Zo sprak de rechter... Wetsontwerp voorkeursrecht gemeenten bij verwerving onroerend goed Het maandelijks gesprek tussen minister van Landbouw en Landbouwschap 4 p VENEENS is bij de Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend ter regeling van een voorkeursrecht van gemeenten bij de verwerving van onroerend goed. Met deze voorgestelde wettelijke regelingen wil de re gering de positie van de gemeenten versterken bij het voeren van een slagvaardig en vooruitziend aankoopbe leid, door hun een voorrang te geven in het rechtsverkeer betreffende onroerend goed. De regeling komt in het kort samengevat hierop neer: De gemeenteraad kan bij een besluit, dat volgens be paalde voorschriften bekend moet worden gemaakt, gron den aanwijzen die onder het voorkeursrecht vallen. Deze gronden moeten zijn begrepen in een structuurplan dat bepaalde bestemmingen aangeeft of in een bestemmings plan. Gaat het om een structuurplan, dan moet de aanwij zing van de gronden worden goedgekeurd door Gedepu teerde Staten. Zij geldt voor ten hoogste twee jaar, be houdens verlenging met ten hoogste één jaar onder goed keuring van Gedeputeerde Staten. De aanwijzing van gronden in een bestemmingsplan kan geschieden zonder dat dit plan reeds door hogere goedkeuring rechtsgeldig is geworden. WERDER kunnen gedurende de eerste 7 maanden na de ter visielegging in ontwerp van een structuur- of bestemmingsplan burgemeester en wethouders het voorkeursrecht doen gelden voor bepaalde gronden. Voor die gronden in het ontwerp namelijk, die zij hebben op genomen in een voorstel aan de raad tot het nemen van een .aanwijzingsbesluit". Voorwaarde is, dat het voorstel op dezelfde wijze zal worden gepubliceerd als is voorge schreven voor het besluit. Voor een aanwijzing door de gemeenteraad en voor een daartoe strekkend voorstef van burgemeester en wethou ders, komen slechts in aanmerking gronden met een niet- agrarische, van hun feitelijke gebruikstoestand afwijkende bestemming. Zodra een aanwijzing niet meer voldoet aan de regels van het wetsontwerp doen burgemeester en wethouders deze vervallen en maken zij dit op de voor geschreven wijze bekend. Wat een rare plaats om een dorp te bouwen "LI ET voorkeursrecht houdt in, dat de eigenaar een voorgenomen overdracht van de bewuste grond of de overdracht dan wel vestiging van bepaalde zakelijke rechten op dergelijke grond moet aanmelden bij de ge meente. Indien de gemeente dat wenst, moet met haar worden onderhandeld over de aankoop aan haar en over de prijs. Volgens het wetsontwerp zullen bepaalde over drachten niet onder het voorkeursrecht vallen, zoals die welke voortvloeien uit transacties met familieleden of pu bliekrechtelijke lichamen, uit boedelscheidingen of uiter ste wilsbeschikkingen en uit publieke verkopen ingevolge de wet, rechterlijk bevel of bij wege van executie. Voorts zal een eigenaar op grond van gewichtige rede nen bij Gedeputeerde Staten vrijstelling kunnen vragen van de plicht tot het onderhandelen met de gemeente. VOOR de wijze waarop deze onderhandelingen moe ten wTTrden gevoerd geeft 't wetsontwerp bepaal de regels Deze hebben o m. betrekking op de behal ve voor gemeenten van meer dan 100 000 inwoners vereiste goedkeuring door Gedeputeerde Staten van aan kopen van onroerend goed door gemeenten zomede op de mogelijkheid, over de prijs een advies van rechtbank deskundigen en een nadere uitspraak van de rechter te vragen Volgens jjet wetsontwerp moet die prijs worden geschat op de grondslag van het bepaalde in 't ingedien de wetsvoorstel tot wijziging van de Onteigeningswet. Het wetsontwerp bepaalt tenslotte, dat de overschrij ving in de openbare registers van akten tot vervreemding van onroerend goed waarop het voorkeursrecht rust, al leen mogelijk zal zijn, indien blijkens de notariële verkla ring de regels van de Wet zijn in acht genomen. LJ ET zakenrecht kent een aantal rechten die men op de (onroerende) eigendom van een ander kan heb ben. De meest bekende daarvan zijn: de erfdienstbaar heden, het recht van opstal, het erfpachtsrecht en het vruchtgebruik. Minder bekende zijn o.a. het recht van be klemming, de grondrente en tienden en het recht van ge bruik en bewoning. Het is de bedoeling in de komende tijd aan al deze rechten enige aandacht te besteden. Om te beginnen de erfdienstbaarheden. Dit is het minst ver gaande recht op een anders eigendom. Vaak wordt dit recht ook met de Latijnse naam „Servituut" aangeduid. De erfdienstbaarheid of servituut staat in de wet omschre ven als: een last, waarmee een erf bezwaard is, ten bate van een naburig erf dat aan een andere eigenaar toebe hoort (art. 721 B.W.). Men spreekt van het lijdend (of die nend) erf en van het heersend erf. Het heersend erf mag zijn recht uitoefenen en het lijdend erf moet dat toestaan. Het servituut is gebonden aan het erf. Wanneer de eige naar van het heersend erf zijn eigendom verkoopt, gaat In de op woensdag 3 december j.l. gehouden maandelijkse bespreking van het Landbouwschap jen de minister van Landbouw heeft het Landbouwschap bij de minister zijn standpunt toegelicht over de verhoging van de EG-land- en tuinbouwprijzen voor het komende jaar. Het hecht grote waarde aan een objectieve berekeningsmethode voor de prijsvaststelling en het is ook van mening, dat de kostenont wikkeling in het afgelopen jaar als basis voor de nieuwe EG-prijzen dient genomen te worden. Minister Van der Stee kon over de EG-prijzen voor 1976/ 1977 nog geen mededelingen doen, omdat de Europese Com missie nog geen prijsvoorstellen heeft ingediend. Wijzend op de economische enpolitieke moeilijkheden in de Gemeen schap zal de besluitvorming over de nieuwe prijzen in Brus sel niet gemakkelijk worden. Afgesproken weTd dat op 7 januari a.s. de minister met het Landbouwschap gaat spre ken over de prijsvoorstellen van de Europese Commissie. Het beraad over de prijzen in de EG-Raad van Landbouw ministers begint eerst eind januari 1976! VERPLAATSING EN SLUITING BEDRIJVEN OP BASIS HINDERWET Het Landbouwschap informeerde naar de schaderegeling bij bedrijfsverplaatsing of sluiting op basis van de Hinder wet. De minister deelde (mede dat er een akkoord tussen hem en minister Vorrink (minister van Volksgezondheid en Mi lieuhygiëne) over deze kwesties bereikt was. Dit akkoord is aan de minister van Financiën voorgelegd. Zodra deze daarmee instemt, zal een en ander worden gepubliceerd. INKOMENSONTWIKKELING Het Landbouwschap had in een eerder gesprek met de minister over de slechte inkomenssituatie enkele aanduidin gen gekregen die in de brief van de bewindsman aan de Tweede Kamer slechts vaag genoemd zijn. Het Landbouw schap legde nu met name de nadruk op de lastenverlichting en het wegnemen van knelpunten in de land- en tuinbouw. Minister Van der Stee wees erop, dat vele beleidsonderdelen gericht op de lastenverlichting en de knelpunten reeds voor bereid of verder uitgebouwd worden. Hiervoor zijn finan ciële middelen beschikbaar. Voorzover de wensen van het Landbouwschap extra en nieuwe middelen vragen, achtte de minister de grootste voorzichtigheid geboden. Minister Van der Stee meende dat dan aan een herziening of nieuwe vaststelling van prioriteiten in de Landbouwbegroting niet te ontkomen valt! Hij stelde bij deze hernieuwde afweging het overleg met het Landbouwschap zeer op prijs. ook de erfdienstbaarheid, zonder dat daar met een woord over gesproken wordt, in eigendom mee over. De nieuwe eigenaar heeft het recht van zijn servituut gebruik te ma ken en het lijdend erf moet dit „gedogen" (toestaan). Bij de overdracht van het lijdend erf geldt hetzelfde: de nieu we eigenaar moet gedogen. De aard van het servituut heeft tot gevolg dat men dit recht niet los kan verkopen of overdragen. Ook bij boedelscheiding koipt het recht automatisch toe aan die erfgenaam of deelgenoot waar aan het betreffende is toegedeeld. Overigens is het altijd een persoon die het genot heeft of de last moet dragen. Deze persoon is de bewoner van het erf. Vaak de eige naar maar ook de vruchtgebruiker, de erfpachter en de huurder (pachter). E erfdienstbaarheid moet tot inhoud hebben een verplichting te dulden of „om niet te doen" (nala ten). Dit betekent dat het dienend erf nooit tot „een doen" verplicht is: het dienend erf moet dulden dat er van zijn weg gebruik wordt gemaakt. Het lijdend erf moet nalaten een muur hoger op te trekken. Door de erfdienstbaarheid kan men niet verplicht worden de tuin van de buurman te onderhouden. Er is echter één uitzondering: De eigenaar van het lijdend erf kan tevens verplicht worden de voor de uitoefening van het servituut vereiste werken te onder houden. Soms kan er wel verwarring ontstaan of er spra ke is van een servituut dan wel van een persoonlijk recht. Het is mogelijk dat twee buren die goed met elkaar kun nen opschieten afspreken dat de een over de ander zijn erf mag lopen. Dan is er geen sprake van een erfdienst baarheid, maar van een persoonlijk recht dat alleen voor die bepaalde buurman geldt. Als ze ruzie krijgen dan is het ook meteen afgelopen. Bovendien is er een kontrole- mogelijkheid: Het servituut behoort in dit geval op het hypotheekkantoor te zijn ingeschreven. Dit brengt ons tevens op het ontstaan van de erfdienst baarheden. Dit kan gebeuren door overeenkomst (door titel), door verjaring of door bestemming. Maar daarover en over het einde van het servituut de volgende keer meer. OGGEL van successie- en schenkingsrechten bij bedrijfsovername nader overlegd worden. De heer Van der Stee erkende, dat het liquiditeitsprobleem voor de jonge ondernemer het grootst is. Hij voert thans overleg met de banken om het financieringsprobleem van de jonge agrariër te verlichten. Over de in het rapport „De jonge agrariër" genoemde voor- stllen ten aanzien van de Grondbank zal de Stichting Beheer Landbouwgronden (S.B.L.) op 11 december a.s. een advies uitbrengen. TUINBOUW EN FRUITTEELT Het Landbouwschap constateerde dat bij de voorbereiden de besprekingen over een derde landen (invoer)beleid voor ;'n Brussel overeenstemming bereikt is. Hoewel het Landbouwschap instemt met een korte overgangsrgeling, blijft het van mening dat deze regeling aan drie voorwaar den dient te voldoen. Het marktordeningsbeleid voor snijr bloemen zal zowel snel als automatisch moeten werken bij een verstoring van de markt, terwijl het systeem soortgelijk dient te zijn als de marktordening voor groenten. De minister adviseerde de voorlopige regeling te aanvaar den en daarmee ervaringen op te doen. In elk geval wordt daarmede voorkomen dat de EG-landen tot nationale maat regelen overgaan. Bij het totstandkomen van de olievoorschotregeling 1970/ 1971 werd destijds tussen de minister met het Landbouw schap afgesproken, dat eind 1975 een beslissing zou wor den genomen over de voorschotten aan bedrijven die per 31 december 1975 nog niet aan de vereiste voorwaarde van „aansluiting zodra dit technisch mogelijk is" hebben vol daan. Het Landbouwschap vroeg de minister de voorschot ten te deblokkeren voor ongeveer 300 bedrijven die niet aan deze voorwaarde hebben kunnen voldoen. De minister zeg de toe na te zullen laten gaan waarom deze bedrijven niet hebben omgeschakeld van olie op aardgas. Als er gegronde redenen zijn, zo bleek hij bereid het voorschot te deblokke ren. Het Landbouwschap wees de minister op de strukturele overschotpositie van de appels in de Gemeenschap. Ondanks de aandrang zowel van de minister als van het Landbouw schap vanuit Nederland, heeft de Europese Commissie nog geen voorstel voor een rooiregeling gedaan. Het Landbouw schap verzocht de minister dan maar een nationale regeling te treffen ter bevordering van de beëindiging van de fruit teelt, d.w.z. een verhoogde saneringspremie tot ƒ3.000, per ha. De minister verwachtte echter binnenkort een voor stel van de Europese Commissie om tot een EG-rooiregeling te kernen en wilde dit voorstel afwachten. Daarna zal zo nodig opnieuw /overleg jnet het /Landbouwschap hierover plaats vinden. Ten aanzien van een soepele toepassing van de Rijks groepsregeling Zelfstandigen (R.Z.-regeling) is het overleg van de minister van Landbouw met het ministerie van C.R.M. vorige Week jafgerond. 'Op verzoek van het Land bouwschap is een nadere instructie verzonden aan de ge meenten, waarbij een advies is gevolgd om bij de aanvrage voor de R.Z.-regeling overleg te plegen met de sociaal-eco nomische voorlichtingsdiensten van de (betreffende) land bouworganisatie^). DE JONGE AGRARIËR Betreffende het verzoek van het Landbouwschap om de aanbevelingen uit het rapport „De jonge agrariër" zo spoe dig mogelijk te realiseren maakte Minister Van der Stee een onderscheid tqssen fiscale en financieringswensen. In williging van de fiscale wensen leidt ofwel tot een bevoor rechting van de jonge agrarische ondernemer ofwel tot zeer geringe effecten voor de jonge ondernemers afzonderlijk. Wel kan volgens de ministers over een verdere vrijstelling

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 4