HOOFDBESTUUR VERGADERDE 1UI AANDAG 1 december j.l. is, voorafgaande aan de algemene ledenvergadering, ook het Hoofdbestuur van de ZLM in vergadering bijeen geweest. Voorzitter D. Luteijn kwam in zijn korte openingswoord nog even terug op de rondgang langs de kringen. ,,De be langstelling was overweldigend met goede discussies", aldus de ZLM-voorzitter. Hij konkludeerde dan ook dat de rondgang een nuttige zaak is die in de toekomst geconti nueerd moet worden. ^De heer Luteijn ging ook nog even in op de komende Brusselse prijsronde. Door het COPA wordt 10,6 ge vraagd. Landbouwcommissaris Lardinois heeft daar slechts 5 tegenover gezet. De ZLM-voorzitter noemde deze percentages aan de schriele kant: ,,Onze stelling is dat de boerenprijzen drastisch omhoog moeten waarin èn de kostenstijging èn de reële verhoging van de prijzen tot uitdrukking moet komen", aldus de voorzitter. Het Hoofdbestuur nam kennis van de korte verslagen van de Provinciale Raden voor Bedrijfsontwikkeling in zo wel Brabant als Zeeland. Benieuwd was men vooral naar de Brabantse struktuurnota 1975—1980. Deze nota zal nog deze maand verschijnen. Ook in Zeeland wordt er aan een dergelijke nota gewerkt. Naar aanleiding van deze provinciale raad-verslagen nam het Hoofdbestuur voorts kennis van het in voorberei ding zijnde tankmelkproject omtrent de omschakeling van „bussenmelk" op „tankmelk". Op 7 december a.s. zal het O.- en S.-fonds een beslissing nemen over de subsidie regeling. Op een vraag uit het Hoofdbestuur antwoordde ir Lu teijn dat niet te veel op een regeling met terugwerkende kracht gerekend moet worden. „Dat is wel met klem be pleit", aldus de ZLM-voorzitter. 'Voor de binnenkort plaatsvindende struktuurenquete akkerbouw (voor 2.200 bedrijven in Zeeland) kon het Hoofdbestuur weinig enthousiasme opbrengen. „Er is geen overleg gepleegd en bovendien zal deze enquete de rijksvoorlichters weer extra zwaar belasten ten koste van hun normale werk", aldus het Hoofdbestuur van de ZLM. AKKERBOUW Q MWILLE van de tijd beperkte de heer A. J. G. Doele- man zich in zijn akkerbouwoverzicht tot een drietal opmerkingen. In de eerste plaats betrof dit de uitlating van E.E.G.-landbouwcommissaris Lardinois dat de leve ranciers van tarwe zelf het bewijs zullen moeten gaan le veren van de al dan niet bakwaardigheid van hun tarwe. „Doordat Brussel zelf dit moeilijke probleem niet kan op lossen schuiven ze het maar door naar de handel c.q. co- operaties", aldus de heer Doeleman. De heer Doeleman meende dat gezien de grote verscheidenheid aan rassen deze maatregel onuitvoerbaar is: „aparte opslag is zeer duur met een bijzonder grote kans op vergissingen". De heer Doeleman moest dan ook vaststellen dat een en an der een extra onderstreping is van wat hij reeds meerdere malen een onrechtvaardige en onaanvaardbare zaak had genoemd. Als tweede opmerking ging de heer Doeleman in op het nog steeds bijzonder schaarse (en daardoor dure) poot- goed: „een situatie die ook voor volgend jaar nog conse quenties dreigt te krijgen". Bij de consumptie-aardappel telers neemt de belangstelling toe om zelf pootgoed te te len, terwijl ze daar onvoldoende outillage en kennis voor hebben, om nog maar niet te spreken van de prijsreaktie voor de pootgoedteler. „Voor beide partijen een ongunsti ge ontwikkeling", aldus de heer Doeleman. De heer Doeleman wilde dan ook uitdrukkelijk de vraag op tafel leggen hoe vraag en aanbod in de toekomst beter op elkaar afgestemd kunnen worden, voordat de gesigna leerde ontwikkeling realiteit wordt. Als laatste opmerking besprak de heer Doeleman de keuringskosten op gewassen en produkten. Deze kosten liggen in Nederland veel hoger dan in andere landen, waardoor de concurrentiepositie bedreigd wordt. De heer Doeleman sloot zich geheel aan bij het Landbouwschap om t.a.v. dit punt bij de regering maatregelen te vragen. Mede ook gezien het belang van onze economie bij een gezonde export van land- en tuinbouwprodukten. VEEHOUDERIJ FJ E heer J. M. van Heijst vertelde in zijn veehouderij- overzicht dat het meeste vee nu is opgestald. De uitstoot heeft door de goede spreiding weinig problemen gegeven. Trouwens de prijzen vallen in het algemeen niet tegen. Zeker niet met de feestdagen voor de deur. Dit) overigens onder voorwaarde dat Brussel de invoerbeper king niet zal verruimen. „Daar wordt wel druk over ge praat", aldus de heer Van Heijst. Zolang de oriëntatieprijs (die is nu slechts 82 daarvan) niet behaald wordt moet de georganiseerde landbouw zich hier echter sterk tegen verzetten. Als men toch tot invoerverruiming besluit moet er bij lager wordende prijzen alsnog ingegrepen kunnan worden door weer een beperking in te stellen. „Maar dan wel voordat de prijzen weer helemaal ingezakt zijn". De heer Van Heijst vertelde dat door het verloop van het seizoen de melkaanvoer nog steeds terugloopt, maar toch nog hoger is dan vorig jaar. De afzet van boter geeft geen problemen. Maar met de afzet van magere melkpoeder is dat nog even anders. De heer Van Heijst was van mening dat daar nu ten spoedig ste een oplossing voor gevonden moet worden. Ook de heer Van Heijst bekritiseerde daarom de heer Lardinois, daarmee doelend op de z.g. financiële mede-verantwoor delijkheid van de producent. „Dit is onaanvaardbaar ge zien de toch al sterk achterblijvende inkomens in de melk veehouderij", aldus de heer Van Heijst. Ook het plan om de ondermelk naar de bedrijven terug te sturen is niet te verwezenlijken. Met de bussen was dat misschien nog wel mogelijk (met extra kosten), maar niet meer met de moderne tankmelkapparatuur. „Het is de klok terugdraaien", zo besloot de heer Van Heijst zijn overzicht. TUINBOUW "QE heer M. J. Goud gaf in zijn tuinbouwoverzicht een globaal marktoverzicht van de tuinbouwprodukten. Hij vertelde dat de prijsvorming van groente onder glas tot op heden zwak is. Het komkommerseizoen is praktisch, ten einde. De tomatenaanvoer is stabiel met bevredigen de prijzen. De vollegrondsprodukten spruiten, prei en witlof doen het goed, maar zijn sterk afhankelijk van de weersgesteld heid en aanvoer. Hoewel de prijs van uien wat is teruggelopen kan toch nog van bevredigende prijzen worden gesproken. Ook in de bollensektor is de tendens gunstig mede door levendi ge export en voor-verkopen op kontrakt. Is de afzet van peren vlot, de stemming voor de appe len, met name Golden Delicious, is gedrukt. Het aanbod van deze appelsoort is in heel West-Europa groot en er zijn aanwijzingen dat vooral het Franse aanbod voorlo pig aan zal houden. In dit verband vertelde de heer R. den Engelse, tuinbouwspecialist van het Hoofdbestuur, dat er pas een transactie met Perzië tot stand is gekomen. Het gaat daarbij om 4,5 miljoen kilo. De heer Den Engelse noemde dit een goede en hoopvolle zaak, zeker wanneer de rooiregeling doorgaat. Tesamen zou dit een nieuwe en gezonde basis kunnen geven voor de Golden Delicious. Tot slot van zijn tuinbouwoverzicht nam de heer Goud opnieuw stelling tegen de voorgenomen inkrimping van de rijksvoorlichtingsdienst en bepleitte hij wederom de in stelling van een Europese rooiregeling „desnoods natio naal". STRUKTUURRAPPORT FRUITTEELT "TJ E heer Van Oosten, als rapporteur een korte toe- lichting op het struktuurrapport Zeeuwse Fruitteelt gevende, wees er op dat het rapport zakelijk is opgesteld. Dit betekent dat de Zeeuwse fruittelers een spiegel wordt voorgehouden en dat daarin een beeld wordt weerkaatst dat er misschien op bepaalde punten minder aantrekkelijk uitziet dan men had gehoopt! In het verleden heeft de landbouw een zeer grote rol gespeeld bij de ontwikkeling van de fruitteelt. Dat hield vooral verband met de grondgebondenheid. De stichting van nieuwe fruitbedrijven vond vooral plaats vanuit de akkerbouw en daarmee ging er een impuls uit tot verho ging van het teeltpeil, aldus de heer Van Oosten. De laat ste jaren is de belangstelling die er van akkerbouwzijde voor de fruitteelt bestond sterk geluwd. Daarvoor kunnen drie belangrijke oorzaken worden genoemd. Ten eerste streeft vrijwel iedere boer meer naar vergroting dan naar verkleining van het akkerbouwareaal. Ten tweede gaat het stichten van een nieuw fruitbedrijf met zeer hoge kosten gepaard, namelijk meer dan ƒ30.000,per ha. Ten derde zijn de vooruitzichten voor de nabije toekomst nog steeds niet gunstig. De fruitteeltproduktie in de E.E.G. daalt zeer langzaam, in de belangrijkste produktielanden Italië en Frankrijk is zelfs van afname geen sprake. Daardoor blijft er overproduktie, speciaal in jaren met een goede fruit oogst in West-Duitsland. Dit alles in aanmerking nemende is de verwachting dat het fruitareaal in Zeeland met een derde zal verminderen, echter met handhaving van de huidige produktie, dankzij een doorgaande opbrengstverhoging per ha. Het aantal „levenskrachtige" bedrijven zal naar verwachting in de komende 10 jaar echter verminderen van 380 tot 150 a 200, dus tot de helft. Deze prognose is gebaseerd op gebrek aan bedrijfsopvolgers, „ontmenging" van een aantal ak- kerbouw/fruitteeltbedrijven door rooien van het fruitteelt gedeelte, en een doorgaande schaalvergroting, waardoor de thans nog levensvatbare bedrijven van 56 ha in de nabije toekomst te klein worden voor het verwerven van een redelijk inkomen. Overigens was de heer Van Oosten van mening dat een dergelijke ontwikkeling niet zo ingrijpend zou zijn ais het wellicht lijkt, doch slechts een verflauwd doorzetten van hetgeen al een reeks van jaren aan de gang is. Niettemin hoopte de heer Van Oosten dat het rapport tot bezinning en diskussie zal leiden betreffende enkele opdoemende problemen. Daarvan kunnen genoemd wor den: de afzet, de investeringen in koelruimte en de ver starring als gevolg van het ontbreken van de impulsen die er uitgaan van nieuw gestichte fruitbedrijven. De heer Goud merkte op dat het probleem van de bo demmoeheid misschien ten dele kan worden ondervan gen door gebruik te maken van virusvrij plantmateriaal, doch niet geheel. Het blijft een geduchte handicap. Hier na werd het rapport door de vergadering goedgekeurd. J? R worden in de laatste tijd nog wel eens vragen ge- steld over de aard en de omvang van het recht van vruchtgebruik. Wij willen er daarom hier iets over zeg gen. Vruchtgebruik is volgens artikel 803 van het Bur gerlijk Wetboek een zakelijk recht van het goed van een ander de vruchten te trekken, alsof men zelf eigenaar daarvan is, mits zorgende dat de zaak zelf in stand blijft. Uit deze omschrijving blijkt dat vruchtgebruik een beperkt zakelijk recht is. Wat dit betekent wordt duide lijk als wij het vergelijken met het recht van eigendom. Het eigendomsrecht omvat twee rechten, n.l. ten eer ste het recht om een zaak te gebruiken en er de vruchten van te trekken, met andere woorden, daarvan het genot te hebben. Ten tweede mag de eigenaar over zijn eigen dom beschikkendat wil zeggen hij mag het verkopen of wegschenken, in vele gevallen zelfs vernietigen als hij dat wil. De volle eigendom, zo kunnen wij het dus kort samenvatten, is tegelijk: a. genotsrecht; b. beschikkings recht. a LS we de definitie van het begrip vruchtgebruik nu S* nog lezen blijkt dat de vruchtgebruiker het genots recht heeft, maar niet het beschikkingsrecht. Hij mag het goed dat hij in vruchtgebruik heeft zelf gebruiken, het verpachten of verhuren, maar niet verko pen of wegschenken, zeker niet vernietigen. De eigenaar van een goed, waarvan een ander het vruchtgebruik heeft, heeft, zolang het vruchtgebruik duurt, alleen het beschikkingsrecht, maar niet genots recht. Hij wordt de blote eigenaar genoemd en zijn recht de blote eigendom. Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn, dat als het recht van vruchtgebruik en de blote eigendom in de hand van één persoon komen, die persoon daardoor de volle eigendom verkrijgt. IJET reöit van vruchtgebruik wordt meestal verkre- gen krachtens een bepaling in een testament. In vele testamenten van echtgenoten wordt aan de langstle vende van hen, het vruchtgebruik van diens nalatenschap vermaakt, meestal levenslang. De kinderen of andere erfgenamen krijgen dus dan alleen maar de blote eigen dom. Als de langstlevende ouder overlijdt vervalt het eigendom. Maar pas dan, niet eerder! Wat gebeurt er met het vruchtgebruik als de blote eigenaar het met vrucht gebruik bezwaarde goed, dus de blote eigendom daarvan, verkoopt? Het antwoord op deze vraag is eenvoudig. Het vruchtgebruik blijft in stand. Dat blijkt uit wat de wet zegt, n.l. dat vruchtgebruik een zakelijk recht is. Een zakelijk recht is een recht dat op een zaak gevestigd blijft, ook- als de oorspronkelijke of een opvolgende eige naar die zaak vervreemt door verkoop, schenking of an derzins. Ook als die zaak door erfenis overgaat blijft het vruchtgebruik erop rusten. De vruchtgebruiker mag het goed zelf gebruiken, maar hij mag het ook verhuren of verpachten. T~)E wetgever heeft in dit opzicht wel een regel ge steld, waarbij ook met de belangen- van de blote eigenaar rekening wordt gehouden. De vruchtgebruiker mag n.l. alleen verpachten voor de wettelijke termijn. Dat is dus voor 12 jaar voor een hoeve, en zes jaar voor los land. Verhuur mag geschieden voor een termijn die plaat selijk gebruikelijk» is. Als er geen plaatselijk gebruik be staat, dan mogen huizen niet voor langer dan vier jaar verhuurd worden. Die termijnen zijn gesteld, opdat anders de vruchtge bruiker in staat zou zijn te verpachten of te verhuren voor een zeer lange termijn tegen een lage prijs. Daardoor zou de blote eigenaar ook na het einde van het vrucht gebruik nog zitten met een omstandigheid, waardoor de waarde van zijn eigendom (die dan volle eigendom ge worden is) gedrukt zou worden. Dat heeft de wetgever willen voorkomen. De pacht- of huurcontracten blijven echter wel in stand, als het vruchtgebruik eindigt. Wie denkt, en dat blijkt hier en daar voor te komen, dat b.v. bij levenslang vruchtgebruik pacht of huur eindigt bij het overlijden van de vruchtgebruiker, heeft het mis. Deze contracten lopen gewoon door alsof de blote eigenaar die zelf had gesloten. Dat de blote eigendom van een zaak minder waard is dan volle eigendom zal na bovenstaande wel duidelijk zijn. Fiscaal bestaan er tabellen voor de waarde van vruchtgebruik en dus van blote eigendom. Buiten het fiscale hebben die o.i. maar heel beperkte betekenis. PAAUWE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 3