ALGEMENE
VERGADERING
KNLC
uien
xhogeP^*^—
pracht model
7
LARDINOIS: BELEID AANPASSEN AAN TECH
NIEK EN REALITEIT
BRUSSEL ALLEEN KAN LANDBOUWINKOMEN
NIET REDDEN
TA7E zijn met het EEG-landbouwbeleid op een beslis-
send moment aangekomen, zo begon landbouw
commissaris ir P. J. Lardinois zijn inleiding tijdens de alge
mene vergadering van het Kon. Ned. Landbouw-Comité
op 14 november j.l.
In het begin van het jaar heeft de Commissie van de
Europese Gemeenschappen de Balans van het gemeen
schappelijk landbouwbeleid gepresenteerd. Zij oordeelde
daarin positief over dat beleid. De EG-Ministerraa'd heeft
daar nu de laatste maand ook enkele malen over verga
derd en die is tot ongeveer dezelfde conclusie gekomen.
Het landbouwbeleid van de afgelopen jaren kan vrij posi
tief beoordeeld worden, vooral als men de omstandighe
den in aanmerking neemt waaronder het moest worden
gevoerd: een stagnatie, zelfs een terugdraaien, van de
rest van de integratie en voorts een ernstige economische
recessie. Resultaten werden geboekt waar het betreft
de in het algemeen gunstige ontwikkeling van het land
bouwinkomen
de enorme produktiviteitsstijging die tot stand kwam
de bereikte mate van stabiliteit van de prijzen van
landbouwprodukten, ook van belang voor de consu
menten
de regelmatige voorziening met voedingsmiddelen,
evenzeer van belang voor de verbruikers
tenslotte de groei van het handelsverkeer met agrari
sche produkten, vooral onderling, maar ook met der
de landen.
Hiermee wil niet gezegd zijn dat alles goed was, wat er
totstand kwam en dat geen aanpassingen nodig zouden
zijn: de landbouwinkomens zijn nog niet op vergelijkbaar
niveau van inkomen van buiten de landbouw gekomen.
En verder zijn de regionale verschillen bepaald niet ver
minderd.
BINNENKORT PRIJSVOORSTELLEN
IN enkele sectoren is bijstelling noodzakelijk, maar dat
behoeft niet te gebeuren door radicaal andere me
thoden van beleid. Het positieve oordeel van de Raad
van (landbouw) ministers over het gevoerde landbouw
beleid is belangrijk, omdat het wordt gegeven aan de
vooravond van de topconferentie van staats- en rege
ringsleiders te Rome op 1 en 2 december a.s. Daar staan
nl. de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbe
leid ais punt op de agenda. De grootste kritiek op die
uitgaven komt uit landen, die netto-betalers aan de
EEG zijn en die toevallig ook geen ervaring hebben als
agrarische exporteurs, met name de Bondsrepubliek en
het 'Verenigd Koninkrijk. Die kritiek zit ook nogal ste
vig in de publieke opinie. Men moet dat niet onderschat
ten. 'Het meest kwetsbaar blijkt het landbouwbeleid op
het punt van de groei van de uitgaven. De directe in
komsten uit invoerheffingen daalden, n zo'n situatie wor
den exportrestituties gauw subsidies genoemd.
Binnen twee weken wil de Commissie met de prijs
voorstellen 1976/'77 komen, de Ministerraad zal dan op
zijn laatst eind februari 1976 besluiten nemen- Tegelijk
zullen ook voorstellen voor bijbehorende maatregelen
worden gedaan. De komende prijsronde zal niet gemak
kelijk worden, maar dat was de laatste jaren ook al zo.
De heer Lardinois geloofde dat men er deze keer ook
weer uit zal komen. Aanvullende maatregelen zullen
vooral sectoren betreffen waar regelmatig overschotten
plegen op te treden.
Zou men vragen wat Lardinois' opvattingen, over een
en ander zijn, dan behoefde men slechts het Memoran
dum van oktober 1973 te raadplegen. Daar is al iets van
gerealiseerd, maar een groot deel moet nog gebeuren.
in het belang van producent en consument, voorop staat.
We doen wat aan te lage prijzen, aldus ir. Lardinois,
maar ook aan te hoge en dat dan ook in bet belang van
b.v. de graanverbruikende veehouderij. Sinds 1972 is
dat marktevenwicht een veel belangrijker facet gewor
den. Misoogsten in de Sovjet-'Unie maakten een einde
aan een periode van vrij lage wereldmarktprijzen, waar
iedereen zich op ingesteld .had. Zulke onevenwichtighe
den deden zich daarna weer voor en dat kan meer ge
beuren. Men onderschatte niet wat Russische mis-oogsten
betekenen. Rusland kan niet meer dan 25 min ton graan
per jaar aan import verstouwen en verwerken. Van hun
kant kunnen de Verenigde Staten maar hoogstens 100
min ton uitvoeren. De EEG moet eenvoudig wel zorgen
voor een zekere buffer. Voor een groot deel zijn we wel
ongeveer zelfvoorzienend, maar aan mais en soja samen
voeren we toch zo'n 20 min ton in.
WEZENLIJK PROBLEEM IN ZUIVELSECTOR
IÏYE journalisten in Brussel schrijven kennelijk graag
over overschotten. Men heeft het dan over een wijn
meer, een poederberg, e.d. Er is per slot van rekening
ook niet altijd nieuws te melden! Volgens de heer Lar
dinois 'zijn er buiten de zuivelsector geen wezenlijk
problemen. En wat de zuivelsector betreft, zijn de Zes in
1968 met een overschotsituatis begonnen. Er heeft zich
sindsdien in de melk- en zuivelsector wel een dynamische
ontwikkeling voorgedaan; de produktie steeg 4 a 5
Geen wonder dat de discussie over de uitgaven van het
landbouwbeleid zich ook op de zuivel toespitsten. Hier
moeten dan ook ingrijpende voorstellen en besluiten wor
den verwacht.
Bij mij speelt dan zeker een rol, aldus ir Lardinois,
dat getracht moet worden een redelijke inkomensmoge
lijkheid in de veehouderij te behouden. Er is niemand
die beweren kan dat het veehouderij-inkomen te hoog.
is. Die sector is ook niet zo aantrekkelijk voor jongeren,
wat de arbeidsomstandigheden betreft. We hebben niet
de keuze tussen onaangename en plezierige besluiten,
maar alleen maar tussen onaangename. Er moet intens
overleg worden gevoerd met het bedrijfsleven om de
nadelen van bet een tegen die van het ander goed af
te wegen. Er wordt weer gesuggereerd om met produk-
tiekwota te gaan werken. Dat is echter het paard achter
de wagen spannen. Zo zou de struktuur wezenlijk wor
den aangetast, ook voor de toekomst.
KOOLZAAD EN TARWE
DIJ akkerbouwprodukten als koolzaad en tarwe, zijn
wijzigingen in het beleid gewoond als nodig als
antwoord op technische ontwikkelingen. Uit Nederlandse
reacties blijkt, dat men daar hier onvoldoende van door
drongen is. Men ziet toch dat koolzaadolie minder afge
nomen wordt omdat het 'gevaar of althans de onzeker
heid bestaat dat het fehalte aan erucazuur schadelijk is
en kanker veroorzaakt De technische ontwikkeling heeft
ervoor gezorgd dat dit vermeden kan worden. Dan moet
het beleid daarop inhaken.
Het tweede voorbeeld, nog belangrijker, is de tarwe.
Ook hier was er een duidelijke technische ontwikkeling:
een opbrengststijging van 5000 tot 7000 kg per hectare
was mogelijk, echter via rassen die minder geschikt zijn
om brood van te bakken. Het beleid moet daar een ant
woord op geven; anders gaan we meer broodtarwe in
voeren en meer voertarwe telen en inleveren. Vroeger
hadden we een denaturatiepremie. Maar sinds het ont
staan van een wereldtekort en de toetreding van de Drie
is dat instrument onbruikbaar geworden. Vooral in Ne
derland werd dit instrument toegepast. Ongeveer 500.000.
ton tarwe ging daardoor voor veevoer weg. Nu het Ver
enigd Koninkrijk erbij gekomen is zou dat 5 min ton
worden. Daar moest wat op gevonden worden, er is met
het COPA overleg over gepleegd. Daarom was het ook
zo verwonderlijk dat men in Nederland zo pijnlijk ver
rast reageerde. Hieruit blijkt wel het belang van een
goede communicatie. Ook bij het koolzaad toonde het
C\OPA-presidium begrip voor het probleem.
De voertarwe moet in het beleid zijn plaats hebben
tussen gerst en mais De M'nisterraad legde dit eind juli
j.l. in een resolutie vast en dit is herhaald in zijn rapport
over de Balans. Hoe die vc rtarwe behandeld gaat wor
den, weten we nog niet. M n zou de interventie kunnen
laten vervallen of de inte ventieprijs op voederwaarde-
basis stellen. De goed bak! :nde tarwe moet dan op een
hoger niveau zijn prijs hebben.
SUIKER
IIET areaal suikerbieten is dit jaar 15 a 16 groter;
1 door de slechtere opbrengsten is de suikerproduktie
niet zoveel groter dan vorig jaar. Mede door de import
volgens de overeenkomst met de ACP-landen is er wel
een ruime voorziening. Voor oogst 1976 kunnen we niet
weer zo'n grote oppervlakte gebruiken. Voor oogst 1975
speelden de geringere winfertarwe-inzaai en de slechte
aardappelprijzen van het voorgaande jaar mee. En we
wilden ook graag een grotere produktie. Normaal zal er
dus ook wel niet weer zo'n areaal komen. De totale voor
raad zal aan het einde van het seizoen 1,4 a 1,5 min ton
witsuiker bedragen. Niettemin is toch een beleid gewenst
dat een te grote produktie voorkomt. Nu waren er inder
daad kansen voor meerjarige overeenkomsten voor ex
port van suiker- Maar de kritiek op de eerste lange-ter-
mijn-overeenkomst met Egypte leidde ertoe dat de Com
missie allesbehalve is aangemoedigd om op deze weg
verder te gaan. Door middel van zulke raamkontrakten
kan men in de suiker- en andere sektoren zorgen voor
een rustiger ontwikkeling. De keuze van de kontraktpart-
ners moet natuurlijk met zorg geschieden. In een even
tuele nieuwe wereldsuikerovereenkomst moet de EEG
voor een behoorlijk exporthoe veelheid kunnen deelne
men.
Men ziet grote verschuivingen in de suikerproduktie.
Die produktie vermindert in de oude produktiegebieden,
zoals het Caraïbische gebied. Men blijkt daar liever in
de toeristenindustrie te werken dan in de suikerfabrie
ken en -plantages. Daartegenover hebben de hoge prij
zen de consumptie beïnvloed. Die zal op langere termijn
wel stijgen, maar de vraag is of riet- en bietsuiker niet
terrein zullen verliezen aan de suiker uit mais, die in
vloeibare vorm rechtstreeks aan de verwerkende indus
trie wordt geleverd. In het Verenigd Koninkrijk probeert
men dit ook al met aardappelzetmeel.
Dit is weer een voorbeeld van een technische ontwik
keling, waarmee in het beleid rekening moet worden
gehouden. Moet je met de produktie-restitutie op aardap
pelzetmeel doorgaan als andere landbouwprodukten con
currentie wordt aangedaan? Reden waarom in de zet-
meelsector een ander beleid gevoerd is gaan worden.
Misschien is dat echter te snel gebeurd.
TUINBOUW
DE glastuinbouw was nogal in het nieuws als gevolg
van de energieproblematiek. Er is een gelijkmatige
aanpassing aan de abrupte energieprijsstijging betracht.
De EG-Commissie keurde dat goed, bevorderde dat zelfs-
Nu speelt wel een rol dat de glastuinbouw rechtstreeks
concurreert met de tuinbouw in de gebieden rond de
Middellandse Zee. De heer Lardinois zei te beseffen dat
(Zie verder pag. 15)
VERDIENSTEN VAN HET LANDBOUWBELEID
IIIET gemeenschappelijk landbouwbeleid betekende een
belangrijk stuk eenwording. Wat opgebouwd werd,
werd overeind gehouden, toen de uitbreiding tot negen
lidstaten kwam en later de recessie. Dat is geen geringe
prestatie. Het is een voorname faktor geworden in de
strijd tegen de inflatie. Buiten de EEG was de ontwikke
ling van de landbouwmarkten niet zo rustig als hier.
Men zie slechts naar de Verenigde Staten, en dan niet
alleen naar de gevolgen voor de niet- agrarische consu
menten, maar b.v. voor de veehouderij. Daar werd in
drie jaar tijd het mengvoeder 90 duurder, in de EEG
maar 15 a 20 In één jaar tijd daalde de varkensvlees-
produktie daar 20 het aantal „feedlots" werd gehal
veerd Dat is het resultaat van een hard liberaal beleid.
Daarmee vergeleken waren de gebeurtenissen hier vorig
jaar maar een rimpeling in een stille vijver in een stille
nacht.
De kritiek op de Brusselse instanties komt vooral, om
dat niet begrepen wordt, dat de stabiliteit van de markt,
C. F. ROOSENSCHOON
WINNAAR LANDBOUW-COMITÜ-PRIJS 1975
De Landbouw-Comité-Prijs, toegekend aan personen,
die zich op bijzondere wijze verdienstelijk hebben ge
maakt door begrip voor land- en tuinbouw te bevorderen
bij buitenstaanders, is dit jaar toegekend aan de heer C. F.
Roosenschoon. Als landbouw journalist heeft de heer Roo-
senschoon zich gedurende een lange reeks van jaren in
talloze artikelen op verschillend gebied voor de agrari
sche sektor zijn bijdrage daartoe geleverd. Jarenlang ver
zorgde hij als landbouwmedewerker artikelen voor de Ne
derlandse dagbladpers, met name voor de N.R.C. Als re-
dakteur verzorgde hij het officieel orgaan van de F.N.Z.
en later de redaktie van het blad van de Suiker Unie.
Voor al zijn werk, dat steeds nog voortgaat, heeft de
jury van de Landbouw-Comité-Prijs de heer Roosen
schoon willen waarderen door het toekennen van de prijs
in 1975.