Advisering
rundvee-
voeding in
nieuwe banen
Goed oud grasland
niet herinzaaien
Bedrijfsbeëindigingsregeling
O. en S.-Fonds versoepeld
en beëindigingsvergoeding
verhoogd
16
Ir. J. DE JONGE,
C.R.A. - Roermond.
de melkveebedrijven komen. Dus koppeling van melkoom-
trolegegevens met (kracht)voeradvisering.
Op basis van een en ander is medio 1974 in de fokver-
eniging „Venray e.o." gestart met het proefobject „Koppe
ling melkcontrole-vëêvoeding" en één dezer dagen is het
rapport hierover, resultaat van gezamenlijke inspanning
van medewerkers van het Bedrijfslaboratorium, de Fokver-
eniging „Venray e.o." en C.R.A. Roermond, verschenen on
der de titel: Proefprojekt Venray „voederplan- en rantsoen-
berekening met kradhtvoerbewaking op basis van de gege
vens van de melkproduktiekontrole".
Omtrent de opzet van de proef en de konklusies waartoe
de samenstellers naar aanleiding daarvan zijn gekomen volgt
hier een korte samenvatting.
JN de loop der jaren zijn diverse pogingen onder
nomen om de veevoedingsvoorlichting voor de in
dividuele veehouderijbedrijven vanuit centrale punten uit
te voeren. De inschakeling van de computer op het ter
rein van het ruwvoederonderzoek en de melkcontrole
heeft de mogelijkheden hieromtrent belangrijk vergroot.
Reeds in 1969 startte het Bedrijfslaboratorium voor
Grond- en Gewasonderzoek, in samenwerking met het
Consulentschap voor de veevoeding, met het ontwikkelde
systeem van Centrale Voederplan- en Rantsoenbereke
ning. (C.V.R.-systeem). Een op het ruwvoederonderzoek
op basis van aanvullende bedrijfsgegevens (veebezet
ting, voorraden e.d.) een voederplan voor de betreffende
stalperiode wordt berekend met een aantal grondrant-
soenen, die voldoende zijn voor onderhoud en produktie
tot 10 kg melk.
Eén van de problemen bij dit systeem is de arbeidspiek
in verband met de verzameling van de aanvullende gege
vens voor het voederplan door de assistenten van het
Bedrijfslaboratorium te Oosterbeek. Bovendien is geble
ken dat, vooral in de eerste jaren, een goede begeleiding
op de bedrijven noodzakelijk is, met als norm tenminste
twee bezoeken tijdens de stalperiode.
Aangezien deze werkzaamheden voor een groot deel
samenvallen met de arbeidspiek bij de bemonstering voor
het grond- en gewasonderzoek, kon niet verwacht worden
dat grotere aantallen bedrijven op deze wijze begeleid
kunnen worden.
^POGH is de behoefte, blijkens ervaringen, in 4e praktijk,
groot en was de vraag gewettigd in hoeverre door
samenwerking met andere organisaties in de rundveehou
derij sektor hierin verbetering zou kunnen worden gebracht.
Daarbiji zijn de gedachten uitgegaan naar de controleurs van
die Fok- en/of controleverenigingen, aangezien juist deze
mensen reeds meerdere jaren vertrouwd zijn met het wer
ken met de melkcontrolegegevens middels de computer en
in verband met hun werkzaamheden regelmatig toch al op
DE OPZET
|^E proef vond plaats in het werkgebied van de fokver-
eniging „Venray e.o.", een vereniging met ruim 200
leden en rond 8400 melkkoeien. Aan het projekt werdi deel
genomen door 109 bedrijven met 5500 melkkoeien met ge
middeld 48 melkkoeien per bedrijf. Op de overige bedrijven
(niet-deelnemers) kwamen gemiddeld 28 koeien voor.
Aan de hand van ruwvoederonderzoek, voederplan en
rantsoenberekening en krachtvoeradfviezen per koe op basis
van de gegevens van de melkproduktiekontrole is getracht
een optimale voeding van het melkvee te bewerkstelligen.
De ruwvoedermonstername en het opmeten van de te onder
zoeken partijen ruwvoer werd verzorgd door „Oosterbeek";
de 2 melkkontroleurs droegen zorg voor de aanvullende ge
gevens, alsmede de noodzakelijke begeleiding van de bedrij
ven; het Consulentschap Roermond verzorgde de veevoeder-
kundige 'instruktie.
Uit de samenwerkende instanties werd een begeleidings
commissie geformeerd, die richting gaf aan de te volgen
gang van zaken gedurende die proefperiode.
Uit de ruwvoedergegevens bleek, dat gemiddeld Ii2,8 kg
droge stof per dier per dag beschikbaar was, waarvan 10,2
kg in de rantsoenen werd verwerkt. Het aantal rantsoenen
bedroeg over de gehele stalperiode (160 dagen) 3,6 per be
drijf, zodat men gemiddeld 40 statdagen van één rantsoen
voerde. Op de meeste bedrijven kwamen 2 tot 3 soorten
ruwvoer voor. Snijmaiskuil en voordroogkuil waren de be
langrijkste produkten. Ruim 50 procent van de voorraad
droge stof bestond uit snijmais.
Op basis van ruwvoederonderzoek, voorraadgegevens en
veebezetting werden op 109 deelnemende bedrijven in totaal
392 ruwvoeder rantsoenen samengesteld. De uit zetmeel-
waarde mogelijke melkproduktie varieerde tussen 2 en 15
kg melk, uit voedernorm ruw eiwtit tussen 0 en 17 kg melk.
Afhankelijk van de gzw/vreverhoudimg werd een aanvulling
met pulp of een krachtvoermengsel geadviseerd. Met behulp
van de melkproduktiekontrolegegevens werden per indivi
dueel dier krachtvoeradviezen berekend. De totaal benodig
de voedterbehoefte bleek voor ongeveer 75 procent uit ruw-
voeders verkregen te kunnen worden; 25 procent moest uit
krachtvoer worden aangevuld.
VERHOOGDE MELKPRODUKTIE EN BESPARING
OP KRACHTVOER
|J IT de diverse reakties kan gekonkludeerd worden, dat
de presentatie van een afgerond pakket informatie
over de rundveevoeding, dat op deze wijze tot stand kwam,
goede perspektieven biedt voor de verbetering van de voe
ding en als gevolg hiervan een veiboging van de melkpro
duktie. Bij verwerking van de sitandaard-koegegevens van de
deelnemende en niet-deelnemende bedrijven bleek, dat de
deelnemende bedrijven reeds vóór de aanvang van de proef
een hogere gemiddelde standaardkoe-produktie hadden. Te
vens kwam naar voren, dat de toename van dit cijfer bij de
deelnemende 'bedrijven gedurende de proefperiode ondanks
het reeds aanwezige hoger niveau duidelijk sneller steeg,
dan dat van de ncet-deelnemende bedrijven.
Een goede introduktie bliikt zeer bevorderlijk te zijn voor
het slagen van deze wijze van rundveevoedingsvoorlichting.
De persoonlijke begeleiding van de veehouder is voor het
bereiken van optimale resultaten onontbeerlijk gebleken. Wel
mag verwacht worden, dat veehouders, die enkele jaren met
dit informatiepakket hebben gewerkt, zich met minder be
geleiding kunnen redden.
Uit de opgedane ervaringen is naar voren gekomen, dat
het goed slagen van deze vortm van rundveevoedingsvoor
lichting een positieve invloed heeft op de belangstelling voor
de melkkontrole, en dat de melkkontroleur bij: de uitvoering
van de werkzaamheden een zeer belangrijke rol vervult.
Gebleken is verder, dat d.m.v. dit systeem op krachtvoer
kaai worden bespaard, zonder dat dit ten koste gaat van de
melkproduktie. De krachtvoederadviezen lagen voor de
hoogproduktieve koeien meestal hoger en voor de laagpro-
duktieve koeien veelal lager dan door de veehoudersdeel
nemers voorheen aan krachtvoer werd verstrekt.
Bij de uitvoering van de werkzaamheden gedurende de
proefperiode is gebleken, dat die melkkontroleur een zeer
belangrijke rol vervult.
Gezien de zeer positieve reakties van het bedrijfsleven
loopt het proefprojekt Venray tesamen met nog 4 andere
gebieden in Friesland/Groningen, Drenthe, Zuid-Holland en
Noord-Brabant met in totaal ca. 400 bedrijven gedurende de
stalperiode '75-'76 door. Dit in het kader van het landelijk
projekt „Koppeling meLkkontrole-veevoeding", zodat te
zijner tijd verdere gegevens dienaangaande beschikbaar ko
men.
Proefstation voor de Rundveehouderij
Ook bij een diepere grondbewer
king levert herinzaai geen hogere
opbrengst aan droge stof en ruw ei
wit dan goed oud grasland. Aldus
de conclusie in P.R, rapport No 35,
„Invloed van herinzaai en stikstof
op de opbrengst en de botani
sche samenstelling van grasland",
een tweede verslag van een proef
te Giize van 1971 tot en met
1974, door ing. J. J. Woldring. Te
bestellen door overmaking van 5
op giro 2307421 van het P.R. te Le
lystad
In 1962 werd op een perceel zandbouwland te Gilze
(N.Br.) een proefveld aangelegd om de invloed van het
herinzaaien op de opbrengst en de botanische samen
stelling van het grasland na te gaan bij twee stikstof
niveaus.
De proef had de volgende objekten:
A herinzaai om de 2 jaar 30 en 60 kg N p. ha p. snede
B herinzaai om de 4 jaar 30 en 60 kg N p. ha p. snede
C ouder wordend grasland 30 en 60 kg N p. ha p.
snede
Het proefveld werd in augustus 1962 geploegd en inge
zaaid met een MKl-mengsel zonder klaver. Bij het her
inzaaien is niet meer geploegd, de oude zode werd ver
nietigd door te frezen, waarna ingezaaid werd met het
zelfde mengsel. In het verslag van G. Kirst over de ja
ren 1962 tot en met 1970 wordt gekonkludeerd dat her
inzaai van grasland om de twee of vier jaar op zand
grond onder deze omstandigheden alleen maar nadelen
opleverde. Zowel de opbrengst aan droge stof en ruw
eiwit als de botanische samenstelling van het ouder wor
dend grasland waren beter als dat van het heringezaaid
grasland.
OOK BIJ HERINZAAI NA DIEPE GROND
BEWERKING GEEN VOORDELEN
In het onlangs verschenen FR-rapport nr 35 zijn de
resultaten vermeid van de proeven tot en met 1974. De
her in te zaaien objekten werden in 1970 en 1972 20 cm
diep gespit om te voorkomen dat zaad van straatgras
zou gaan kiemen. Bij goed kerend spitten werd inder
daad minder last van straatgras ondervonden. Het per
centage was echter na herinzaai steeds hoger dan op
ouder grasland Het percentage engels raaigras was op
het ouder wordend grasland hoger dan op de heringe-
zaaide objekten.
OPBRENGST VAN OUDER GRASLAND HOGER
Zowel de droge-stofopbrengsten als de ruw-eiwitop-
opbrengsten van objekt C waren bijna elk jaar hoger
dan de opbrengsten van de objekten A en B. Alleen in
1973 was de opbrengst van objekt A hoger als gevolg
van een andere methode van grondbewerking en in-
(Vervolg van pagina 3.)
BEËINDIGINGSVERGOEDING
De ondenemer, die zijn bedrijf op termijn beëindigt,
ontvangt, zolang hij zijn bedrijf nog niet definitief heeft
beëindigd, de helft van de maandelijkse vergoeding, die
Hij zou hebben ontvangen bij beëindiging ineens (per 1
januari 1976 266,pm.).
Echter wordt over de grond, die de ondernemer van
de S.B.L. in bruikleen ontvangt, de vergoeding ineens
(hectare-vergoeding) pas uitgekeerd na beëindiging van
de bruikleen. In dit geval wordt een korting van 11%
toegepast voor elk jaar of gedeelte daarvan dat is ver
lopen na de goedkeuring van de aanvraag. Over de
overige grond, die is verkoel'.t, verpacht e.d. wordt de
volle hectare-vergoeding uitgekeerd.
zaaien en een relatief lange groeiduur van de eerste
snede. In 1974 is van een hogere opbrengst bij objekt A
niets meer te bespeuren.
De totale opbrengst van objekt B was ihoger dan die
van objekt A, wat moet worden toegeschreven aan een
lage produktie in de jaren van inzaai. Objekt A werd
namelijk om de twee jaar ingezaaid en objekt B om de
vier jaar. De produktie van grasland daalt naarmate
vaker wordt gescheurd en opnieuw ingezaaid. De totale
opbrengsten aan droge stof waren op objekt C het
hoogste. Gemiddeld over de twee stikstofgiften gaf ob
jekt A 13% minder opbrengst en objekt B 7,'8j%.
De meeropbrengst van gras door per snede 30 kg N
meer te geven was voor alle objekten vrijwel gelijk. De
gemiddelde meeropbrengst per kg N was voor alle ob
jekten 15 a 16 kg droge stof. De opbrengsten aan ruw
eiwit vertonen dezelfde tendenz als die van de droge
stof. Evenals bij de droge stof wordt de opbrengst aan
ruw eiwit lager, naarmate vaker wordt gescheurd en
opnieuw ingezaaid.
legen, zullen worden uitbetaald op basis van deze nieu
we bedragen.
VERSOEPELING BESTAANDE BEPALINGEN
De termijn van verpachting van de grond aan ande
ren dan de S.ÖBJL. of een ontwikkelingsbedrijf wordt
verlaagd van 12 jaar tot 6 jaar (wettelijke termijn).
Naast de weduwe zal ook de bloed- of aanverwant in
de eerste of tweede graad, die het bedrijf na overlij
den van de ondernemer heeft voortgezet, onder be
paalde voorwaarden voor de beëindigingsvergoeding
in aanmerking kunnen komen.
De mogelijkheden om ondanks een verkleining van
de oppervlakte van het bedrijf met meer dan 15%
toch in aanmerking te komen voor een bedrijfsbeëin
digingsvergoeding, zijn verruimd.
HA-VERGOEDING VERHOOGD!
In het bes.uit is tevens opgenomen, dat de vergoeding
ineens voor de vrijgemaakte cultuurgrond (ha-vergoe
ding) als volgt wordt verhoogd:
1.800 per ha (thans 1.200) bouw- en grasland, als
mede fruitteeltgrond;
5.400 per ha (thans 4.8000) bloembollen- en boomkwe-
kerijgrond, dan wel glastuinbouw;
4.000 per ha (thans 3.600) overige cultuurgrond; met
dien verstande dat de vergoeding ten hjoogste 36.000
bedraagt (thans 24.000)
Lopende aanvragen waarvan de datum van de voor
lopige overeenkomst op of na 23 december 1975 is ge-