Openingsrede Ir. D. Luteijn 9 (Vervol* van pagina 1) In zijn brief van 7 november j.l. aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal konstateert ook de Minister van Landbouw dat weliswaar door gunstige klimatologische- en marktomstandigheden de uitkomsten voor 1975/76 gunstig beïnvloed worden, maar dat toch nog op een aan tal bedrijven zeer lage inkomens zullen worden bereikt en dat overigens de min of meer trendmatige ongunstige ontwikkeling van de verhouding tussen kosten en op brengsten aanhoudt. Dit maakt het noodzakelijk, aldus minister Van der Stee, om in het beleid alle aandacht te besteden aan versterking van het concurrentievermogen van de Nederlandse land- en tuinbouw. Op zich, dachten wij, een juiste konstatering en een fraai voornemen. Fraaie voornemens hebben we evenwel al twee jaar van deze minister moeten aanhoren! Wij zouden nu ein delijk ook wel eens daden willen zien! Zeker nu er in feite voor de minister ten aanzien van de verbetering der pro- duktie-omstandigheden een hele reeks mogelijkheden liggen die op zeer korte termijn effekt kunnen sorteren. VELE MOGELIJKHEDEN VOOR STEUNTJE IN DE RUG IMMERS er liggen heel wat ruilverkavelingen op een vlotte uitvoering te wachten. De regeling particu lier cultuurtechnische werken kan technisch gesproken morgen weer worden opengesteld. Het voorbeeld voor een bijdrageregeling verbetering agrarische bedrijfsge bouwen in het kader van de werkloosheidsbestrijding is nog bij de hand. En ten aanzien van bijdrageregelingen voor overschakeling op tankmelken, voor het doen van milieu-investeringen en voor verbetering van de struc tuur van de grond via groenbemesting en bekalking zijn door het Landbouwschap uitgewerkte voorstellen inge diend. Gebrek aan financiële middelen kan en mag hier voor de overheid geen struikelblok vormen. Immers juist hier ligt voor de regering een uitstekende mogelijkheid om met een, gezien in het kader van de totale uitgaven voor de werkloosheidbestrijding, betrekkelijk geringe bijdrage van enige honderden miljoenen èn voor vele duizenden mensen werk te creëren èn een belangrijke bijdrage te leveren aan 't instandhouden van de nog altijd meer dan 300.000 arbeidsplaatsen in de land- en tuinbouw of zo u wilt meer dan een half miljoen arbeidsplaatsen in de hele agrarische produktiekolom, inclusief toeleverende en af nemende bedrijven. Dat daarmee naast een verbetering van de inkomens mogelijkheid voor de boer, tevens wordt bijgedragen aan een nog goedkopere voedselproduktie moet vandaag de dag toch zeker de met de nullijn geconfronteerde consu ment duidelijk aanspreken. Kortom ik vind dat hier voor deze regering alle kan sen liggen om de Nederlandse land- en tuinbouw daad werkelijk een extra steuntje in de rug te geven. In elk ge val kan men zich hier niet achter Brussel verschuilen. Bij de behandeling van de landbouwbegroting over enige weken hebben minister en kamer volop de gele genheid om te bewijzen, dat men daadwerkelijk een bij drage aan de versterking van de positie van de land- en tuinbouw wil leveren öf dat men, zoals dat ook meer en meer in de industrie al het geval is, zal blijven vasthou den aan een beleid enkel gericht op ondersteuning van reeds in moeilijkheden geraakte bedrijven! Natuurlijk is het op zich 'n goede zaak dat de overheid in moeilijkheden geraakte bedrijven tracht te helpen. Daarom zouden wij een goed werkende Rijksgroepsrege ling Zelfstandigen voor de land- en tuinbouw ook niet wil len missen. De noodzaak deze regeling toe te passen moet evenwel een uitzondering blijven. Rijksgroepsrege ling Zelfstandigen, of minimum inkomensgarantie zo u wilt, mogen nimmer gebruikt worden ter compensatie voor een voldoende funktionerend struktuur-, markt- en prijs beleid! I KOSTENVERLICHTENDE MAATREGELEN IN SOCIALE- EN FISCALE SFEER MOGELIJK i W ANDAAG de dag zijn er gelukkig nog zeer velen, niet in de laatste plaats onder de zelfstandigen, die bereid zijn zich in te zetten voor de handhaving en uit bouw van onze verworven welvaart en welzijn. Wanneer evenwel het beleid van de overheid in de komende iijd niet duidelijker wordt afgestemd op verbe tering van het klimaat waarin de werkers moeten werken, vrees ik dat die bereidheid bij velen met de dag kleiner zal worden. Wat daarvan de gevolgen voor onze welvaart en zeker ook voor ons welzijn zullen zijn laat zich gemak kelijk raden. Een belangrijke bijdrage ter verbetering van de positie van land- en tuinbouw, zeker ook in Europees verband gezien, kan zonder twijfel gegeven worden via kostenver- lichtende maatregelen in de sociale- en fiscale sfeer. De E.G.-commissie heeft bij herhaling aangegeven dat er juist hier voor de Nationale regering vele mogelijkhe den liggen om een onvoldoende funktionerend markt- en prijsbeleid te corrigeren. Het Landbouwschap heeft dit jaar dan ook terecht zeer veel aandacht aan dezf mate rie besteed en reeds vanaf medio april een reeks voor stellen bij de regering gedeponeerd en herhaaldelijk toe gelicht. Dat er dan toch slechts enkele magere tegemoet komingen in de miljoenennota zijn opgenomen, vinden wij zonder meer teleurstellend. GOED FUNKTIONEREND MARKT- EN PRIJSBELEID NOODZAKELIJK LJOE belangrijk fiscaal- en sociaal beleid en zeker A ook structuurbeleid voor de landbouw ook mogen zijn, maatregelen op dit gebied kunnen alleen dan volle dig tot hun recht komen wanneer daarnaast een goed markt- en prijsbeleid funktioneert. Een beleid dat boer en tuinder in staat stelt dusdanige prijzen voor zijn pro- dukten te verwerven dat hij èn een redelijk inkomen kan verwerven bij een normale arbeidsprestatie èn voldoende armslag krijgt om de continuïteit van zijn bedrijf te verze keren. Zeker gedurende de laatste paar jaren heeft het markt en prijsbeleid niet aan deze criteria voldaan. Dat heeft er vooral toe geleid dat velen, met name in de veehouderij, door het opschroeven van de produktie- omvang per man hebben getracht nog een enigszins aan vaardbaar inkomen te verwerven. Door meer koeien te melken, meer ha's te bewerken dan de technische moge lijkheden in feite toelaten wordt soms nog een redelijk inkomen verdiend. Maar vraag niet wat voor lichamelijke en ook geestelijke inspanningen daar vaak aan ten grond slag liggen. Ik vind het, zeker in een tijd van grote werk loosheid, een ongezond en sociaal onaanvaardbare situa tie dat steeds meer ondernemers in land- en tuinbouw ge dwongen worden om, vaak samen met hun vrouw, 60 tot 70 en soms nog meer uren per week te moeten werken om het hoofd boven water te houden. En dat bedrijven waar slechts voor een goede 40-urige werkweek werk is, gezien hun omvang, steeds meer geen redelijk inkomen meer kunnen opbrengen. Ik vind dat het markt- en prijsbeleid in principe de ruimte moet bieden om op bedrijven waar in wezen voor twee mensen werk is, ook een tweede (vreemde) arbeids kracht te kunnen inschakelen zodat ook op die bedrij ven waar werkelijk maar voor één man werk is toch een redelijk inkomen kan worden behaald Tegen deze achtergrond is het dan ook niet alleen noodzakelijk dat de kostenstijgingen van het laatste jaar volledig in de nieuwe prijzen worden meegenomen, maar dat ook de toch zo duidelijk aanwezige achterstand in boerenprijzen snel wordt ingelopen. Ik ben daarbij van mening dat de theoretische prijs verhogingen in Brussel in de toekomst doorlopend ge toetst zullen moeten worden aan de werkelijk door de boer ontvangen prijzen. Immers theorie en praktijk kun nen door de jaren heen nogal wat uiteenlopen. Zeker als het marktbeleid niet meer in de eerste plaats gericht is op verwezenlijking van de richt- en oriëntatieprijzen in de boerenportemonnaie, maar meer en meer de belan gen van de consument en ook belastingbetaler op korte termijn gaat dienen. i MAALINDUSTRIE LAAT NEDERLANDSE TARWETELER IN DE KOU STAAN! TTITERAARD gaat onze direkte belangstelling op dit moment uit naar de prijsvoorstellen die de Euro pese Commissie nog deze maand bekend zal maken. De in het COPA samenwerkende Europese landbouworgani saties hebben inmiddels hun wensen globaal op tafel ge legd. Die komen neer op een verhoging van de niveaus der interventie- en richtprijzen met ongeveer 10 11 zonder aftrek van produktiviteitsstijging. Als weerslag van de kostenstijging in 1975 is een dergelijke verhoging dacht ik ongeveer juist. Evenwel de achterstand uit het verleden blijft dan wel bestaan. En ik vind dat deze ach terstand nu eindelijk maar eens moet worden wegge werkt, hetzij via extra prijsaanpassingen, hetzij via een voor de boer beter funktionerend marktbeleid. Met name dit marktbeleid heeft de boer immers de laatste jaren al veel geld gekost! Is het benaderen van de richtprijs voor tarwe al jaren een illusie, het afgelopen jaar bleek het ook steeds moei lijker voor de melk het ri.chtprijsniveau te verwezenlijken. Juist ook tegen de achtergrond van de druk op de vee houderij-inkomens die daardoor ontstond, vallen de voor stellen van de Europese Commissie om de veehouders of zijn afzetorganisatie financiële medeverantwoordelijkheid voor de kosten van voorraadvorming en het ruimen van voorraden te laten dragen uiteraard bijzonder slecht. Over de voorstellen voor tarwe twee prijsniveaus in te voeren is de laatste tijd veel te doen geweest. Ik ben van mening dat de Nederlandse tarweteler zeer wel in staat is tarwe met een goede bakkwaliteit te telen. Het gaat er nu om dat hij van te voren weet welke rassen- keuze hij moet doen en voorts dat er een reële methode is om verschillen in bakkwaliteit te bepalen. Zolang een goede bakkwaliteitsbepaling vooraf ont breekt en do boer bij het zaaien dus niet weet waar hij aan toe is, is voor ons de invoering van een twee-prijzenstel sel onaanvaardbaar. Overigens mag er op een boeren- vergadering als deze nog wel eens hard gezegd worden, dat in vergelijking met de ons omringende landen, onze nationale maalindustrie de laatste jaren de Nederlandse tarwetelers lelijk in de kou heeft laten staan! DE POSITIE VAN DE JONGE AGRARIËR TTITVOERIG staat op dit moment ook ter discussie de positie van de jonge agrariër. Het Landbouwschap heeft in dit kader een aantal voorstellen bij de minister op tafel gelegd. Wij hopen dat bij de behandeling van de landbouwbegroting daar zeer serieus aandacht aan be steed zal worden. Maar hoe belangrijk deze voorstellen op "zich ook zijn, ook de jonge of toekomstige boer is er in de eerste plaats mee gediend dat hij straks een bedrijf kan runnen waar van de opbrengsten hem daadwerkelijk in staat stellen een voldoende beloning voor zijn ingebrachte arbeid en kapitaal te verdienen. Wij hebben de indruk dat vele jon geren vandaag de dag toch wel wat aarzelend tegenover de enorme financiële verplichtingen die men als begin nend boer vaak moet aangaan. Zeer duidelijk komen deze aarzelingen naar voren in het vorige week gepubliceerde ZLM-rapport over de struktuur van de Zeeuwse fruitteelt. Van de ondernemers in de fruitteelt boven de 50 jaar blijkt ongeveer de helft geen opvolger te hebben! Overigens mogen wij u dit zeer goed gedocumenteerde rapport dat een uitstekend inzicht over de situatie in de Zeeuwse fruitteelt geeft van harte aanbevelen. Alle lof voor de samenstellers van dit rapport, met name onze tuinbouwspecialist, de heer Van Oosten.* Twee opmerkingen wil ik hier naar aanleiding van dit rapport maken. In de eerste plaats dat er ook nu nog dui delijk sprake is van een structureel appeloverschot in de E.G. En dan met name van het ras Golden Delicious. En ten tweede dat de huidige afzetstruktuur van de Zeeuwse fruitteelt, met name het uitblijven van veilingconcentratie, langzamerhand een onverantwoord zware druk op de ren tabiliteit van de bedrijven legt. Niet alleen door de hoge afzetkosten, maar ook door de achterblijvende prijszetting voor met name de appels. Ik vraag mij overigens af of concentratie van de Zeeuwse fruitveilingen alleen nog wel een oplossing biedt en of niet veeleer aan grotere samenwerkingsverbanden ge dacht moet worden! ONGESTOORDE BEDRIJFSVOERING DOOR PLANOLOGISCHE EN ANDERE INGREPEN STEEDS MEER BEMOEILIJKT "C EN onderwerp dat meer en meer tijdens boerenver- gaderingen op de agenda komt te staan is plano logie en landinrichting. Zo krijgt iedere agrariër te maken met bestemmingsplannen buitengebied der gemeenten. Voor de landbouw als verreweg grootste beheerder van het buitengebied is dit een uitermate belangrijke zaak. Ik wil u allen als bedrijfsgenoten en zeker ook als plaatselijk en regionaal bestuurderen nog eens dringend adviseren van alle plannen nauwkeurig nota te nemen. Zonodig tij dig onze organisatie of de Gewestelijke Raad voor Zee land of Noord-Brabant van het Landbouwschap in te scha kelen. Overigens is er waarschijnlijk in ons land geen gebied te vinden waar de laatste jaren zulke omvangrijke plano logische ingrepen hebben plaatsgevonden als Zuid-West Nederland. Deltaplan, Sloe, Moerdijk, Kanaalzone, Rijn- Scheldeverbinding zijn er voorbeelden van. Niet alleen de direkte gevolgen, de inbeslagneming van landbouw gronden, vormen daarbij een probleem, maar steeds meer ook de indirekte gevolgen in de vorm van het land door snijdende snelwegen, leidingstroken en hoogspannings leidingen. Steeds meer wordt daardoor in met name Mid den-Zeeland en West-Brabant een ongestoorde bedrijfs voering bemoeilijkt. Voegen we daarbij nog de druk op wegen en nutsvoor zieningen vanuit de recreatieve sektor dan is het duidelijk dat zo langzamerhand voor de land- en tuinbouw de maat vol is. ik vind dan ook dat een verdere aantasting van het agrarisch buitengebied in Zuid-West Nederland, op een hoge uitzondering na, voor de landbouw niet langer aanvaardbaar is. Zo zou het voor ons onverteerbaar zijn indien de be sluitvorming in de tweede helft van 1976 er toe zou leiden dat één van de beste landbouwgebieden van ons land in West-Brabant zou worden aangewezen als vestigings plaats voor een tweede nationale luchthaven. Zeker ook gezien de onzekere situatie die dan in dat gebied zou ont staan omdat het besluit of er werkelijk een tweede natio nale luchthaven komt nog wel enige jaren op zich zal la ten wachten. Met betrekking tot twee andere planologische ingrepen in Zuid-West Nederland is het de laatste tijd betrekkelijk stil geweest. Te weten Baalhoekkenaal en Oosterschelde- verbinding. Wij vragen ons ten aanzien van het Baalhoek- kanaal overigens af of, zeker gezien de huidige economi sche situatie, men zich in Nederlandse onderhandelings kringen wel voldoende bewust is van de meest wezenlijke wensen van België. Het zou dan misschien wel eens zinvol kunnen zijn om alle aandacht te concentreren op verbetering van de si tuatie in het Nauw van Bath en de hele Baalhoekkanaal- gedachte zo snel mogelijk in de ijskast te stoppen. Steeds meer blijkt dat het besluit dat deze regering over de Oosterschelde heeft genomen in feite geen wer kelijk besluit is geweest, maar een opschuiven van de problemen naar de verdere toekomst. Nu binnen enige maanden alle andere studies afgerond moeten zijn, acht ik het gewenst nog eens heel erg duidelijk te stellon dat de veiligheid van bijna een half miljoen mensen in Zuid- West Nederland een werkelijk definitieve besluitvorming begin 1976 omtrent de wijze van afsluiting van de Ooster schelde vereist. BEHEERSOVEREENKOMSTEN GOEDE ZAAK, MAAR ALLEEN SELEKTIEF TOE TE PASSEN "TJE relatie tussen de landbouw enerzijds en landschap en milieu anderzijds is afgelopen jaar, mede aan de hand van een 3-tal nota's, veelvuldig in discussie ge weest. In Zeeland en met name voor het ruilverkavelings- gebied De Poel hebben vertegenwoordigers van bedrijfs leven, landinrichting en natuurbescherming gemeend het niet bij mooie nota's en rapporten te moeten laten, maar naar toepassing in de praktijk te moeten zoeken. Dat heeft na zeer intensieve besprekingen tot resultaat geleid, zodat vorige maand door de betreffende werk groep een aantal uitgewerkte beheersovereenkomsten konden worden voorgelegd. (Zie verder pagina 9)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 8