Gewijzigde toepassing Dimecron struktuur- Het rapport Zeeuwse fruitteelt Uit de Groene School geklapt (Vervolg van pag. 15) bij dat in 't verleden nieuwe boomgaarden vooral door akkerbouwers werden geplant, dioch onder de huidige omstandigheden streeft vrijwel elke boer eerder naar vergroting dan naar verkleining van zijn oppervlakte landbouwgewassen. 3|g- De schaalvergroting zal doorgaan, vooral wat betreft de middelgrote bedrijven. Als nu de benedengrens voor „levensvatbare" bedrijven op 5 a 6 ha wordt gesteld, zal d|t over 8 a 10 jaar 10—12 ha of meer moeten zijn. Hfc Mede hierdoor en ook door gebrek aan opvolgers zal het aantal bedrijven dat wordt geëxploiteerd door onderne mers die htm inkomen in hoofdzaak in de fruitteelt ver dienen, nog vriji sterk afnemen. Ook het aantal bedrijven met fruit als bijverdienste of hobby zal verder worden verkleind. De kansen op handhaving van de huidige „levensvatbare" bedrijven zullen vaak beperkt worden doordat een te groot deel van de opstand in een (te) korte periode moet worden vernieuwd. De daarmee gepaard gaande kositen enerzijds en de lagere inkomsten (door tijdelijke produc tieverlaging) anderzijds zullen zelfs bij redelijke fruit- prijzen vaak te grote geldelijke offers vragen. Bovendien zal menigeen struikelen op het punt van de noodzake lijke bedrijfsvergroting. 'De problemen die daarbij spelen wat betreft grondverwerving, de financiering van de bij te kopen grond en de nieuwe opstand zijn niet gering. Jt Het gezinsbedrijf zal waarschijnlijk noodzakelijkerwijze de boventoon blijven voeren, met als meest voorkomend de ondernemer op het éénmansbedrijf, die bij' het dunnen, plukken en eventueel sorteren geholpen wordt door zijn vrouw en ook wel door kinderen en/of 65+ familieleden. Sociaal gezien is het niet in orde dat een onvoldoende rentabiliteit vaak moet worden opgevangen door laag 'betaalde arbeid van gezinsleden, maar in de praktijk ligt dat zo. Als er geen 'belangrijke verbetering in de rentabiliteit van de fruitteelt optreedt, zal het aantal bedrijfsleiders en andere „vreemde" arbeidskrachten nog Wder ver minderen, wellicht zelfs versneld. Dit houdt tevens in, dat de fruitteelt als nevenbedrijf bij akkerbouwers vrij sterk terug zal lopen. Ook dat bij schaalvergroting voorlopig slechts zelden naar een op pervlakte van boven de 20 ha zal worden gestreefd. Gezien dit alles zal de afname van het aantal bedrijven waarschijnlijk versterkt worden voortgezet. Er komen zeer weinig nieuwe bedrijven bij; veel bestaande bedrij ven zullen worden beëindigd. In 1952 waren er ruim 4.000 kleinere 'bedrijven en gro tere bedrijven met meer dan 0.20 ha fruit in Zeeland ge registreerd, in 1967 ca. 2.000, in 1974 ca. 1.100. Een voor de hand liggende verdere ontwikkeling zou ons inziens zijn: 0.22 ha fruit 25 ha fruit 510 ha fruit 1020 ha fruit meer dan 20 ha fruit 022 ha fruit 25 ha fruit ^—10 ha fruit 10—20 ha fruit meer dan 20 ha fruit 1974 353 bedrijven 276 ha) 277 bedrijven 844 ha) 270 bedrijven (1828 ha) 96 bedrijven (1291 ha) 18 bedrijven 557 ha) 1114 bedrijven (4796 ha) 1984 200 'bedrijven 100 ha) 120 bedrijven 300 ha) 150 bedrijven (1000 ha) 100 'bedrijven (1400 ha) 15 bedrijven 500 ha) 585 bedrijven (3300 ha) De Conference is bij de peren een sterke troef. Een archieffoto uit de tijd dat de toekomst voor het kleine fruit zonniger leek dan thans. Van de zijde van de akkerbouw is er weinig animo meer om fruit te planten. De bedrijven in de groep van 510 ha zullen volgens deze prognose omstreeks 1984 voor meer dan de helft niet meer „levensvatbaar" geacht kunnen worden, doch geëxploiteerd worden dn komlbinatie met andere aktivi- teiten, dan wel door oudere ondernemers die zo weinig mogelijk investeren, niet meer verjongen en dus het be drijf „uitmelken" als aanloop voor beëindiging. Het aantal „levensvatbare" bedrijven zal dus volgens deze (uiteraard aanvechtbare) prognose binnen 10 jaar dalen tot ca. 150 a 200 met een areaal van ca. 2.500 ha. Gezien de te verwachten stijging van de kg-opbrengst per ha zou de totale Zeeuwse fruitproduktie dan onge veer gelijk kunnen blijven. Het aantal personen dat een volledige dagtaak in de fruitteelt heeft bedraagt thans (bij een areaal van ca. 4.000 ha beroepsfruitteelt) globaal 600. Daarnaast zijn er (afgezien van typisch seizoenwerk als dunnen en pluk ken) nog een paar honderd personen die een gedeelte van hun werktijd) in de fruitteelt te gelde maken. Door- eengenomen 1 man per 66/2 ha. Dat zal waarschijnlijk worden 1 man per 810 ha, met een halvering van het aantal personen dat een volledige dagtaak in de fruit teelt vindt tot ca. 300. Nieuwe ontwikkelingen bij de snoei, 'het chemisch dunnen, e.d. 'zullen meewerken om dit mogelijk te maken. Machinaal oogsten zal geleidelijk binnen bereik komen, doch de komende 10 jaar waar schijnlijk nog geen rol van betekenis spelen. De geschet ste gang van zaken brengt met zich mee dat een goede voorlichting op economisch en technisch gebied in de toekomst meer dan ooit onontbeerlijk zal zijn. Tevens is een goede opvang van die „wijkers" van het allergroot ste belang. Jt Er is een ontwikkeling gaande op sociaal gebied om agra riërs boven de 55—60 jaar met een niet (meer) levensvat baar bedrijf, zodanig te steunen dat ze tot de A.O.W. kunnen doorgaan. Dit kan b.v. via bedrijfsbeëindiging op termijn (O.- en S.-fonds), dan wel met een aanvullend inkomen middels de Rijiksgroepregeling Zelfstandigen. Wellicht in de toe komst ook via een gegarandeerd minimum-inkomen. Speciaal de fruitteelt leent zich bijl uitstek voor dit alles, omdat een verouderde afgeschreven boomgaard, waar aan slechts minimale kosten voor verjonging en vervan ging worden gespendeerd, toch nog tamelijk vlug zoveel kan opleveren dat slechts een beperkte aanvulling nodig is. De sanering en inkrimping van het areaal fruitbedrij- ven kan hierdoor worden vertraagd, maar de invloed zal in principe slechts tijdelijk zijn. Niet te voorzien, doch waarschijnlijk zeer ingrijpend, zijn de gevolgen van het niet stichten van nieuwe bedrijven op verse grond. Tot nu toe bepaalden de nieuwe bedrijven de vooruit gang. Ze waren de motor voor nieuwe ontwikkelingen, voor hogere opbrengsten, betere kwaliteit, enz. Excursies gingen naar nieuwe bedrijven. De L.E.I.-gege vens werden in hoofdzaak op nieuwe 'bedrijven verza meld. De nieuwe bedrijven bepaalden het gezicht en de rentabiliteit van de moderne fruitteelt. Herin-plant op „oude" boomgaardgrond leverde tot nu toe meer teleurstelling op dan succes. Er zijn voorbeelden dat de resultaten bevredigend waren, maar daar staan .veel voorbeelden tegenover dat de resultaten matig tot slecht waren. Dikwijls werd de herinplant verkeerd aan gepakt, zodat hierdoor de tegenvallende uitkomsten kon den worden verklaard. Maar soms werd alles gedaan, in clusief grondontsmetting en potgrondbehandeling, ter wijl toch groei en opbrengst duidelijk achterbleven in vergelijking met verse grond. Er is nu een gegronde hoop dat het herinplant probleem met gebruikmaking van virusvrij plantmateriaal aanzienlijk kan worden verkleind. Het komt vrij veel voor dat bij bedrijfsbeëindiging per celen of perceeltjes boomgaard worden gekocht door fruittelers, die de boel rooien, opnieuw beplanten en zx> hun bedrijf vergroten. Begrijpelijk, omdat de mogelijk heden om op een andere wijze aan grond te komen be perkt zijn. Maar beslist niet ideaal, want verse grond blijft ons inziens verre te prefereren boven oude boom gaardgrond. Jt Ook buiten Zeeland is een verdere areaalverkleining en inkrimping van het aantal fruitbedrijven te verwachten. Dat houdt in dat er een redelijke kans is dat de aanvoer- druk geleidelijk afneemt en de prijzen aantrekken. Een rooipremie zou dit proces kunnen versnellen. Er is in dót rapport op gewezen dat er op veel bedrijven geen opvolger is. In feite maakt dit echter de vooruitzichten gunstiger voor de jongeren die in de toekomst het fruit- bedrijf van hun vader wel Willen voortzetten. IT'S hebben begrepen, dat bij velen de vraag leeft: Wat zijn dat nu voor jongens en meisjes op die groene school? Ook voor onszelf is het goed om ons te realiseren, welke kant of we uitwillen. Daarom gaan we nu enkele cijfers produceren. Voordat we dat gaan doen moeten we er wel voor waarschuwen, dat er geen overdreven waarde aan gehecht moet worden. Men gaat zo dikwijls conclu sies trekken, die er niet in zitten. Wij vinden het meer een momentopname. Nu eerst de cijfers. Van het totale aantal leerlingen (158) komen er 90 van een land- of tuinbouwbedrijf en 68 leerlingen zijn van buiten de land- en tuinbouw. Van de 90 leerlingen komen er 13 van een AKKER BOUWBEDRIJF kleiner dan 20 ha en 47 van een bedrijf met een grotere oppervlakte, 7 van gemengd of veeteelt bedrijf, 17 van een groente- of fruitbedrijf en 6 van een hoveniers- of bloemenbedrijf. Verdeeld over de delen van onze provincie krijgen we het volgende beeld: 89 uit Zuid-Beveland, 3 uit Noord- Beveland, 37 uit Walcheren, 13 uit Schouwen-Duiveland, 2 uit Tholen, 12 uit Oost Zeeuws-Vlaander en, 2 uit West Zeeuws-Vlaanderen. TTKT is natuurlijk heel erg voorbarig om al van 13- en 41 14-jarige leerlingen te zeggen, waar ze terecht zul len komen, maar we hebben toch wel enig idee. Als we nu cijfers noemen bedoelen we dat zeer globaal. We DEN KEN, dat van de 158 leerlingen er 85 in een land- of tuin bouwbedrijf terecht zullen komen, 54 in de hoveniers- of bloemensector en 19 buiten de eigenlijke land- of tuin bouw. Verder hielden we enkele weken geleden 2 kontakt- middagen en -avonden. Veel ouders hebben van de ge legenheid gebruik gemaakt. We hebben ook ons eerste „schoolonderzoek" gehad. Voor een aantal vakken mogen we door een 3-tal schoolonderzoeken de kennis van onze leerlingen toetsen. Het gemiddelde cijfer is dan tevens het eindcijfer van het examen. Zo'n schoolonderzoek betreft een tevoren opgegeven stuk stof. Na dit onderzoek volgen er nu nog twee. We hopen dat we u weer wat op de hoogte hebben gebracht. Graag tot de volgende keer! U kent het adres: Groene School, Biezelingseweg 10, Kapelle, tel. 01102—1812 of 1603. Lichtermoet Chemie B.V. deelt mede dat de Commissie voor Fytofarmacie in de toelatingsvoorschriften voor Dimecron geheel gewijzigd eeft. De wettelijke gebruiks voorschriften, waaraan de toepassing in granen tegen bladluizën zijn toegevoegd, luiden nu: (als insektenbe- strijdingsmiddel) fruitgewassen, mits niet tijdens de bloei toegepast; aardappelen, bieten, koolsoorten, erwten, stam- en veldbcnen, met dien verstande dat tuinbonen uitslui tend vóór de bloei mogen worden behandeld; granen, mits niet toegepast met gebruikmaking van een vliegtuig; kruidenteelt; graszaadteelt, alsmede in de zaadteelt van groente- wassen; bcomkwekzrij- en siergewassen. Toepassing in de teelt van consumptiegewassen onder glas is niet meer toegestaan. Voor granen, tegen bladluizen is de dosering: 1 liter Dimecron per ha, waarbij opgemerkt wordt dat voor een bestrijding afgegaan moet worden op waarschu wingsdienst, maar ook zelf het gewas tussen het verschij nen van het laatste blad en het melkrijp-stadium op blad luizen gecontroleerd moet worden (eind mei tot begin juli). Controle op aren, stengel en bladeren. Spuiten wanneer 'n regelmatige aantasting van ministens 10 blad luizen per halm wordt vastgesteld en warm weer de op bouw van de populatie bevordert.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 17