Vooruitzichten vlasteelt
in 1976 zijn goed
H°? is het nu gesteld met de voorraad afgewerkt pro-
dukt bij de vlasser, spinner, enz. Daarvoor zijn twee
hoofdlijnen: 1. de lange vezel (dauwroot, waterroot) en 2.
de korte vezel.
Rundvleesproduktie
Juiste voeding geeft
beste resultaat
H1
30
A. Ch. J. WIJFFELS,
voorzitter Bedrijfschap voor
de Vlasindustrie.
XAAAR weinig telers hebben in 1975 vreugde beleefd
aan hun perceel vlas, gezaaid in een slechte stuuc-
tuur na zes maanden regen vooral Zeeland had als het
ware een inundatie achter de rug gevolgd door een
koud, droog voorjaar en een hete zomer. Hierdoor is het
gewas vlas ontstaan dat qua opbrengsten ver beneden
het gemiddelde lag, namelijk ongeveer 5500 kg ongere-
peld vlas per ha. Het korte vlas is voor de industrie duur
in bewerking, zodat voor het „magere beestje" slechts
lage prijzen konden worden gegeven. De begrijpelijke
reactie van veel zaaiers was dan ook: hiermee houden we
op, geen vlas meer! De teleurstelling bij velen is zo groot
dat zelfs de animo om vlasland te verhuren, verminderd is.
Toch zijn wij van mening dat de perspectieven voor
oogst 1976 beslist gunstiger zijn. Ook nu geldt weer, dat
men zich niet moet laten beïnvloeden door de laatste er
varingen, maar vooruit moet zien en moet trachten te ont
leden welke perspectieven er voor oogst 1976 zijn.
wij onze afzetkansen proberen af te wegen, zijn er
twee hoofdelementen namelijk a) hoe staat het met
de voorraden bij de industrie en b) hoe is de situatie bij de
verder verwerkende industrie.
Hoe staat het met de voorraden bij )de industrie
Voor een goed inzicht moeten wij even terugzien. De op
pervlakten waren voor de drie landen in de laatste vijf jaar:
1971 1972 1973 1974 1975
ha ha ha ha ha
België 12.453 8.043 6.644 8.800 9.300
Frankrijk 46.460 38.224 35.870 41.726 43.622
Nederland 7.115 6.086 4.960 7.582 5.200
66.025 52.358 47.474 58.108 58.112
Het areaal in 1973 was klein met een matige opbrengst in
veel streken. In het verkoopseizoen 1973/1974 liepen de
vlasvezel- en lijnzaadprijzen (eiwit voor de veevoedersector)
belangrijk omhoog en werd dus ook het strovlas tegen stij
gende prijzen verkocht. Het gevolg was dat 1974 een flinke
areaaluitbreiding te zien gaf. Bovendien waren de opbreng
sten per ha zeer goed zodat de vlasserij flink bevoorraad
werd. Daar kwam nog bij, dat de bewerking op de visserij
geremd werd door de slechte herfst van 1974 en het natte
voorjaar van 1975. Er was dus nog flink wat over van de
oude voorraad strovlas toen oogst 1975 gereed was.
|^E oogst 1975 waarvan het areaal vrijwel gelijk was
aan dat van 1974 had echter opbrengsten die nau
welijks meer waren dan de helft van de normale, waardoor
iedere vlasserij veel minder binnenkreeg dan van de aange
kochte hectares verwacht werd. Het restant van oogst 1974
kwam dus goed van pas en is noodzakelijk om de normale
aktiviteit tot oogst 1976 te kunnen volhouden. Het betekent
driftig gekocht had, begon zich onder invloed hiervan en de
hoge rentes van de markt terug te trekken en bracht zijn
eigen werkvoorraden tot een minimum terug. Zodoende
drukte de voorraadlast in de zomer van 1975 op de vlasserij.
Als wij aanbod en vraag bij de aanvang van de campagne
1975/1976 op een rijtje zetten, krijgen wij de volgende cij
fers:
Grondstofsituatie
Ibegin voorraad vezels
produktie
importen
begroot
54.964 ton
104.000 ton
28.000 ton
feitelijk
70.827 ton
60.000 ton
15.000 ton
Vraag
spinnerij; andere sectoren
touwslagerij-mengvezels
export buiten EG
186.964 ton
76.600 ton
20.000 ton
28.000 ton
145.827 ton
60.000 ton
16.000 ton
18.000 ton
124.600 ton
94.000 ton
Ondanks dus de sterk verminderde vraag, rond 30.000 ton,
zal door de lage produktie in 1975 (60.000 ton in plaats van
104.000 ton) de voorraad aan het eind van de campagne
slechts 51.000 ton zijn terwijl men een ijzeren voorraad
van 60 a 70.000 ton noodzakelijk acht.
iQN'DER invloed van deze kennis en gezien de spinkwaM-
teit van de perfecte dauwroot 1975 is de kooplust en
prijsvorming voor deze sector duidelijk verbeterd. De water-
root, zg. witvlas, bijna uitsluitend nog van oogst 1974 aan
geboden, kent nog een moeilijke afzet. Gezien het beperkte
aanbod van dauwrootvlassen van oogst 1975 verwacht men
in de komende weken ook een verbetering voor het witvlas.
De korte vezels kennen in alle sectoren een goede prijsvor
ming en een vlotte afzet, waardoor reeds duidelijk sprake is
van een schaarstesituatie.
Als wij proberen de verschillende elementen op een rij
tje te zetten, komen wij tot de volgende verdeling: hoe
zijn de teeltperspectieven en hoe zijn de afzetmogelijk
heden.
Onze gronden hebben een ideale herfstbewerking kun
nen krijgen. Het ,,zeer" van vorig jaar is door de droge
zomer en de prachtige herfst voor de meeste percelen ge
nezen. Het land is goed geploegd, liep prachtig om en
gaat onder ideale omstandigheden de winter in. Een oude
boerenwijsheid zegt: goed geploegd, is half bemest. Geen
stiefmoeder aarde dus, maar een heerlijke akker, die op
zijn zaad wacht om tezijnertijd zijn vrucht te geven. Er kan
dus zonder meer gunstiger gestart worden met vertrou
wen in de natuur.
Teneinde een noodzakelijke bevoorrading te verzekeren,
zou voor 1976 een uitzaai van 60 k 63.000 ha gewenst zijn.
Het bedrijfsleven verwacht een uitzaai van maximaal 54
k 56.000 ha. Daarvoor zal een duidelijke verbetering in de
marktsituatie moeten komen, anders kan dit niet bereikt
worden. Het is dan ook duidelijk dat er dan in 1976 en 1977
een situatie kan ontstaan waarin de vraag niet beantwoord
kan- worden, hetgeen een groot gevaar kan betekenen voor
de continuïteit van de sector.
Voor iedere verwerkende industrie is een regelmatige be
voorrading een noodzakelijke voorwaarde. Gezien de ge
schetste situatie lijkt een goede afzet van oogst 1976 ver
zekerd.
Met de hulp van de (verhoogde) EG-toeslagen en een goed
gewas op zorgvuldig uitgezochte en voorbereide percelen,
mag een resultaat verwacht worden dat kan wedijveren met
de andere vrije teelten.
HOE IS DE SITUATIE BIJ DE VERDER VERWERKENDE
INDUSTRIE
Na de hausse van 1973 en het eerste halfjaar 1974 begon
de algemene en internationale recessie ook zijn invloed in
de vlassector uit te oefenen. De spinner die in 1973 en 1974
dus dat er geen oude voorraad strovlas op de vlasfabrieken
meer aanwezig zal zijn als oogst 1976 zich aandient.
Wat het land is voor een 'boer, is het vlas voor een vlas
ser een noodzaak om zijn bedrijf voort te zetten. Een lege
schuur en geld op de bank maakt een gretige koper.
A. WOUTERS
C.R.A. - Tilburg
Om stierenvlees rendabel te produ
ceren is een goede voeding van
groot belang. Van de totale kosten
bestaat de grootste helft uit voer
kosten. Een snelle groei van de die
ren dient daarom dan ook te wor
den nagestreefd
IET ekonomisch resultaat van rundvleesproduktie
door middel van vleestieren is afhankelijk van en
kele belangrijke faktoren. Deze zijn o.a. kalverprijs, af
leveringsgewicht, opbrengstprijs per kg en kosten per
kg groei. Voor de kosten per kg groei speelt de tijdsuur
een grote rol. Naarmate deze tijd langer is, is er meer
onderhoudsvoer nodig. Door het verstrekken van pro-
dukten met een hoge voederwaarde kan de groeiperiode
aanmerkelijk korden verkort. Voor het verkrijgen van
een hoge groei zullen deze stieren veel z.w. moeten op
nemen. Een hoge opname is te bereiken door smakkelijk
voer, voer met een vrij hoog gehalte aan droge stof en
voer met een hoge z.w. in de droge stof. De droge stof
opname is beperkt. Daarom is voor een goede groei van
belang dat het rantsoen voldoende geconcentreerd is. De
meeste voedermiddelen kunnen niet onbeperkt eenzijdig
worden verstrekt Het rantsoen zal daarom uit twee of
meer voedermiddelen moeten bestaan.
ENKELE BELANGRIJKE RUWVOEDERS
Snijmais. Snijmais is een smakelijk voer dat door de
dieren graag wordt opgenomen. Het geeft per ha goede
opbrengsten en kan onbeperkt aan de dieren worden
verstrekt. Bij een onbeperkte opname van ingekuilde
snijmais moet het rantsoen met 2 kg eiwitrijk krachtvoer
worden aangevuld. De laatste maanden voor het afleve
ren moet .het rantsoen met enkele kg energierijk kracht-
Ook mest vee vraagt een juiste voeding
voer wor den verhoogd. Dit om te voorkomen dat de stie
ren onvoldoende slachtrijp worden afgeleverd.
Bietenkoppen. Al van ouds worden suikerbietenkop
pen veel gebruikt als voer voor vleesvee. Bij een goed
kuilprohukt en een gelijke gift krachtvoer kan hiermede
hetzelfde groeiresultaat worden 'bereikt als met snijmais.
Het is dan wel noodzakelijk dat het produkt zuiver wordt
gewonnen (zonder veel zand) en goed wordt ingekuild.
Voor een goede penswerking is een geringe hoeveelheid
hooi of stro als structuurgevend materiaal gewenst. De
laatste jaren werden bij het hooien de bieten vaak hoger
gekopt. Hierdoor daalt het in waarde als voer voor deze
dieren. Voor het bereiken van dezelfde groeiresultaten
is een extra krachtvoergifte dan noodzakelijk. Suiker
bietenkoppen en snijmaiskuil kunnen ook gecombineerd
worden gevoerd
Kuilgras. Rundvleesproduktie op ingekuild gras is als
gevolg van de uiteenlopende verteerbaar.heid en concen
tratie van de z.w. in de droge stof moeilijker als met de
eerder beschreven kuilvoeders. Om te voldoen aan de
vereiste voederopname zal het gras in een vroeg stadium
moeten zijn gemaaid en voorgedroogd tot minstens 35
droge stof. Bij het voeren van 'grote hoeveelheden gras-
landprodukten, bijzonder hooi, geeft meestal een minder
gunstige groei. Voor het verkrijgen van dezelfde groei
resultaten zoals bij de eerder beschreven kuilvoeders zal
een grotere kracht voer aan vulling (energierijk) nodig
zijn.
BIJ EEN GROEI VAN 1000 GRAM PER DIER
PER DAG DE LAAGSTE VOERKOSTEN
EEN groei van 1000 gram per dier per dag is na de
opfokperiode goed haalbaar. De dieren groeien pas
als er meer z.w. wordt opgenomen dan voor onderhoud
nodig is. Een nadeel van een snelle groei kan zijn dat de
stieren op een te laag gewicht slachtrijp zijn of dat te
veel vet wordt aangezet. Naarmate er meer krachtvoer
in ,het rantsoen wordt opgenomen zal in het algemeen
de groeisnelheid worden verhoogd. Dit betekent echter
niet dat een intensieve voeding (veel krachtvoer) tot de
meest rendabele vleesproduktie leidt. Deze wordt name
lijk mede bepaald door het verschil in z.w. prijs tussen
krachtvoer en ruwvoer Een goedkoop samengesteld rant
soen dat tot gevolg heeft een lage groeisnelheid en een
lange groeiperiode leidt echter meestal ook niet tot de
laagste voerkosten. Bij de huidige prijzen van kracht
en ruwvoer worden de laagste voerkosten verkregen met
een rantsoen waarvan de z.w. voor ongeveer de helft af
komstig is uit ruwvoer en de andere .•elft uit kracht
voer. Bij een groter aandeel ruwvoer in het rantsoen stij
gen de totale voerkosten als gevolg van een geringere
groei en een langere groeiperiode. Een rantsoen met
praktisch alleen krachtvoer o.a. bij de produktie van
baby beef leidt ook tot^ belangrijk hogere voerkosten.
Daarbij is het ook moeilijk om over de gehele produktie-
periode een hoge groei te verwezenlijken en tevens goe
de slachtrijpe stieren te verkrijgen die niet te vet zijn op
een levens gewicht van 500 kg. Gezondsheidsstoringen
kunnen als gevolg hebben dat de optimale groei niet al
tijd bereikt kan worden. In dit'artikel zijn deze buiten
beschouwing gelaten.