Doeleman. Terwijl volgens
de deskundigen de wereldvoorraad tarwe te laag is zitten
we in Nederland met een voorraad van 480.000 ton of wel
68 van de beginvoorraad. Deze voorraad moet op tijd
voor de nieuwe oogst worden opgeruimd!
De heer Doeleman wijdde voorts nog aandacht aan de
suikerprijs. „Naast het bezwaar tegen de te geringe ver
hoging (voor Nederland 6 is de maximum quotum toe
wijzing van belang". De toewijzing van 117,5 bij een
mengprijssysteem betekent bij een gelijk bietenareaal als
afgelopen jaar een flink overschot aan C-suiker. Bij een
toewijzing gelijk aan het contractenstelsel-^35 zou er
geen C-suiker zijn. Ook hier laakte hij het Brusselse be
leid dat eerst de bietenteelt stimuleert en nu weer afremt.
Overigens sprak hij zich uit voor het mengprijssysteem,
omdat dat de meeste waarborg geeft dat de bietenteelt
daar plaatsvindt waar die het beste thuishoort. „Kan of
wil Brussel geen evenwichtig beleid voeren?" zo vroeg de
heer Doeleman zich af. „Als boer weten wij dat het onjuist
en onverantwoord is de markt achterop te zaaien. Het
wordt hoog tijd dat Brussel daarmee rekening houdt en
wat minder aan paniekvoetbal gaat doen. Dat zou voor de
landbouw wat meer rust betekenen, waar wij inderdaad
hard aan toe zijn", zo besloot de heer Doeleman.
Door Ir Luteijn kon aanvullend de verheugende mede
deling worden gedaan dat door de P.D. M.C.P.A. op aard
appelen nu is vrijgegeven!
VEEHOUDERIJ
T}E heer J. M. van Heijst deelde in zijn veehouderij-
overzicht mede dat de gebruiksveemarkten maar
krap voorzien worden. Het slachtvee is goed te plaatsen
tegen iets oplopende prijzen. Ook de varkensprijzen zit
ten in de lift en doen momenteel een recordprijs. Hieruit
blijkt dat de „cyclus" in de varkenshouderij nog steeds
geldt, aldus de heer Van Hejjst: een stabiele prijsvor
ming is moeilijk te verwezenlijken. „Men ziet dan ook dat
er momenteel weer nieuwe varkensstallen gebouwd wor
den maar het is toch goed dat men ook onder ogen ziet
dat de prijzen zo niet zullen blijven". In de zuivelsektor
hebben de voorstellen van de Europese Commissie grote
onrust veroorzaakt: „Ze zijn absoluut onaanvaardbaar".
Deze voorstellen betekenen dat er voor minstens 2/3 deel
van de melk in 1976 voor een prijsverhoging, praktisch
(Zie verder pagina 28.)
HET Nederlandse bedrijfsleven is somber gestemd
over de te verwachten ontwikkeling in 1976. Uit de
Nieuwjaarsredes van de voorzitters van onderscheidene
Kamers van Koophandelmede gebaseerd op een enquete
betreffende de gang van zaken over 1975, en de orderpo
sitie wordt in 1976 geen verbetering verwacht. De meeste
bedrijven verwachten een stabilisatie op het niveau van
1975. Een niveau waarvan meer dan de helft van de be
drijven een onrendabele bedrijfsvoering constateert! Het
onderzoek betrof bijna 55.000 bedrijven, waarin 1.3 mil
joen mensen werkzaam waren.
De oorzaken van de slechte gang van zaken wordt ver
schillend aangeduid. De voorzitter van de K. van K. te
Maastricht, mr Meyer Viol, wijdt de slechte gang van za
ken vooral aan het regeringsbeleid. Hij zegt dat het anti-
inflatiebeleid, van de regering heeft gefaald en motiveert
aldus:
„Onze regering heeft op het zakelijke vlak gefaald. Zij
heeft een tijdige afremming van de conjunctuur verzuimd
en zelfs, integendeel, door een voortdurende vergroting
van het staatsdeel in het nationaal inkomen, in belangrij
ke mate tot een te grote stijging van de vraag bijgedra
gen. Als gevolg daarvan voelen nu brede lagen van onze
bevolking dat zulk een politiek funeste gevolgen kan
hebben. Een verder gevolg van de huidige situatie en
vooral in ons land is een gebrek aan durf bij de con
sument om te consumeren en bij de producent om te in
vesteren".
IJ ET instrumentarium dat de regering in overwegende
n mate heeft gehanteerd, heeft zich volgens mr Mey
er Viol in overwegende mate beperkt tot het injecteren
van geld in onze economie, hoofdzakelijk langs de weg
van aanvullende werken. Het doel om de bestedingen te
bevorderen is slechts zeer gedeeltelijk bereikt.
Mr Meyer Viol is van mening dat binnen het kader van
de te nemen overheidsmaatregelen en zonder de inflatie-
bestrijding uit het oog te verliezen, de regering verlaging
vcm de directe belastingen zou moeten overwegen.
Met een dergelijke maatregel zou een verbetering van
het reële loonanders dan via loonsverhogingen, respec
tievelijk kostenverhogingen worden bereikt en tevens
zou een verhoging van de besteding kunnen worden ge
realiseerd, waardoor de financieringslast in de vorm van
voorraden aanzienlijk vermindert en wellicht de investe
ringsneiging zal toenemen.
Thans is het zo dat de gehele last van de groei van de
collectieve sector wordt afgewenteld op het bedrijfsle
ven, dat zich tegelijkertijd genoodzaakt ziet, uit overleve
ringsoverwegingen de last weer af te wentelen op de con
sument. De kritische grens is echter al ver overschreden,
omdat aan het concurrentievermogen van ons bedrijfsle
ven al in ernstige mate afbreuk is gedaan. In een tijd,
waarin het bedrijfsleven alle zeilen moet bijzetten om te
overleven; in een tijd waarin in feite wordt geschreeuwd
om nieuwe investeringen, wordt het bedrijfsleven gecon
fronteerd met veranderingen op het ideologische vlak, zo
als bijvoorbeeld de voorstellen betreffende personeelsra-
den en vermogensaanwasdeling. Zeker n umoet men het
bedrijfsleven de mogelijkheid c.q. de rust laten om in te
spelen op de moeilijke economische situatie en op de ver
anderingen van velerlei aard, die zich in de maatschappij
voordoen".
1EN andere voorzitter van de K. v. K., namelijk die
van Twente ir. Bosscher), heeft in zijn jaarrede ge
zegd ernstig teleurgesteld te zijn o^'cr het feit dat de eco
nomische wetenschap op een aantal punten heeft gefaald.
De laatste jaren is het, zo zei hij, immers niet mogelijk
gebleken enigermate die algemene sociaal-economische
doelstellingen te verwezenlijken, die in Nederland bij
herhaling door de Sociaal-Economische Raad en de rege
ring zijn geformuleerd:
1. een hoge graad van werkgelegenheid.
2. een stabiel prijspeil.
3. een betalingsbalansevenwicht
4. een gestadige, evenwichtige economische groei
5. een aanvaardbare inkomensverdeling.
Het is alles ook wel wat veel gevraagd misschien, aldus
ir Bosscher, maar dat we de laatste jaren niets verder zijn
gekomen in het bereiken van deze doelstellingen is een
ernstige zaak. Hij zei, dat zijn vertrouwen in de economen
ernstig geschokt is, omdat zij ,ons jarenlang hebben voor
gehouden, dat in onze tijd de overheden over zodanige
instrumenten beschikken en dat in het economische stel
sel in zodanige mate automatisch werkende conjuncturele
stabilisatoren zijn ingebouwd, dat daardoor tenminste op
een belangrijke afvlakking van de conjunctuurgolven ge
rekend mocht worden".
'EN les die hieruit valt te leren is o.i. dat van elke
ondernemer wordt gevraagd in hoofdzaken zijn
eigen boontjes te doppen.
Een onderneming kan niet voortbestaan en gedijen dank
zij regeringsbeleid en voorlichting van topfiguren op eco
nomisch gebied. Veelal is het niet „dank zij" maar „on
danks".
En dat er nog bloeiende ondernemingen in ons land zijn
is dus in belangrijke mate terug te voeren tot de werk
kracht en het inzicht van de individuele ondernemer.
In het verleden is gebleken dat deze werkkracht en dit
inzicht voldoende zelfvertrouwen kunnen opwekken om
ook onder ongunstige omstandigheden te blijven bouwen
aan een gezonde en rendabele onderneming.
En dat is dan een zeer positieve faktor! TTTTrr,
PAAUWE