Akker bouw Nu. BEDRIJFSGROOTTE EN INKOMEN Boer en bedrijfsresultaten 8 TEN GELEIDE De consulentschappen voor de Akkerbouw in Barendrecht en Schagen en medewerkers van de SociacU Economische Voorlichtings diensten in het werkgebied van deze consu lentschappen. verzorgen een serie technisch economisch en sociaaleconomische artikelen voor de ondernemer in de akkerbouw. Door omstandigheden blijkt dat de redak- tie het begin van deze serie artikelen, n.l. 1 t/m 5, niet zijn toegezonden. Om deze ach terstand" in te halen heeft de redaktie ge meend met (waar mogelijk) in het kort, deze bijdragen in één keer te verwerken, om daar na in het „schema" mee te kunnen lopen. In deze artikelenserie worden diverse vraagstukken waar de akkerbouwer mee in aanraking komt, behandeld, zoals het ver band tussen bedrijfsgrootte en inkomen en dat van bedrijfsvoering en inkomen, het ef fect van cultuurtechnisch werk, gedeeltelijke samenwerking en kostenbesparing, kontrakt- teelt, bedrijfsopvolging en verzekeringen. Al reeds in een of nadere vorm kennis konden nemen! De strukturele ontwikkeling in de akker bouw is snel gegaan, waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal duidelijk aan het verschuiven is. Gaat dit steeds verder? Het is nog steeds zo dat de lonen arbeids kosten) veel sneller stijgen dan de kosten van kapitaal rente, afschrijving, onder houd). Daarom is- te verwachten dat het proces van de verdergaande mechanisatie voorlopig wel zal voortgaan. Momenteel kost een werknemer in de ak kerbouw aan het bedrijf ongeveer 25.000, per jaar. Dat is het bruto-loon vermeerderd met vakantietoeslag en premies voor verze keringen etc. Voor de arbeid van de onder nemer moet dit eveneens worden gerekend. Daar komt dan nog bij dat hij zware risico's loopt en dikwijls langere werktijden maakt. Het arbeidsinkomen dat de ondernemer moet verdienen moet dus hoger zijn dan f 25.000, per jaar. Iedereen weet dat de prijzen in de landbouw minder snel stijgen dan de kosten. Om hetzelfde inkomen te halen moet er dus een grotere omzet gemaakt worden. Dat is dan weer mogelijk door de technische ont wikkelingen op alle terreinen. Dat betekent dus: INVESTEREN. Voor de aanschaf van die bedrijfsuitrus- ting is dus geld nodig. Geld kun je lenen via de banken, maar alleen als jezelf ook een gedeelte al hebt. Met andere woorden, om de technische ontwikkeling ofwel de groei van het bedrijf te kunnen bijhouden is het nodig zelf te kunnen sparen. Gesteld kan worden dat een gemiddelde van f 4.000,per man per jaar thans voor de groei als het UITER STE MINIMUM moet worden beschouwd. Het gaat hier uiteraard om een jaargemid delde. In de praktijk vinden uitbreidings-in- vesteringen natuurlijk niet jaarlijks plaats. Hierboven zijn twee grenzen aangegeven. In een aantal gevallen kan gezegd worden dat het bedrijf toekomst heeft als genoemde bedragen eruit komen. Als het gezin rond kan komen met het arbeidsinkomen rekening houdende -met de reserveringen dan is het bedrijf in staat de ontwikkelingen te volgen. De gezinsbestedingen kunnen zeer uiteen lopen tussen verschillende gezinnen. Ook maakt het een groot verschil of we te maken hebben met een pas getrouwd stel, een vrij gezel of een gezin met tieners. Maar in zijn algemeenheid geldt toch wel dat een akker bouwbedrijf meer dan f29.000,per jaar moet opleveren. Wordt daarbij nog rekening gehouden met de Inkomstenbelasting, dan zou globaal gezegd kunnen worden: De winst uit onderneming, zoals die straks uit de fis cale boekhouding over 1975 zal moeten blij ken, ongeveer f 33.000,moet zijn. Wanneer de zaak als bovenstaand bena derd wordt, is nog niet aan de orde of het bedrijf economisch verantwoord was. Dat is een andere benadering. Ook daar wordt na der op ingegaan. Aldus zo ongeveer ir J. F. J. Hoef mans, S.E.V. van de LTB, die deze inlei ding voor zijn rekening nam. BI. Consulentschap Akkerbouw Noord-Holland te Schagen Ir B. G. DE GLEE IYE grootte van een akkerbouwbedrijf heeft invloed op het bouwplan en ook op het inkomen. Kleine bedrij ven moeten vaak intensief geveerd worden met gewassen die een hoge geldelijke opbrengst geven. Op grotere be drijven zijn de mogelijkheden om een goed inkomen te behalen groter. Op deze bedrijven kan ook een ruimer bouwplan worden toegepast. De bedrijfsgrootte van akkerbouwbedrijven in enkele akkerbouwgebieden is weergegeven in het volgende staatje. Bedrijfsgrootte van akkerbouwbedrijven in enkele akkerbouwgebieden kleiner dan meer dan 20 ha 2050 ha 50 ha Friesland 60 35 4 Zeeland 67 27 6 Veenkoloniën 55 42 f/c 4 Groningen 16 48 36 Noord-Holland 34 54 °/o 13 kleiner dan groter dan 20 ha 20-40 ha 40 ha Zuid-Holland 44 32 25 IJsselm eerpolders 19 55 26 IIOEWEL de uitgangspunten voor de verschillende 11 provincies waarschijnlijk niet geheel vergelijkbaar zijn, blijkt wel dat het aantal kleine bedrijven vrij groot is. Kleine bedrijven kunnen zich specialiseren op enkele goed opbrengende gewassen en zo trachten een redelijk inkomen te verdienen. Zo vindt men in Friesland en in Noord-Holland op deze bedrijven pootaardappelen, tulpen en groenten; in Zuid-Holland en Zeeland zijn de bedrij ven kleiner dan 20 ha blijkt, dat het moeilijk is om op de ze bedrijven een bestaan te verwerven Toch hebben kleine bedrijven doorgaans minder moge lijkheden tot inkomensvorming dan grote bedrijven. Uit L.E.I.-cijfers blijkt bijv. dat het arbeidsinkomen van de ondernemer in Zuid-Holland op de 2040 ha bedrijven gemiddeld 1,8 x zo groot was als op de bedrijven kleiner dan 20 ha en op de bedrijven groter dan 40 ha zelfs 3,7 x zo groot. In Noord-Holland is sprake van eenzelfde ten dens; op de bedrijven groter dan 36 ha was het arbeidsin komen van de ondernemer 1,6 x zo groot als dat op be drijven kleiner dan 36 ha. Uit het overzicht van de bedrij ven kleiner dan 20 ha blijkt, dat het moeilijk is om op dez bedrijven een bestaan te verwerven. IIET aantal kleine akkerbouwbedrijven is dan ook sterk gedaald. Zo verminderde het aantal bedrijven kleiner dan 20 ha in Zeeland van 1966 tot 1975 met 11 en in de N.O.P. met 22 In Noord-Holland daalde het aantal bedrijven met 520 ha akkerbouwgewassen van 1963 tot 1973 met 22 De laatste jaren stagneert het aantal bedrijfsbeëindi gingen via het O. S.-Fonds wegens de verminderde werkgelegenheid en de vrij lage O. S. uitkering. Overigens vinden de meeste bedrijfsbeëindigingen plaats door afwezigheid van een opvolger. Vergrotingen van het bedrijf door aankoop of pacht zou in principe een goede oplossing zijn om het inkomen te verbeteren Het aanbod van grond is echter zeer beperkt en de prijs vaak zodanig dat er bij aankoop geen inko mensverbetering plaatsvindt. In een aantal gevallen kan echter financiering via de grondbank wel tot betere resultaten leiden, omdat de rentelast voor de grond wordt vervangen door een erf pachtcanon van ZVz en er geen aflossingsverplichting is. Behalve de bedrijfsgrootte zijn er andere faktoren die invloed op het inkomen uitoefenen. De kwaliteit van de grond, de ontwatering, de keuze van de gewassen, de jaarinvloed en vooral het vakman schap van de boer spelen een een grote rol. Inkomensver betering kan o.a. bereikt worden door intensivering, sa menwerking of het aantrekken van een neventak. CJV.R. Barendrecht ir K. B. VAN GILST Het bedrijfsresultaat van het akker bouwbedrijf voor het grootste deel steunt op het technisch vakman schap van de akkerbouwer. Tech nisch vakmanschap is naast aanleg gebaseerd op een grote bereidheid tot het kennis nemen van de inzich ten van onderzoek, voorlichting en collega's. De in de loop der jaren ter' beschikking gekomen be drijfseconomische gegevens van het L-E.L en boekhoud bureaus Webben economisch onderzoekers, voorlichters en ondernemers in de verschillende agrarische bedrijfs takken ve;l inzicht verschaft in de vele factoren, die van invloed zijn op het bedrijfsresultaat. Ons tot de akker bouw bepalende, is het duidelijk dat het bouwplan, de mechanisatiegraad en arbeidsbezetting van het bedrijf, de bedrijfsgrootte van invloed zijn op het behaalde bedrijfs resultaat. Niettemin is het opvallend, dat grote verschillen kun nen worden gekenstateerd tussen bedrijven waarop bouwplan, mechanisatiegraad en bedrijfsgrootte onge veer met elkaar in overeenstemming zijn en zelfs de grondkwaliteit tussen de bedrijven niet veel verschil ver toont. Wanneer men kennis neemt van deze verschillen en alle mogelijkheden ter verklaring ervan zijn uitgeput dan blijft de wat geheimzinnige factor „boer" over die dan verder alles moet verklaren. DE FACTOR „BOER" NADER BEKEKEN IUAT de factor „boer" betreft is het van belang nog eens te wijzen op de studie die dr ir L. Zacharias- se heeft gemaakt van de rentabiliteit van 29 overeenkom stige potentieel gelijke bedrijven in de Noordoostpolder. Deze bedrijven van hetzelfde type, bedrijfsgrootte (29 35 ha), bouwvoor, verkaveling en bedrijfsgebouw ver toonden in de jaren 1968 en 1969 grote verschillen in be drijfsresultaat. Het verschil in netto overschot per ha tussen het hoogste en het laagste bedrijfsresultaat was in 1968 1.627,bij een gemiddelde van 416,per ha en in 1969 3.454,bij een gemiddelde van 1.693,per ha. Omgerekend per bedrijf gaat het om verschillen tot 50.000,— in 1968 en tot 110.000— in 1969. Deze grote verschillen waren in beide jaren voor het allergrootste deel, n.l 61 resp. 76 toe te schrijven aan de verschillen in kg-opbrengsten per ha en de prijs per kg-produkt. Van veel minder invloed op het bedrijfs resultaat waren het verschil in bouwplan en het verschil in gemaakte kosten (arbeidskosten). Het kg-opbrengsteffect van de belangrijkste gewassen was in beide jaren van 30 tot 36 verantwoordelijk voor deze verschillen. De invloed van de prijs was in 1968 25 31 en in 1969 44 op het verschil. Uit deze cijfers blijkt dus duidelijk dat niet de verschillen in samenstel ling van het bouwplan of de verschillen in kosten van de (Zie verder pagina 9)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 8