Provinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in de landbouw in Zeeland vergaderde Provinciale Raad Bedrijfsontwikkeling Noord-Brabant vergaderde „Doel 1980" Struktuurnota Brabantse land- en tuinbouw 16 bedrijven waar een opvolger aanwezig is, alsmede de groep van jongere bedrijfshoofden, zien de samenstellers van „Doel 1980" als de ontwikkelingslij cn naar 1980. Wil de opvolger een toekomst hebben, dan zal echter een tijdige sprongsgewijze ontwikkeling noodzakelijk zijn. De jonge ondernemers doen er goed aan het geleidelijk proces van aanpassing van hun bedrijf voort te zetten, waarbij de minimumnormen van de betreffende bedrijfs tak goed in het oog moeten, worden genomen. In de hoofdstukken over de bedrijfssektoren rundveehouderij; varkens- en pluimveehouderijakker- en tuinbouw wordt hierop nader ingegaan. Diegenen in de middengroep, die tot de blijvers gerekend wil worden, zal grotere finan ciële risico's moeten aanvaarden. De middengroep van vandaag, dat niet verder lontwikkeld wordt, is het klei ne /bedrijf van morgen! Achtereenvolgens worden in de nota de vier bedrijfs sektoren behandeld, de te verwachte ontwikkeling pro- en het beschikbaar komen van meer grond. De grondprijzen vliegen de pan uit. „Liefhebbers" die wat grond wijlen hebben verergeren dit probleem. De verkaveling is in vele gebieden nog verre van ideaal. Het aantal bedrijven zal slechts zeer geleidelijk gaan af nemen. De verhouding van bedrijfshoofden, meewer kende zoons en werknemers zal hetzelfde blijven. De voortgaande kostenstijging en inflatie zal ade bedrijven maar vooral de middengroep en de achterblijvende be drijven- treffen. Het verteerbare inkomen dat zij neg konden bereiken wordt steeds verder uitgehold. Zo voortgaande wordt het voor hen een wedloop met de tijd! Welke eisen stelt landbouw voor een rationele be drijfsvoering aan grond en ruimte in het kader van de beleidspro'blematiek? Maatschappelijke groeperingen moeten voor de landbouwproblemen begrip hebben, zo is de konklusie van dit Struktuurrapport. Goede overleg- De titel voor de 2e Struktuurnota van de Prov. Raad voor Bedrijfsontwikkeling voor Noord-Brabant is om twee redenen gekozen. In de eerste plaats omdat een duidelijke doelstelling nodig is om in de komende jaren de bedrijfsontwikkeling in goede banen te kunnen leiden. Daarbij is, aldus het „Ten geleide" het „Denken Op Een Lijn" van allen die zich met de landbouw bezig houden van grote betekenis. Daarbij is gekozen voor een korte nota, waarbij de ingewikkelde sociale fiscale gezinsproblematiek zoveel mogelijk buiten beschouwing is gelaten. Wel staat de kontinuïteit van de landbouw centraal en wordt er nadrukkelijk op gewezen dat daar voor de konkurrentiekracht voor de bedrijven zo groot mogelijk dient te zijn, waarvoor armslag en ruimte nodig is en bij 'het aanleggen van beperkingen het zorgvuldig afwegen van belangen dient plaats te vinden. Vandaar dat in de nota een apart hoofdstuk aan de bedr'ijfspro- blematiek isbest eed, waarin benadrukt wordt dat bij het opstellen van plannen en voorschriften door de overheid de landbouw betrokken moet worden teneinde haar belangen daarbij te kunnen inbrengen. Speciaal is ook aandacht besteed aan de zgn. „middengroepen" en de problematiek waar deze -groep bedrijven zich voor ge steld ziet. Na een kort overzicht over de ontwikkeling tussen 1960 en 1975 wordt ingegaan op de huidige situatie waar bij erop gewezen wordt dat vanuit een veelal slechte situatie veel goede en gezonde bedrijven konden worden opgebouwd, waardoor de kracht en konkurrentie-postitie van veel Brabantse bedrijven sterk verbeterd is. Er zijn echter ook minder gunstige neveneffekten. Zo roept de snelle uitbreiding van de veehouderij en de concentratie van intensief bodemgebruik mest- en milieuproblemen op. Door de technische mogelijkheden en nieuwe vindin gen worden steeds meer bedrijfsgenoten naar steeds grotere bedrijven gestuwd. Er zijn echter grenzen en -meer aandacht voor de kwalitatieve bedrijfsvoering ver dient de aandacht. De nog steeds aanwezige driedeling in de bedrijfsvoering voortrekkers, middengroep en ach terblijvers geeft aan dat op Let pad van een goede struktuur maar slechts weinig gevorderd is Integendeel de verschillen zijn door de omstandigheden en moge lijkheden groter geworden! „Niet meer, maar wel beter!", voortgaande verster king van de konkurrentiekracht van de bedrijven, ver traagde (groei van de produktieomvang van grote be drijven en aan'dacht voor de middengroep, vooral voor duktie-omvang omschreven. Het gezinsbedrijf met twee produktietakken, zo is de verwachting, zal ook in 1980 nog veel voorkomen. Ten behoeve van de middengroep is een poging gedaan om een ondergrens vast te stellen voor een rendabele exploitatie van een produktietak. Deze ligt voor een bedrijf met twee produktietakken bijv, op 15 ha kultuurgrond 'met 30 melkkoeien en 60 fokzeu- gen of 400 slachtvarkens. Deze ondergrens is mede af hankelijk van de schuldenlast op het bedrijf en de kwa litatieve bedrijfsvoering. We kunnen, aldus de nota, niet ontkomen aan een ontwikke ing waarbij de verschillen tussen de bedrijven steeds groter worden- We zien nl. opbouw aan de ené kant en afbouw aan de andere kant. Vooral de produk tietakken van kleine omvang zijn aan het verdwijnen. Deze zijn veelal afkomstig van kleine bedrijven. De druk op de kultuurgrond is ontstellend groot. Er is geen evenwicht tussen ontwikkelingsbehoefte van bedrijven Foto Cultuur ^Technische Dienst strukturen zijn hierbij noodzakelijk. Landbouw is nauw betrokken bij streekplannen, bestemmingsplannen bui tengebied, natuur en landschap, milieu-beheer, hinder wet, welzijn van dieren, enz. Een eenzijdige benadering van deze problematiek doet schade aan de landbouw en bemoeilijkt de maatschappelijke integratie. Met deze no ta wil de Provinciale Raad het inzicht daarin vergroten zodat een goede en zorgvuldige afweging van belangen kan plaatsvinden Wat de bedrijven betreft wordt inge gaan op de specifieke problematiek van enkele groepen die in moeilijke omstandigheden verkeren. Naast de vela bekende kanalen wordt in deze nota de taakstelling van Provincie en Gemeenten onderstreept en nogmaals be nadrukt dat wederzijds begrip een onmisbare voorwaar de is om „de landbouw" goed te doen funktioneren. Dat velen, vooral van buiten de landbouw, van deze proble matiek kennis nemen, lijkt ons één van de belangrijkste punten van „Doel 1980"! In de 85e vergadering van de Zeeuwse Prov. Raad voor de Bedrijfsontwikkeling op 19 december j.l. werd in verband met de toenemende belangstelling in Zeeland voor de werkwijze van een mestbank, door de heer Ing. J. E. C. de Bresser, sekretaris van de Stichting Brabantse Mestbank te Tilburg over de aard en werkwijze van een dergelijke mestbank een uiteenzetting gegeven. De Brabantse Mestbank is een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam waarvoor de stichtingsvorm bij de op richting in 1972 werd gekozen. Het bestuur wordt ge vormd door praktici uit de verschillende produktiesek- tören. Er is voor vier jaren een overeenkomst met de Stichting O.- en S.-fonds afgesloten, die voorziet in een bepaalde subsidie, afhankelijk van het tonnage verplaat ste drijfmest. De afnemer ontvangt van de mestbank een bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van de trans portafstand en de aard van de drijfmest, waarbij onder scheid wordt gemaakt tussen kippedrijfmest, welke een hogere waarde heeft dan overige drijfmestsóorten. Dat de afnemer een bijdrage ontvangt is verklaarbaar omdat hij ook de transportkosten voor zijn rekening neemt. De Raad was van oordeel dat de agrarische struktuur van Zeeland niet van dien aard is dat hierdoor de oprich ting van een Zeeuwse Mestbank wordt gerechtvaardigd. Eventueel samengaan met de Brabantse Mestbank is daarom geboden indien hiermede metterdaad ook in een behoeft wordt voorzien. Deze behoefte lijkt aanwezig in verband met de produktie van 2500 a 3000 m3 kippedrijf mest 's jaars in Zeeland waarvan de afzet problematisch is. Bovendien was de Raad van oordeel dat indien de mestbank voor de afzet van deze kippedrijfmest in Zee land bekendheid verkrijgt, wellicht in de toekomst de bank ook een rol kan spelen bij de afzet van Brabantse drijfmest naar Zeeland. VOORLICHTINGSPROGRAMMA 1975/16 C.A.R.-GOES Na een toelichting door de heer Ir. L. Th. J. M. de Wit, neemt de Raad met belangstelling en waardering ken nis van het goed doorwrochten voorlichtingsprogramma 1975/'76 van Ihet Zeeuwse Consulentschap voor de Ak kerbouw en de Rundveehouderij. BEGELEIDINGSCOMMISSIE KONTRAKTPRODUKTTE De Raad nam kennis van de oprichting van de Bege leidingscommissie kontraktproduktie door het bestuur van het Landbouwschap en de regionale advieskommis sies. Gezien de omvang van de Zeeuwse kontraktproduk tie acht de Raad aansluitend bij de regionale kontrakt- advieskommissie voor Noord-Brabant organisatorisch een juiste gang van zaken. STRUKTUURENQUÊTE AKERBOUW De struktuurenquête Akkerbouw, welke op basis van vrijwilligheid plaatsvindt, vordert goed. De uitvoering geschiedt door de D.B H.'s en de assistenten-D.B.H., voor zover nodig aangevuld met enkele tijdelijke krachten. Met grote instemming vernam de Raad, dat de bedrijfs- voorlichters niet bij de uitvoering betrokken zijn of worden. BORGSTELLINGSFONDS- EN ONTWIKKELINGS AANGELEGENHEDEN Door de Provinciale Advieskommissie voor het Borg- stel'iingsfonds en voor de ontwikkelingsaangelegenheden van het O.- en S.-fonds voor de Landbouw in Zeeland werden in de vergaderingen van november en december drie B.F.-aanvragen behandeld. Eén landbouwaanvraag werd toegewezen met een garantie van 60.000. Eén land bouw- en één tuinbouwaanvraag werden afgewezen. Twee samenwerkingsverbanden werden goedgekeurd met een totale bijdrage van ƒ21.469. In de op 18 november van het vorig jaar gehouden vergadering van de Prov. Raad voor de Bedrijfsontwik keling in Noord-Brabant, (zo blijkt uit het verslag dat ons pas in het nieuwe jaar bereikte) nam de Raad met veel belangstelling kennis van de nieuwe subsidierege ling voor boerderijverplaatsing in ruilverkaveling, die door Ir- C. Lambregts, H.I.D. Landinrichting in Noord- Brabant, werd toegelicht. Nu de stichtingsnormen aan merkelijk zijn verhoogd en de verplichting om de oude gebouwen aan de S.B.L. te verkopen niet .meer geldt, zal naar het cordeel vari de Raad de animo voor de regeling toenemsn. In de ruilverkavelingen Zonzeel en Midden Maasland is dit reeds merkbaar. De voorlichting zal haar aktiviteiten richten op kandidaat-verpiaatsters. DE RELATIENOTA Het is nog onduidelijk welke uitgangspunten moeten worden gehanteerd om tot vergoedingsnormen te ko men voor het be':eer en onderhoud, welke nodig zijn voor instandhouden van natuurwaarden. Belangrijk daarbij zijn volgens de Raad: de vrijwillige beperkingen, die men zich oplegt; de daling van de grondwaarde door vermindering van de mogelijkheden tot strukturele bedrijfsverbe- tering. Bij het bepalen van de vergoedingen zal hier mede ernstig rekening moeten worden gehouden. Een goed voorbeeld zag de Raad in Zeeland waar in de ruilverkaveling „PoeLHeinkenszand" overeenstem ming is bereikt over vergoedingsnormen voor het ganzengebied, voor bouwland en heggenlandschap. STRUKTUURNOTA „DOEL 1980". De Raad besteedde veel aandacht aan de „koncept struktuurnota" waarbij een aantal principiële punten aan de orde kwam. Met name was de Raad van mening, dat daarin ook moest worden ingegaan op de alternatie ve landbouw, de mamoetbedrijven en de voorgaande be perkingen voor de landbouw ten gunste van natuur en landschap en deze punten in de nota op genomen moes ten worden. DISKUSSIENOTA STREEKPLANNEN De Raad besloot tezamen met de Gewestelijke Raad te reageren op de ter inspraak ontvangen diskussienota inzake de streekplannen Oost- en Midden-Brabant. In gegaan zal worden op de geringe prioriteit die in de uitgangspunten aan de landbouw is toegekend ten op zichte van natuur en landschap.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 15