uien „De taak van het landbouwkundig onderzoek bij bouw en inrichting van landbouwbedrjjfs- gebouwen, in het bijzonder voor melkvee" x pracht model xhogeprm^^ door Ir. F. COOLMAN f)E ontwikkeling in de melkveehouderij is gedurende de laatste 5 a 6 jaren in grote mate beïnvloed door de opkomst van de ligboxenstal an het totaal aantal lig- bovenstallen op 1 januari t.w. 834 stuks, waren er 22 stal len met voerligboxen en 812 met de gewone ligboxen; 5 jaar later, t.w. 1 januari 1975, waren er in totaal 9054 ligboxenstailen, waarvan 675 voerligboxenstallen. Op dat moment was ca. 30 van het melkvee gehuisvest in lig boxenstailen. Veruit het grootste aantal hiervan vindt men terug in de bedrijven van 4060 koeien (3642 st.) en 60100 koeien (3328 stuks). Dit betekent dat meer dan 80% van de ligboxenstailen koppels herbergt van 40 100 melkkoeien. De meeste voerligboxenstallen komen voor op de bedrijven van 4060 melkkoeien (382 st.) en minder dan 40 koeien (169 st.). Bovenstaande cijfers geven een duidelijke indruk van de snelle opkomst van de ligboxenstailen. Dat het Landbouwkundig Onderzoek bij deze ontwikkeling een rol heeft gespeeld blijkt uit het volgende, aldus ir. F. Coolman. Kort samengevat wees ir. Coolman in zijn voordracht op het volgende. ONTWIKKELINGEN EN HET ONDERZOEK OP TECHNISCH EN ARBEIDSTECHNISCH TERREIN IN de vijftiger jaren zijn een groot aantal onderzoekin- gen verricht m.b.t. open loopstallen. De basis hiervan was, dat men streefde naar een lagere arbeidsbehoefte per dier tijdens de stalperiode, c.q. dat men een groter aantal dieren per man zou kunnen gaan houden. Nauw verband hiermede hield het melken in de doorloopmelk- stallen. Ook hoopte men door een eenvoudiger maar toch doelmatige bouwwijze tot een lagere investering te ko men. 'Hoewel ta.v. de grupstal duidelijk arbeidswinst werd geboekt en ook de bouwkosten niet onaantrekkelijk wa ren, is de open loopstal toch maar tijdelijk een. vooruit gang gebleken. Vooral het stroverbruik en de verwijde ring van het mestpakket bleken het geheel nadelig te be ïnvloeden. Ook het grote aantal m2's per dier dat beno digd was, deed Let vermoeden ontstaan, dat wellicht toch lagere kosten per standplaats zouden kunnen worden be reikt. Rond 1960 werden daarom proeven gestart met loopstallen, waarin ligboxen waren aangebracht. Roos- tervloeren droegen het hunnen bij om het mestprobleem op te lossen. Veel onderzoek is dan ook verricht om de basiselemen ten van de ligboxenstal zo goede mogelijk te leren ken nen. Met name denken wij hier aan de maten van de ligbox, de afscheidingen, de schoftbomen en de vloerbe dekking, waarbij het schoonhouden van de koeien één van de onderdelen was. Een bijzonder plezierig bijver schijnsel was hetminder frequent optreden van speen- betrappingen (grupstallen 512%; ligboxenstailen ca. 1 Een tweede onderdeel dat de aandacht kreeg, waren de roosterbalken, hun vormgeving, ihun kwaliteit en de maatvoering. Aansluitend werd de gehele mestproble matiek (verzameling, verwerking en afvoer) onder de loep genomen, waarbij ook het esthetisch aspect om de hoek kwam kijken. De inrichting van de stal met het oog gericht op de bouwkosten per standplaats, arbeidsbehoefte per dier en het welzijn van de dieren, vormden de voornaamste uit gangspunten voor diverse ontwerpen behorende bij de verschillende koppelgroottes. Tevens moest hierbij ge dacht worden aan uitbreidingsmogelijkheden. De uit breidingsmogelijkheden deden zich met name voor, toen naast gras, vooral ook mais in een aantal streken een belangrijk onderdeel van het ruwvoer werd. De moge lijkheid werd plotseling geopend om op dezelfde opper vlakte grond meer koeien te gaan houden. Naast dit alles kwamen nieuwere melkmethoden. Voor al het automatisch afnemen van het melkstel opende de mogelijkheid de legendarische grens van 45 koeien per uur per man met gemak te overschrijden Nieuwe be drijfssystemen kwamen daardoor in zich, dit betekende studie aan bedrijfsmodellen. De huidige situatie is enerzijds die van een gestage greoi naar grote eenheden (150 melkkoeien en meer), anderzijds die van verfijning. Als voorbeeld van het laatste noemde ir Coolman het volgende onderzoek. Ten einde tot lagere bouwkosten per stand te komen lijkt het mogelijk de eetbreedte van 60 cm naar 40 cm of misschien wel 20 cm terug te brengen. Het mechanisch voersysteem maakt het mogelijk, dat constant voer be schikbaar is. Een krachtvoerautomaat, verbonden aan een systeem van electronische koeherkenning, maakt het mogelijk dat elk dier z'n aanvullende portie krachtvoer op dat moment krijgt, waarop hij dat tot zioh belieft te nemen. (Naast de basis die hij reeds in de melkstal ver kreeg). Aansluitend hieraan blijkt het mogelijk met de moderne technische hulpmiddelen na elk melkmaal een overzicht te krijgen van de produktie per dier en van eventueele afwijkingen m.b.t. gezondheid, tochtigheid, enz. Wij staan, zo meende ir Coolman, aan het begin van een groot aantal mogelijkheden, waarmede het onder zoek reeds druk bezig is en voorlopig ook nog een grote hoeveelheid werk zal hebben. Dat deze technische ont wikkelingen hun weerslag weer zullen hebben op het gebouw en z'n indeling, is vanzelfsprekend duidelijk. Er zijn nu reeds vooruitstrevende bedrijven, waar ca 80 koeien per manjaar, zij het soms met lange dagen, wor den gehouden. Het onderzoek volgt ze naarstig. Vervol makingen ook in de voederwinning, de voederopslag en de voeder toediening, zullen ook hier weer maken, dat het werk gemakkelijker en vlotter kan lopen, waardoor den besteed. Gelukkig kan gesteld worden dat voorlich ting en onderzoek samen met het betrokken bedrijfsleven na de Algemene Handelsvoorwaarden Landbouwwerktui gen thans zijn aandacht richt op een soortgelijk iets voor Landbcrawbedrijfsgebouwen. Een tweede nevenaspect voor het onderzoek is het schenken van aandacht aan het welzijn van de dieren en aan de extra zorg die ze behoeven bij afkalven, ziekte en opgroei. In dit stukje „bijgebouw" wordt de basis gelegd voor wederom een stijging van de arbeidsproduktiviteit zal kunnen plaatsvinden Al deze zaken zullen natuurlijk met veel vallen en opstaan gepaard gaan. Het onderzoek heeft dan ook niet alleen de taak de mogelijkheden aan te geven, maar vooral ook de knelpunten en de risico's, die men tegen kan komen. De huidige rekenmogelijkheden in de economie en in de planning van de bedrijfsvoeringen maken het boven dien mogelijk, wegen aan te geven waarlangs de ont wikkelingen kunnen worden bereikt. Naast het produ ceren van bedrijfsmodellen in een zeker tussen- of eind stadium zal het bij de moderne kapitaalintensieve wijze van melkvee .ouden ook nodig zijn, groeimodellen te ontwikkelen. NEVENFACETTEN MAAST het technische is het goed een paar belangrijke nevenfacetten te noemen. De moderne veestal vindt voor een niet onbelangrijk gedeelte zijn basis in de fa briekmatige vervaardiging van bouwelementen, boven dien moet het te construeren gebouw de nodige aanslui ting hebben voor de technische hulpmiddelen waarmee in dit geval gewerkt gaat worden. Dit betekent, dat de leverancier een ander type bedrijf is geworden, waarbij de plaatselijke aannemer een minder grote rol speelt dan voorheen. Het betekent ook, dat de leverantie van de stal wat meer het karakter krijgt van het leveren van een technisch hulpmiddel. Dit betekent ook dat aan de leve ringsvoorwaarden de nodige aandacht zal moeten wor- •het toekomstige bedrijf. Het mag dan ook financieel wat extra aandacht krijgen; zeker is dit het geval wanneer men tracht door meer intensieve ruimtebenutting voor de melkkoeien lagere investeringen per stand te berei ken. Ook hier speelt het welzijn (gedrag) van de dieren in onderzoektechnische zin. Het onderzoek heeft reeds geruime tijd bijzonder veel aandacht besteed aan een geheel ander aspect dan de rundveehouderij, t.w de Milieu-invloeden. Het zal dit voorlopig ook nog moeten blijven doen. Het betreft hier zowel opslag en verwerking van de mest en de gier als de esthetische aspecten van 'het gebouw, de erfbeplan- tingen en het gehele aanzien in het landschap. Hierbij dienen ook de torensilo's betrokken te worden. Hoewel over smaak niet valt te twisten, kan toch worden gesteld dat een algemeen begrip mooi en lelijk zeker onderken- baar is en het mooie nagestreefd kan worden. Als vierde en laatste nevenaspect dienen wij de aan dacht van het onderzoek voor de grupstal te noemen. 70 van onze melkkoeien worden momenteel nog op grupstallen gehouden. Dit percentage zal ongetwijfeld zakken. Vele van deze grupstallen zijn wat het romp gebouw betreft nog uitstekend van kwaliteit en zullen dat ook nog een groot aantal jaren blijven. Zij zijn bo vendien voldoende groot om er een redelijke veestapel in te herbergen. Ook aan deze blijvers zal bouwtechnisch en arbeidstechnisch de nodige aandacht moeten worden besteed. Hiervoor staan onderzoekprojecten op stapel. Ook in dit onderzoek zal de efficiency van de produktie centraal moeten staan, waarbij de produktie per dier wederom de hoofdingang vormt naar een gezond bedrijf. (Vervolg van pagina 10) TOEKOMSTVERWACHTING AEZIEN de noodzaak om het inkomen op de melkvee- bedrijven mee te laten groeien met de inkomens in de andere sectoren van de maatschappij, zal het streven naar een grotere arbeidsproduktiviteit nog wel enige tijd doorgaan. Er zullen nog steeds meer ligboxenstailen ko men, het gemiddeld aantal koeein per bedrijf zal nog stij gen en een aantal kleinere bedrijven zullen worden ge sloten. Dit betekent echter dat de melkplas in ons land nog zal groeien. Deze groei zal sterker zijn dan de groei van de binnenlandse markt voor zuivelprodukten. Dit betekent dat de export sterk vergroot zal moeten worden. Of dit kan zal afhangen van de concurrentiepositie van de Ne derlandse veehouderij ten opzichte van die van onze om liggende landen. Deze concurrentiepositie zal sterk zijn als de melk veehouderij bedreven kan worden als grondgebonden activiteit op voldoend grote bedrijven met een juiste verkaveling. In een pessimistische bui kan men op dit punt vele problemen vermoeden. Door de claims van natuurliefhebbers lopen de ruilverkavelingen vertraagd, de werkloosheidssituatie is niet bepaald uitnodigend om uit de landbouw te stappen om ruimte te maken voor de blijvers en ook de grondprijzen rijzen door deze geringe grondmobiliteit tot onwaarachtige hoogte. Enige vertra ging in deze ontwikkeling is too'.i wel te verwachten. De andere mogelijkheid o mde produktiviteit per man te verhogen zou daarom in de toekomst wel wat meer aandacht gaan vragen. Namelijk de verhoging van de produktiviteit door betere management van het grasland en de produktiviteit van het vee. Dit betekent in concre- to een nog grotere inzet tot een genetische verbetering van het vee en het zoeken naar optimale produktie-om- standigheden Nederland melkveeland ook in de toekomst! Dat moet mogelijk zijn, daarvoor zal inspanning nodig zijn op de eerste plaats van de melkveehouders zelf, maar ook van vele anderen, waaronder de stallenbouwers. Dan hoop ik nog te beleven dat men wat schamper zal kunnen zeg gen: „In 1975 vonden zij het zelfs nog nodig om de 10.000ste ligboxenstal te memoreren", aldus dr ir Vos. LIRO-MH-30 Ook voor Liro-MH-30 (bevat 360 gr Mateïne hydrazine) ontving Ligtermoet-Chemie B.V. een nieuwe toelating Het middel is uitsluitend toegestaan voor Let tegengaan van spruitvorming tijdens de bewaarperiode bij zaai- uien door een bespuiting te velde. De termijn tussen toe passing en rooien mag niet korter zijn dan 4 weken. De bespuiting dient op het eind van de groeiperiode plaats te vinden. Het meest geschikte tijdstip is het moment dat het vroegst gestreken loof nog geheel groen is. Als regel ligt dit tijdstip 4 a 5 weken voor het rooien. Omdat het middel door het loof moet worden opgenomen, wordt alleen een goed effekt verkregen indien het na de be spuiting minimaal 10 uur droog blijft. De dosering is maximaal 6,25 liter per ha in tenminste 500 liter water per ha. Geen hogere dosering toepassen en niet verneve len. Geen extra uitvloeier toevoegen en niet mengen met andere bestrijdingsmiddelen. Uitsluitend toepassen op een gezond gewas, waarvan de bewaring tot in het voorjaar zal plaats vinden. Ondanks de behandeling de uien niet afgestaart bewaren. Er voor zorg dragen, dat de spuitnevel niet overwaait naar andere gewassen. Na de bespuiting de spuittank en het spuit materiaal gron dig schoonmaken. tl

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 11