F,
Intensiveren in de
akkerbouw en grenzen
aan bouwplanverruiming
9
Proefstation Groenteteelt in de Volle grond
Alkmaar
ir K. J. DE VRIES
F\ OOR intensivering, mechanisatie, toepassing che-
mische middelen en het gebruik van produktieve
rassen in het kort opvoering van de produktiviteit is
de akkerbouwer er nog min of meer in geslaagd het even
wicht tussen de voortdurend stijgende kosten en de op
brengsten te behouden.
Zijn we wat betreft de technische ontwikkeling nog niet
aan het einde van de mogelijkheden, voor wat de intensi
vering betreft komen de grenzen die de akkerbouwer een
halt toeroepen echter snel dichterbij.
Wanneer op een akkerbouwbedrijf een eind komt aan
de mogelijkheid van intensiveren rest er niets anders dan
strukturele aanpassing van het bedrijf. Strukturele aan
passing komt voor de akkerbouwer neer op vergroting
van de oppervlakte per man. Bij een beperkt en zelfs in
krimpend areaal is dit een proces dat zonder afvloeien van
arbeid niet realiseerbaar is. Er is alle reden om, alvorens
tot strukturele bedrijfsaanpassing via het afstoten van ar
beid te besluiten, na te gaan of door intensivering geen
inkomensverbetering mogelijk is. Als het om de laatste
arbeidskracht gaat is het zelfs de enige mogelijkheid als
de aankoop van grond niet mogelijk is.
WAT IS INTENSIVEREN?
VAAK meent men dat intensiveren hetzelfde is als het
opnemen van meer financieel aantrekkelijke aktivi-
teiten (gewassen) in het bedrijfsplan.
Men heeft dan echter meer de gevolgen dan de werke
lijke krachten achter de intensivering voor ogen. Wan
neer een akkerbouwer land dat bestemd is voor de graan-
teelt gaat verhuren als aardappelland of spruitkoolland
kan dat financieel aantrekkelijk zijn. Maar hier mag niet
gesproken worden van intensiveren. Integendeel zelfs,
dit is een voorbeeld van extensiveren!
De definitie van intensiveren die wij gebruiken luidt als
volgt: Intensiveren is het gebruiken van meer arbeid en/
of kapitaalgoederen en produktiemiddelen per eenheid
van grondoppervlakte.
Wil intensiveren economisch zinvol zijn dan moet te
genover de extra inzet van produktiefaktoren een hogere
opbrengst in geld worden verkregen. Voorzover de extra
inzet hogere uitgaven met zich meebrengt, moet de te.
verkrijgen meeropbrengst minimaal deze hogere uitgaven
goed maken.
VERSCHILLENDE VORMEN VAN INTENSIVEREN
ge intensiteitsniveau van de Nederlandse akkerbouw in
aanmerking nemende, is de economische betekenis hier
van niet groot.
Het intensiveren van het bouwplanzoals dat in de ja
ren na 11)60 reeds in sterke mate heeft plaatsgevonden.
Het aandeel van de gewassen die weinig arbeid en machi
nes vroegen zoals granen en handelsgewassen, is sterk te
ruggedrongen. Er voor in de plaats kwamen gewassen die
meer arbeid vragen, met name aardappelen en suikerbie
ten.
Voorzover deze intensivering een vermindering inhoudt
van het aantal gewassen of uitsluitend betrekking heeft
op een verschuiving naar oppervlakte van de granen naar
aardappelen en bieten spreekt men ook wel van bouw
planvernauwing. Intensivering is echter niet beslist ge
koppeld aanbouwplanvernauwing. Er zijn ook akker
bouwbedrijven die hun bouwplan geïntensiveerd hebben
en tegelijkertijd een bouwplanverruiming hebben gerea
liseerd. Dit is vooral het geval op bedrijven waar granen
worden vervangen door tuinbouwgewassen zoals uien,
bloembollen, spruitkool of contractteelten voor de groen-
teverwerkende industrie, al is in dit laatste geval eigen
lijk geen sprake van intensiveren.
De eisen die door de wet of uit oogpunt van een gezon
de vruchtwisseling gesteld worden, vormen één van de
begrenzingen voor een nog verder gaande intensivering.
Om deze grenzen nauwkeuriger te bepalen is meer on
derzoek nodig naar de opbrengstvermindering tengevolge
van het overschrijden van de thans gehanteerde normen.
De inkomensdruk wordt door steeds meer akkerbouwers
noodgedwongen gevoeld als een druk om tot nog verder
gaande intensivering van het bouwplan te komen.
Het is niet alleen de mogelijkheid, resp. het vooruitlo
pen op de mogelijkheid van toepassing van chemische
grondontsmetting en het beschikbaar komen van ziekte-
resistente rassen die een overschrijding van de traditio
nele vruchtwisselingseisen verleidelijk en verdedigbaar
maakt.
DYNAMISCHE VRUCHTOPVOLGING
waarin de schade optreedt is van veel belang.
In dit verband verdient de mogelijkheid om binnen de
geldende vruchtwisselingseisen een, wat we zouden wil
len noemen, „dynamische vruchtopvolging" uit te voeren
meer aandacht. Bij deze dynamische vruchtopvolging
worden de vruchtwisselingseisen niet binnen een teelt
jaar gerealiseerd, maar over een cyclus van meerdere ja
ren.
De gewassen die de grootste bijdrage leveren aan het
inkomen worden in het begin van de cyclus in zo groot
mogelijke oppervlakte geteeld. De gewassen met een ge
ringe bijdrage zoveel mogelijk aan het eind van de cyclus.
Voor jonge ondernemers die vaak met veel vreemd ver
mogen op een nieuw bedrijf beginnen, springen, mits zij
de loonwerker in kunnen schakelen, de voordelen duide
lijk in het oog. Een meer dynamische benadering van de
vruchtwisseling biedt ook de mogelijkheid om maximaal
te profiteren van al dan niet tijdelijke gunstige op-
'brengstprijzen van 'een bepaald gewas. Is de hogere prijs
een tijdelijke zaak dan zit men goed! Is de verandering
meer langdurig dan heeft men in ieder geval de hogere
opbrengst enkele jaren eerder gerealiseerd dan bij het
traditionele vruchtwisselingssysteem. Tenslotte kan
worden opgemerkt dat de wissel op de toekomst die ge
trokken wordt bij overschrijding van de vrucht wisse
lingsnormen bij het systeem van dynamische vruchtop
volging goedkoper is. Men geeft en heeft meer tijd om de
mogelijke technische ontwikkelingen t.a.v. verruiming
van de vruchtwisseling te realiseren!
GRENZEN INTENSIVEREN
MIDDELS BOUWPLANVERRUIMING
VERRUIMING van de gewassenkeuze betekent niet in
alle gevallen verruiming van de vruchtwisselings-
problemen. Zo kan door het opnemen van uien, bloem
bollen, knolselderij, waspcan of witlofwortelen het per
centage rooivruchten veel te hoog worden. Het bieten-
cystenaaltje legt beperkingen op bij het telen van kool
gewassen. Daarbij komt dat deze vorm van intensiveren
geen algemene oplossing k^ n geven voor de inkomenspro
blemen van de Nederlandse akkerbouw in verband met de
afzetmogelijkheden. Zowel voor tuinbouwgewassen als
voor niet onder een EEG-regeling vallende akkerbouw-
produkten heeft de markt maar een beperkte opname
capaciteit. Bovendien veroorzaakt een zeer geringe over-
produktie al een zeer sterke prijsdaling.. Wanneer echter
om deze reden bijna niemand aan deze intensiveringsmo
gelijkheid aandacht schenkt, liggen er voor het indivi
duele bedrijf duidelijke mogelijkheden.
Overigens ligt de winstgevendheid van de zwaar geme
chaniseerde teelten bij de Nederlandse marktverhoudin
gen op het niveau van de granen. De aantrekkelijkheid
berust vooral op de mogelijkheid de op het bedrijf aan
wezige overcapaciteit te benutten. Daarentegen zijn dub-
belteelten een vorm van bouwplanintensivering die een
duidelijker positief effekt heeft op het bedrijfsresultaat.
Hat valt tenslotte niet te onderkennen dat de intensi-
venngsmogeiijkheid via tuinbouwgewassen niet populair
is bij de akkerbouwers. Naast het ontbreken van vakman
schap, een omstandigheid die op korte termijn verbeterd
kan worden, zijn er beperkingen die vóel moeilijker zijn
op te heffen. Er worden hogere eisen aan het.onderne
merschap gesteld. Bij voorbeeld ten aanzien van organi
satietalent en handelsgeest. Tekorten in kennis ten aan
zien van de afzet via de veiling. De kans is aanwezig dat
de commissionair zich voor zijn capaciteiten op dit ter
rein zal willen laten betalen. Omdat een twee- of drie
mans organisatie bij vele niet volledig gemechaniseerde
tuinbouwteelten nodig is, moet tijdig, dat wil zeggen
vóórdat de éénmanssituatie voor het akkerbouwbedrijf
eon feit is, de mogelijkheid van deze intensivering via
tuinbouw onder ogen worden gezien. Teveel wordt de
grove tuinbouw nog gezien als het laatste redmiddel voor
het te klein geworden akkerbouwbedrijf.
(Zie verder pag. 14).
PEN akkerbouwer kan op verschillende manieren zijn
bedrijf intensieveren.
H^t intensiveren van afzonderlijke teelten, door het
aanwenden van meer arbeid, werktuigen of produktie
middelen zoals bijv.: grondverbetering, betere grondbe
werking, hogere kunstmestgift, gebruik van meer zaai
zaad en bestrijdingsmiddelen. Het reeds gerealiseerde ho
BEDRIJFSECONOMISCH is het niet bij voorbaat ze
ker dat de uitspraak „lage opbrengsten van zieke
suikerbieten kunnen weieens een hogere bijdrage aan het
inkomen van de akkerbouwer leveren dan gezond graan"
onjuist is. Veel hangt immers af van de omvang van de
opbrengst derving die ontstaat tengevolge van het over
schrijden van de vruchtwisselingseis. Ook het tempo
(Vervolg van vorige pag.)
bedrijfsorganisatie het belangrijkste zijn. Het verschil in
uitvoering van de teelttechniek en de afzet hebben geleid
tot het grootste deel van de verschillen in bruto-geldop-
brengsten en daarmede ook in het bedrijfsresultaat.
DE BOER ALS VAKMAN
DE belangrijke verschillen in kg-opbrengsten per ha
van de verschillende gewassen waren voor dr Za-
chariasse aanleiding op de 29 bedrijven tot in de kleinste
bijzonderheden na te gaan op welke wijze de verschil
len de gewassen (wintertarwe, suikerbieten, consumptie
aardappelen en pootaardappelen) werden geteeld. Hier
bij werd aandacht besteed aan o.a. grondbewerking, zaai
en en poten, verzorging enz. tot de oogst. Het zou in het
kader van dit artikel te ver voeren al deze waargenomen
details te beschrijven.
Uit de bestudering van het zeer groot aantal verkregen
gegevens kwam duidelijk naar voren dat in beide jaren
het grootste deel van de verschillen in kg-opbrengsten per
ha reeds ontstaan is in de beginperiode van het produk-
tieproces van de diverse gewassen.
Variërend per gewas en per jaar is dit 5591 van
de verschillen in kg-opbrengsten. Dat wil zeggen dat het
grootste deel van de verschillen tot stand komt in een
periode waarin de boer de situatie grotendeels nog in de
hand heeft en nog kan besluiten hoe te handelen afgezien
van onvoorziene toevalsfactoren
Het betreft dus handelingen als bijv.: grondbewerking
(tijdstip, diepte en groflegging), zaaien/poten (rijenaf-
stand en afstand in de rij), N-bemesting (tijdstip, hoe
veelheid en aantal malen), bestrijding van ziekten, pla
gen en onkruiden op het juiste tijdstip en met de verant
woorde middelen en/of technieken.
Bovendien bleek uit de studie van dr Zachariasse even
eens dat het doorgaans dezelfde akkerbouwers waren die
in beide jaren een hoge of lage kg-opbrengst behaalden
naast een aantal die met wisselend succes hun gewassen
teelden.
Hieruit mogen we dus afleiden hoe belangrijk de in
vloed van de boer is op het opbrengstniveau van zijn ge
wassen en van zijn bedrijf door zijn technisch vakman
schap bij de teelt van zijn gewassen.
ONDERNEMERSCHAP ALLEEN TECHNISCH
VAKMANSCHAP?
IYE vele beslissingen die de akkerbouwer op zijn bedrijf
moet nemen beperken zich niet alleen tot die wel
ke te maken hebben met de teelt van de gewassen. Tot
een goede bedrijfsvoering behoren ook een goed finan
cieel beheer en boekhouding. Hij moet zich ook op de
hoogte stellen van de marktsituatie teneinde bij de af
zet de juiste beslissingen te kunnen nemen. De boven
genoemde taken kunnen door de boer geheel of gedeel
telijk overgelaten worden aan de banken, boekhoud- en
belastingadviesbureaus, aan- en verkooporganisaties e.d.
Dat niet wil zeggen dat hij niet op de hoogte moet blijven
van de belangrijkste ontwikkelingen op deze terreinen.
Het teelttechnische vakmanschap onderscheidt zióh van
de bovengenoemde onderdelen van het bedrijfsbeheer in
die zin dat de te nemen beslissingen zeer talrijk zijn
en ook moeilijk aan anderen af te stoten.
Bij het nemen van deze kort-termijn beslissingen moet
de akkerbouwer steunen op kennis en inzicht, in de loop
der jaren verworven door eigen ervaring en informatie
van voorlichting, vakliteratuur en collega's. De basis voor
dit alles dient uiteraard te zijn een schoolipleiding ge
volgd door een goede praktijkopleiding. Deze behoeft niet
altijd alleen op het ouderlijkl_bedrÜf plaats te vinden.
Uit een oogpunt van blik verruiming is het wenselijk dat
de adspirant-akkerbouwer gedurende zijn opleiding op
verschillende bedrijven werkzaam is. Daarbij moet ook
verblijf op buitenlandse bedrijven niet buitengesloten
worden.
WEDERZIJDS BEDRIJFSBEZOEK ZEER BELANG
RIJK!
deze tijd van snel op elkaar volgende technische
ontwikkelingen bij de gewasteelt dient de actieve
ondernemer steeds kennis te nemen van deze ontwikke
lingen. Het leerproces van de school en tijdens de verdere
opleiding dient ook tijdens het actieve ondernemerschap
te worden voorgezet waaruit vanzelfsprekend de bereid
heid tot blijven leren voortvloeit. Deze leerbereidheid
moet niet alleen gericht zijn op datgene wat van het
landbouwkundig onderzoek via voorlichting in de ruim
ste zin tot hem komt. Ook zelfgemaakte fouten en erva
ringen van collega's behoren daartoe. Terecht wijst dr.
Zachariasse er in zijn proefschrift dan ook op, dat het
wederzijds! bedrijfsbezoek wat de laatste jaren niet alge
meen meer is, op de een of andere wijze aangemoedigd
dient te worden.
Een ruimere uitwisseling van ervaringsfeiten tussen
collega-akkerbouwers is zeer belangrijk. In dit opzicht
kunnen Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting met hun
studieclubs voor bedrijfsvraagstukken een belangrijke
taak vervullen. Te midden van alle ontwikkelingen, niet
alleen op technisch, maar ook op sociaal-ecenomisch ge
bied (waartoe men o.a. de afzeteisen mag rekenen) blijft
voor de boer de teelt van zijn gewassen centraal staan.
Het streven zal er steeds op gericht moeten zijn tenmin
ste het reeds bereikte opbrengstniveau te handhaven of
zo mogelijk te verhogen.
Bij alle beslissingen die de akkerbouwer in zijn be
drijf neemt heeft hij volgens dr. Zachariasse steeds een
ideaalbeeld voor ogen. Dit ideaalbeeld, wat niet alleen op
teelttechnisch gebied kan liggen, maar ook op de andere
delen van de bedrijfsvoering, zal echter niet altijd of
zelfs in de meeste gevallen niet geheel bereikt worden.
De goede ondernemer zoekt de fout in de eerste plaats
bij zichzelf. Velen zijn geneigd de fout of de oorzaak van
het minder goede resultaat voornamelijk elders te zoeken.