Waterschappen tussen
Groningen en Zeeland
Landbouwschap eens met rapport over toekomst Waterschappen
QP de op 20 november j.l. te St Philipsland gehouden
algemene vergadering van de Zeeuwse Water-
schapsbond werd door de scheidende direkteur van de
Unie van Waterschappen, mr A. P. van den Berge, een in
teressante voordracht gehouden over diverse problemen,
waarmee de waterschapswereld wordt gekonfronteerd.
De voorzitten de heer A. Geluk, wees in zijn openings
woord van deze zeer druk bezochte vergadering o.a. op
de problematiek van de afsluiting van de Oosterschelde.
Diverse te nemen besluiten moeten wachten op de eind
beslissing in deze. Wij kunnen ons daarbij niet aan de in
druk onttrekken, dat ons volk te ver afleeft van de geva
ren van de zee, aldus voorzitter Geluk. Voor het voorko
men van ongelukken in de chemische industrie stelt men
100 veiligheidseisen, voorwaarden die men ook primair
dient te blijven stellen met betrekking tot de gevaren die
Zuid-West Nederland bedreigen bij een open Ooster
schelde!
De heer Geluk memoreerde voorts de opheffing van de
wet op de calamiteuze polders, de uitvoering van de wet
op de verontreiniging van oppervlaktewateren, de voor
stellen inzake reorganisatie van het binnenlands bestuur
en de reakties op het rapport van de studiekommissie wa
terschappen, het z.g. „diepdelversrapport".
DE BESTUURLIJKE REORGANISATIE
TR Van den Berge behandelde in zijn voordracht met
name de diverse aspekten, verbonden aan een be
stuurlijke reorganisatie van ons land. De regering wijst in
het thans voorliggende plan de gewesten als vierde be
stuurslaag van de hand en wil deze laten samenvallen met
de provincies. Het aantal provincies moet dan worden uit
gebreid tot 26. Zij krijgen belangrijke uitvoerende taken
ten koste van het rijk en de gemeenten. Voorts moet er
een gemeentelijke herindeling komen, wat moet leiden tot
grotere bestuurlijke eenheden aan de basis. De trits rijk -
provincie - gemeente blijft dus gehandhaafd, zij het, dat er
meer provincies komen en minder gemeenten. Een toe
name van 11 naar 26 provincies zal echter voor de water
schappen een belangrijke wijziging van het bestaande be
stel betekenen. De opstellers van het memorandum, die
in een schets de grenzen van de nieuwe provincies heb
ben getrokken, hebben onvoldoende beseft, dat de infra-
strukturele situatie van ons laaggelegen land nu eenmaal
zó is, dat de natte waterstaat in zijn materiële en formele
verbanden, sterk bepalend is voor de bestuurlijke ver
houdingen. Bij de thans voorgestelde indeling is het zeer
de vraag, op de provincies het bestaande takenpakket
mogen behouden. Het is moeilijk zich voor te stellen, dat
de taak van b.v. 11 provinciale waterstaten zou worden
opgesplitst over 26 provincies.
REGLEMENTERING EN TOEZICHT
TATANNEER we de begrenzing van een aantal reeds be
staande grote waterschappen vergelijken met de
in het concept-ontwerp voorgestelde provinciale indeling,
dan valt het op, dat het gebied van die waterschappen zich
soms uitstrekt over de gebieden van vier of vijf toekom
stige provincies. Zo komt Rijnlandse boezem in vijf ver
schillende provincies te liggen, hoewel die boezem als
een eenheid kan worden beheerd. Bij de doorvoering van
de beginselen, die aan het rapport van de studiekommis
sie waterschappen ten grondslag liggen, zouden in het
kader van de provincies nieuwe stijl de waterschappen
als regel interprovinciaal zijn.
De reglementering van de waterschappen door de sta
ten van meerdere provincies nieuwe stijl zal er aldus niet
eenvoudiger op worden, indien in de huidige wetgeving
geen wijziging wordt gebracht. De ervaring met de regle
mentering van de interprovinciale waterschappen heeft tot
nu toe geleerd, dat deze ook onder de huidige omstandig
heden moeilijkheden oplevert. In het geding komt hierbij
het grondwettelijk toezicht door de provincies op de wa
terschappen. Tot nu toe heeft dit in het algemeen goed
gefunktioneerd. De invoering van provincies nieuwe stijl
gaat niet alleen problemen opleveren met de reglemente
ring, maar werpt tevens de vraag op, of deze provincies
die toezichthoudende taak wel zullen kunnen blijven ver
vullen, als de territoriale omvang van waterschappen gro
ter en die van provincies kleiner gaat worden. Handhaving
van het provinciaal toezicht lijkt dan een praktisch onhaal-
1 GLOBALE AANDUIDING VAN HOOFDWATERSCHAPPEN
GLOBALE GRENZEN VAN DE WATERSTAATKUNDIGE HOOFDGEBIEDEN
De indeling van ons land in waterstaatkundige hoofdgebieden en
hoofdwaterschappen, zoals voorgesteld door de zg. diepdelvers-
kommissie.
bare zaak te worden. Voor reglementering en toezicht zul
len dan nieuwe regelingen getroffen moeten worden.
Daarbij zou gedacht kunnen worden aan een aantal moge
lijkheden, b.v. aan samenwerkingsregelingen tussen de
provincies nieuwe stijl. We gaan dan echter weer de weg
op van de gemeenschappelijke regelingen, een weg die
we juist bij deze reorganisatieplannen zouden willen ver
laten.
Een andere mogelijkheid is het brengen van reglemen
tering en toezicht bij het rijk. Ook dit druist echter in tegen
de opzet van het concept-ontwerp en lijkt ook politiek
niet haalbaar. Een derde mogelijkheid zou zijn om uit te
gaan van drie waterstaatkundige landsdelen (zie kaart),
de z.g. hydrologische hoofdgebieden. Men zou zich kun
nen voorstellen dat op een of andere wijze aan deze drie
landsdelen de reglementering en het toezicht zouden wor
den toegekend. Aan deze in te stellen lichamen zou dan
de waterschapsvorm kunnen worden gegeven, wat uiter
aard nadere studie hierop vereist. Voorts zou bij de over
wegingen ook kunnen worden betrokken om aan de Unie
van Waterschappen is verworpen met als argument, dat
het toezicht op waterschappen niet door andere water
schappen dient te worden uitgeoefend, maar door de pro
vincie, zijnde de algemene demokratie. Denkbaar is om
uit te gaan van 11 hoofdwaterschappen naar het patroon
van de huidige provincies. Aan deze kombinaties van
..miniprovincies" zou dan toezicht en reglementering kun
nen worden opgedragen, waarmee dan het probleem van
de opdeling van 11 provinciale waterstaten in 26 zou zijn
opgelost.
DE VISIE VAN G.S. VAN GRONINGEN
OK Gedeputeerde Staten van de provincie Gronin
gen hebben zich met het rapport van de studiecom
missie waterschappen bezig gehouden en zijn tot de uit
spraak gekomen, dat de regionale waterstaatszorg geen
zaak meer mag zijn van waterschappen, maar dat die taak
dient te worden overgenomen door de provincies nieuwe
stijl. Onder die zorg wordt verstaan de zeewaterkering
de hoofdafwatering, het boezembeheer en de waterzuive
ring. Dit standpunt getuigt van een revolutionaire aanpak.
G. S. van Groningen hebben algemeen principiële en
praktische bezwaren en wijzen in hun nota o.a. op plano
logische, milieuhygiënische en rekreatieve aspekten. De
ze maken een belangenafweging noodzakelijk, die niet
thuis hoort in een funktioneel bestuur, dat gericht is op
enge belangenbehartiging. Voorts zou het Waterschap uit
demokratisch oogpunt gebrekkig funktioneren, immers
iedere burger heeft belang bij het handelen van het wa
terschap.
Funktioneel bestuur is blijkens de visie van G. S. van
Groningen uit den boze en past niet meer in deze tijd van
inspraak en demokratisering. Toch kan het maatschappe
lijk bestel het, blijkens de ervaringen, niet zonder funktio
neel bestuur stellen. Men denke niet alleen aan de water
schappen, maar ook aan de Wet op de Gemeenschappe
lijke Regelingen, de Kamers van Koophandel, de publiek
rechtelijke bedrijfsorganisatie (Landbouwschap, Produkt-
schappen). Een tegenstrijdigheid in het principiële stand
punt van de Groningse bestuurders is, dat men wel de
waterschapsvorm wil handhaven op lokaal niveau, waar
bij men denkt aan waterschappen variërend in grootte van
1.500 tot 15.000 ha.
EEN VISIE UIT WEST BRABANT
QOK in Noord-Brabant wordt gestudeerd op de pro-
blematiek van het kwalitéltsbeheer en de zuive-
ringstaak van de waterschappen. Een nota van de Politie
ke Milieuraad West-Brabant van de Partij van de Arbeid,
die onlangs aan Provinciale Staten werd aangeboden, ver
toont wat de stellingname betreft overeenkomst met de
visie van de Groningse bestuurders. Gesteld wordt, dat
het beheren van de kwaliteit van het oppervlaktewater
een primaire overheidstaak is, die bij algemeen bestuur
(de provincie) dient te worden geregeld. Voor de gehele
provincie dient daartoe één zuiveringsschap te worden in
gesteld, waarvan het bestuur dient te bestaan uit verte
genwoordigers van de grote en de kleine industrie en van
de huishoudelijke vervuilers. Wanneer de overheid sub
sidies voor zuivering verstrekt, dient ook deze in het be
stuur vertegenwoordigd te zijn. Volgens de nota voldoen
de waterschappen niet aan de kriteria t.a.v. de publieke
beleidsbepaling en controle en zijn deze niet in staat om
een bestuur te vormen dat voldoet aan de gestelde eisen
inzake o.a. het verlenen van lozingsvergunningen, heffin
gen en een eventuele milieubelasting, terwijl ook de aan
wijzing van bestuurders op een ondemokratische wijze
plaats vindt. Als voordelen van een provinciaal zuiverings
schap worden genoemd, dat de heffing voor de hele pro
vincie gelijk kan zijn en dat demokratische kontrole beter
mogelijk is.
De waterschappen staan de laatste jaren wel in het mid
delpunt van de belangstelling. Talloze nota's en rappor
ten zijn gewijd aan taak en funktie van de waterschappen.
Verontrustend is echter, dat de konklusies telkens anders
zijn en dat het beleid in de diverse provincies zeer ver
schillend is. Terecht stelt mr Van den Berge dan ook, dat
het voor een gezond en doelmatig waterschapsbestel
noodzakelijk is in de provincies tot een meer gelijke aan
pak te komen van de waterschapsproblematiek. Een wa
terschapswet moet zo spoedig mogelijk tot stand komen.
KORTEWEG
tjfJT bestuur van het Landbouwschap heeft zich in zijn
A± openbare vergadering van woensdag 19 november
j.l. achter de conclusies gesteld van de Studiecommissie
Waterschappen. Deze commissie werd in 1968 door de mi
nister van Verkeer en Waterstaat ingesteld om de organi
satorische opbouw van de waterschappen door te lichten
en tevens de plaats na te gaan van de waterschappen in
het nationale bestel.
Het Landbouwschap besprak een reactie op het rapport
Het waterschap en zijn toekomst". De uitspraak van de
studiecommissie, dat de plaatselijke en regionale water-
schapszorg ook in de toekomst door waterschappen moet
worden uitgeoefend, wordt door het Landbouwschap on
derschreven. De democratische betrokkenheid van be
langhebbenden aan de voet bij de waterstaatkundige zorg
wordt als doorslaggevend beschouwd.
rpOT de taken van het waterschap kunnen gerekend
A worden de waterkering (voorzover deze niet in an
dere handen is) en de zorg voor de waterhuishouding,
waarbij het gaat om peilbeheersing en zorg voor goed wa
ter, die in beginsel in één hand gebracht dienen te zijn.
Het Landbouwschap is van mening, dat het beheer van
grondwater niet beslist in handen van de waterschappen
behoeft te worden gelegd. Wel is 't een vereiste, dat bij 't
beleid van het grondwater de waterschappen ten nauwste
worden ingeschakeld.
Het Landbouwschap vindt dat de studiecommissie te
recht de taken van de waterschappen beperkt wil zien tot
het water. Voor het beheer en onderhoud van wegen bij
voorbeeld komt het waterschap niet principieel in aan
merking, tenzij deze wegen op waterkeringen zijn aange
legd. Waterschappen, provincies en gemeenten zullen bij
het opstellen van plannen die in het raakvlak van water
schappen en het „milieu" liggen, nauw overleg met elkaar
moeten voeren.
JjET oprichten van hoofdwaterschappen als schakel
tussen rijk en de waterschappen op het vlak van
een mogelijke aanvoer van goed water, behoeft volgens
het Landbouwschap niet voor het gehele land te gelden.
In de oostelijke en zuidelijke provincies ligt de situatie
anders dan in de westelijke en noordelijke. Eerder zal ge
dacht moet worden aan het totstandbrengen van bepaal
de samenwerkingsvormen van een aantal waterschappen.
De democratische betrokkenheid aan de voet mag niet
ten offer vallen aan een organisatorische uniformiteit,
vindt het Landbouwschap.