W E hebben hiervoren gezien dat in 1806
A. Francke de boerderij en bijbeho
rende landerijen in eigendom kreeg. Hoe
lang die situatie zo bleef konden we niet
vaststellen. Het is evenwel aan te nemen
dat Van den Broecke, toen deze het Nieu
we Duinvliet liet bouwen in 1839, ook reeds
eigenaar van de hofstede was. Immers in
1845 liet hij daar een nieuw groot woon
huis het oude vervangen en de landbouw-
schuur in elk geval vergroten, mogelijk ook
geheel herbouwen.
11
Willemse Roose, achter sijne Hofstede tot
voor Jan Jansse Codde.
In dit blok komen dan voor. A. De Hof
stede: Adriaen Willemse Roose, baant (ge
bruikt) Adr. Willems Roose 1 gemet 13
Roeden.
en onder C. idem Adr. Willems Roose, 1
gemet 253 R.. onder D. Idem als voren 1
gemet 2 Roeden, onder F. Willem Adr.zn.
Roose 1 gemet 61 Roeden. Verder nog 23
Roeden Vroonland.
Daarna volgen nog verschillende perce
len, die in andere handen zijn, zodat in dit
blok slechts ruim 5 gemeten tot de boer
derij behoren, terwijl waarschijnlijk in an
dere blokken nog wel enige andere perce
len werden bewerkt. Een groot landbouw
bedrijf was het toen in elk geval nog niet.
TT IT vorenstaande gegevens mag wel
worden aangenomen, dat ook vóór
1636 leden van de familie Roose hier de
landbouw uitoefenden en hoewel overlo
pers na genoemd jaar ontbreken kon uit
andere bronnen worden vastgesteld, dat
dit bedrijf nog vele jaren in handen der
Roose's bleef.
Zo werd op 17 november 1723 1 gemet
zaailand in die omgeving overgedragen
van Abr. Willemse aan zijn broer Jan Wil
lemse Waarschijnlijk was hun familienaam
ook Roose, daar oost van het bedoelde
perceel Willem Roose met eigendom lag.
Reeds was nu de periode aangebroken,
dat in deze omgeving veel gebied in han
den kwam van machtige bestuurders en rij
ke kooplieden, doch dit kleine landbouw
bedrijf bleef lang in het bezit der Roose's,
hetgeen uit het volgende moge blijken.
We vonden namelijk reeds uit het jaar
1764 een stuk van ongeveer de volgende
inhoud:
„Adriaan Roose, als gemachtigde van
Marinus Roose, volgens procuratie van 16
Juni 1764 voor d'ene helft en Jaspe-
rijna Kollefert, weduwe van Willem Roose
voor d'andere helft, als den eigendom van
dien bekomen hebbende volgens het ge
melde huwelijk, en bij accoort en ten over
staan van 't geregte der parochie van Aeg-
tekerke als oppervoogden wegens de wee-
sen met den voogd van deselve aange
gaan. En zullen uit dien hoofde de voor
noemde wederhelft in zijn geheel compe-
terende:
A. Gemelde comparanten dragen ieder op
in hun gemelde qualiteit te cederen op en
in vollen vrijen eigendom te transporteren,
zoals hij doet bij dezen aan en ten behoe
ve: van de Weledelgeboren Vrouwe Me
vrouw Cecilia Cornelia Steengracht, we
duwe van wijlen den Weledelgestrengen
Heer Mr Jan van de Perre, (in zijn weledel-
gestr.'s leven schepen der Stadt Middel
burg, enz.) ten dezen door koop present en
accepterende zekere hofstede, met zijn
huysinge, schuur, stallingen, bakkeete en
verderen opstal van dien, staande en ge
legen onder de parochie en Ambachts
heerlijkheid van Aegtekerke met de nom-
bre van 5 gem. 147 R. t.w. in Willem
Ewoutsblok: Hofstede 1 gem. 13 R., Vroon
23 R., id. 1 gem. 253 R., id. 1 gem. 2 R., id.
1 gem. 57 R. en 1 gem. 72 R., 1 gem. 156 R.
samen de gemelde 5 gemeten, 147 R."
De verkoop vond plaats publiek en „met
den stokke" (de stok werd opgeraapt door
de nieuwe eigenaar).
blok toekwam een perceel groot 1 gem. 22
R.
Zij trad later in het huwelijk met Mr Cor
nells van de Mandere, en in januari 1806
vinden we dan dat zij verkopen een hof
stede en diverse percelen land, gelegen in
genoemde hoek. Daar de grootte der op
gesomde percelen overeenkomt met de
reeds bekende, daaraan enkele later
verkregen akkers toegevoegd blijkt
zonneklaar dat het hier om de beschreven
hofstede gaat.
De koper is Abraham Francke, wonende
op Lammerenburg te Koudekerke, een
„lusthof", zoals Smallegange op blz. 672
van zijn „Cronyk" schrijft „met sijn schoo-
ne Gebouwen en Plantagien, gemaekt bij
eenen Heer van het machtig Geslacht
Lampsius, dat noch tegenwoordig bij sijn
bloed wordt bezeten".
Genoemde Francke kocht de hofstede
misschien als belegging of handelsobject.
Naast de onderhavige boerderij worden
nog een aantal percelen land aan Francke
verkocht. Deze lagen zowel in het gebied
van Aagtekerke als in Oostkapelle.
Het landbouwbedrijf was dus in de loop
der jaren sterk uitgebreid en de verkoop
som was zodoende niet onbetekenend, n.l.
£3.200,(ongeveer ƒ19.000,hetgeen
voor die tijd een respectabel bedrag was.
„DUINVLIET" IN DE 19E EEUW
De eerdergenoemde ambachtsheer van
Westkapelle overleed in 1801. Zijn wedu
we, Clasina Cornelia van Bronckhorst,
bleef 's zomers de buitenplaats Duinvliet
bewonen. Zij overleed op 16 mei 1811.
Haar erfgename was haar nicht Clasina
sedert de laatste 40 jaar van de bekende
familie Trimpe Burger. Thans is eigenares
Mevr. de Wed. M. Trimpe Burger-van
Strien, die grondige restauraties aan de
buitenplaats laat uitvoeren.
DE HOFSTEDE
De Van den Broecke's bleven er daarna
eigenaars van, ook in de 20e eeuw. Mej. H.
D. van den Broecke was nog eigenaresse
omstreeks 1932. Sedert dat jaar kwam de
hofstede in het bezit van de familie Van
Hoek. Ze staat thans op naam van Mevr.
Bolkenbaas-Van Hoek te Burgh.
DE PACHTERS
VJ'ADAT in 1764 de hofstede was ver
kocht aan de Wed. Van de Perre, is
het mogelijk dat één der Roose's, en waar
schijnlijk was dat dan Marinus, er nog een
periode als pachter heeft gewoond. Een
bewijs daarvoor hebben we evenwel niet
kunnen vinden.
Omstreeks 1830 is dan Jakob Wisse de
beheerder van de hoeve. Volgens aante
keningen op een landmeterskaart van 1832
Na 1946. Geen bomen op de hofstede. Wel de paarden als trekkracht.
Kort na de oorlog. Ook hier een boomloos bedrijf. Wel
met jong leven in de schapenwereld
SAMENVOEGING VAN ERFDEEL
In een officieel stuk, gedateerd 29 okto
ber 1757, werd n.l. vastgesteld, dat Adri
aan Roose en Janis Sanderse deze laat
ste in huwelijk hebbende Maatje Roose
beide wonend te Domburg, transporteren
aan en ten behoeve van Willem en Marinus
Roose, die woonachtig waren onder Aagte
kerke:
„de helft in een Hofstede met huijsin-
ge, schuur, bakkeet en verderen op
stal, met 5 gemeten 147 Roeden land
in Willem Eewoutsblok, t.w. 1 gem. 13
R. zijnde de Hofstede, 23 R. vroon
land, idem 1 gemet 253 R., idem 1 ge
met 156 Roeden".
De eerste twee genoemden verkochten
dus hun aandeel uit de hand aan de twee
gebroeders Willem en Marinus, hetgeen
geschiedde op voorwaarden, gepasseerd
voor schepenen en secretaris der Stad en
Hooge Heerlijkheid van Domburg op 27
augustus 1757.
Het is wel duidelijk, dat Adriaan, Maatje,
Willem en Marinus, broers en zuster wa
ren en dat de twee eerstgenoemden hun
aandeel tegen een zekere vergoeding af
stonden aan de op de hofstede wonende
gebroeders. Een en ander zal het gevolg
geweest zijn van het eerder overlijden van
hun ouders.
^JIT het bovenstaande blijkt, zoals ge
zegd, dat dit niet zo grote land
bouwbedrijf nog in boerenhand gebleven
was.
Toch kwam de verandering eerder dan
men waarschijnlijk had gedacht.
Een en ander geschiedde in de Herberg
Het Schuttershof te Domburg op 18 sep
tember 1764 voor een bedrag van 23.1.1.
het gemet. Totaal was dat 126.11.2 ofwel
ca 762,—.
De verkoop vond plaats onder toezicht
van Jan Dobbelaar, Pieter Francke en Ja
cob Jacobse Louws, schepenen van Aeg
tekerke.
"W OOR het eerst was dus nu als zovele
gronden in het gebied de kleine hof
stede in het bezit der grootgrondeigenaren
gekomen, hetgeen nog vele jaren zo zou
blijven.
Van toen af zouden pachters de hoeve
bewonen.
De reeds genoemde Jan van de Perre
was in 1749 overleden. Zijn weduwe, de
bovengenoemde koperes, overleed in 1775.
Daar, zoals we reeds eerder vermeld
den, alle gronden ten noordoosten van
Domburg toebehoorden aan de familie Van
de Perre en ook ten oosten van de weg
DomburgOostkapelle hun bezit zich uit
strekte, was daar tenslotte het aanvullende
gedeelte tot aan de grens met Oostkapelle
aan toegevoegd.
I-J ET was vrij zeker, dat de hofstede na
het overlijden van de Wed. J. van de
Perregeb. Steengracht in 1775, toch in
eigendom bleef van een lid dezer gegoede
familie.
Deze veronderstelling bleek gewettigd,
toen we o.a. vonden, dat op 27 maart 1794
aan Jonkvr. Jacoba Johanna van de Perre
(minderjarige dochter van Mr Martinus
Joh. Veth van de Perre) in Willem Ewouts-
Cornelia van Nellesteyn, gehuwd met
Joost Godard Gerard baron Taets van
Amerongen.
Het huis Duinvliet werd niet zo lang daar
na in 1815 gesloopt. Waarschijnlijk
was het, vooral in de Franse tijd, vervallen
geraakt. Baron Taets van Amerongen en
zijn echtgenote hebben er waarschijnlijk
niet blijvend gewoond, daar zij zich na 1800
gevestigd hadden op het kasteel van Rens-
woude (U.).
Nog in de jaren vóór 1815 vonden we
gegevens over houtverkopingen uit de
bossen van Duinvliet. Mogelijk bleven bos
sen en landerijen nog geruime tijd in de
zelfde hand, doch omstreeks 1835 kwamen
de bezittingen in handen van A. J. van den
Broecke. Dit gold vrij zeker ook voor de
hofstede en voor de landerijen ten zuiden
van de weg DomburgOostkapelle.
Genoemde Van den Broecke liet in 1839
-1840 tussen Domburg en de boerderij een
nieuwe buitenplaats „Duinvliet" bouwen
en niet zo lang daarna werden ook de wo
ning en mogelijk de landbouwschuur door
grotere gebouwen vervangen. In de noord
gevel van het huis is een kleine steen ge
metseld met de inscriptie C. C. v. d. B. 18
6M 45. De naamsafkorting wijst waar-
4D
schijnlijk op een vrouwelijk lid der familie
Van den Broecke. De overige cijfers en
letters op jaartal, benevens dag en maand
van de stichting van het woonhuis.
Van den Broecke overleed op 17, mei
1878. De buitenplaats en bijbehorende
gronden bleven nog tot in 1898 eigendom
van de familie, waarna naar het schijnt, de
buitenplaats in andere handen kwam, en
o.a. eigendom werd van de Heer Blum en
was hij er zoveel als „zetbaas". Het be
drijf was toen al vergroot tot ca 80 geme
ten. Wisse woonde er met zijn vrouw Fran-
cina Johanna van Sorge. Als op 8 juli 1837
hun zoon Gerard wordt geboren is hij 54
jaar oud en zijn vrouw 25 jaar. Ook in 1839
en 1841 is er gezinsuitbreiding. De heel-
en vroedmeester was K. B. L. Overdorp,
die te Domburg woonde.
Het huisnummer van de boerderij was in
die jaren nr. 43, hetgeen in de loop van de
tijd af en toe wijziging onderging en dan
voor de onderzoeker nogal wat last ople
vert.
Hoelang Wisse pachter is gebleven, is
niet nauwkeurig achterhaald kunnen wor
den, doch tot omstreeks 1850 kan dat wel
zijn geweest. Hij werd opgevolgd door Joh.
Bosselaar, die er een lange periode heeft
geboerd Diens zoon Jan Bosselaar was
eveneens pachter gedurende een aantal
jaren.
De daaropvolgende pachter was L. Cor-
ré, geb. 14 nov. 1869. Hij leidde het bedrijf
van vóór 1900 tot 1935, waarop zijn zoon
M. Corré en twee andere broers als pach
ters optraden tot 1964. De dan volgende
pachtecs waren M:'s zoons L., K. en A.
Corré, die thans nog gezamenlijk het be
drijf voortzetten. Dfe faastgenoemde fami
lienaam komt al lange tijd op Walcheren
voor en is in Zeeland bekend sedert veel
Franse Hugenoten zich omstreeks en na
1600 in deze provincie vestigden.
Tot zover dit verhaal over een boerderij^
die kennelijk niet los te koppelen was van
het grootgrondbezit, dat op Walcheren
steeds een grote rol speeelde en voor
schrijver dezes juist daardoor nogal wat
raadsels opleverde.