Heesters
voor de
grotere
tuin
22
TUINTIPS
NOVEMBER IS DE PLANTMAAND
De herfst is de beste planttijd voor deze houtige ge
wassen. Ditmaal komen de grotere soorten aan de beurt,
maar het assortiment is zo groot, dat wij een aantal zeer
bekende kort. en enkele andere meer uitvoerig behande
len. Allereerst de Forsythia of de Syrlnga, echte bloem-
heersters, die beide tot de familie der Olijfachtigen be
horen.
Karakteristiek voor Forsythia suspénsia of het Hangend
Chinees klokje, is dat de zee van gele bloemen nog vóór
de bladeren verschijnt. De beste variëteit is wel de be
proefde ,,Spectabilis" bezienswaard). De bloeitijd is
april, maar vanaf januari, vooral na een paar dagen vorst,
kunnen ze al in huis in bloei getrokken worden.
Nog steeds isSyringa vulgaris, de Gewone Sering, het
meest in trek. Aanbevolen vormen: ,,Mont Blanc" (wit),
..Katherine Havemijer" (lila-roze) en Andenken an Lud-
wig Spath" (paars). Zorg voor goede bemesting tijdens
de bloei en als de trompetvormige bloempjes uitgebloeid
zijn, verwijder dan de trossen!
BESDRAGENDE HEESTERS WEINIG SNOEIEN
Prunus en Sorbüs behoren ook tot één familie, nl. de
Roosachtigen. De naam van Prunus serulatta of de Ja
panse Sierkers. herinnert allereerst aan de ^ruim, waar
naar het geslacht genoemd is, terwijl het latijnse „serru-
la" zaagje betekent; de bladeren van deze Riant zijn na
melijk zeer scherp gezaagd. Ongetwijfeld isxde roze va
riëteit „Kwanzan" de mooiste in zijn soort, maar daar
na verdient de variëteit ..Plena" van de Zoete Kers, Pru
nus Avium, bijzondere vermelding vanwege de gevulde
(plena vol) sneeuwwitte bloemen. Voor wie de hoogte
van 3 tot 10 m. te groot is, kan kiezen de variëteit
„Schnee" sneeuw) van Prunus cérasus, de Zure Kers,
die 2,5 tot 5 m hoog wordt. De sierwaarde van de Lijster
bessen is gelegen in de pracht van vruchten, waarmee
deze heester in het najaar getooid zijn. De naam Sorbus
aucuparia duidt daar ook op: lat. sorbeo slurpen; aucu-
pium vogelvangst. De variëteit „Fastigiata" is zuilvor
mig en heeft veervormig samengestelde bladeren, die een
mooie herfstkleur hebben. Besdragende heesters moeten
zo weinig mogelijk gesnoeid worden; een ingrijpende
wintersnoei zou geen bloemen opleveren en na de bloei
zou zo'n sneoi de bêsvorming opheffen.
KAMPERFOELIE EN AHORN
De volgende, beide uit Oost-Azië afkomstige, tuinhees-
ters verdienen een iets uitvoerige bespreking. Het zijn
de Weigélia en Kolkwitzia, die ook tot dezelfde planten-
familie behoren, nl die der Kamperfoelie-achtigen,
waarvan een der hoofdkenmerken is, dat de bloemen een
vijftallige, vergroeidbladige bloemkroon hebben. Bij ge
noemde planten is de bloemkroon echter niet zo grillig
gevormd als bij de zo bekende klimplant Kamperfoelie.
De thans gekweekte Weigélia-soorten zijn praktisch
allen kruisingen van vier stamvormen, nl. de Chinese-,
de Koreaanse-, de Japanse- en de Veelbloemige Weigélia.
Wij noemen slechts enkele zeer mooie variëteiten; de
lichtroze „Rosabella", de wijnrode „Abel Carrière" en de
dieprode „Eva Supreme". Zij vragen een voedzame grond
en een zonnig plaatsje. Ze worden dan gemakkelijk 2 m
hoog.
Van Kolkwitzia ama-bilis komt zegge en schrijve maar
één vorm voor, maar de naam amabilis betekent de „lie
felijke", duidt al aan dat er door kruising niet een nóg
mooiere plant gekweekt behoefde te worden. De heester
kan 3 meter hoog en twee meter breed worden. Aan de
overhangende takken verschijnen in mei sierlijke tros
sen van roze bloemen, die van binnen geel gevlekt zijn.
Zij vraagt ook een zonnige, maar toch wel iets beschutte
plaats.
Acer palmatum, of de Japanse esdoorn, ook wel Ahorn
genoemd, is een van de sierlijkste tuinheesters. De beide
Latijnse benamingen hebben betrekking op de typische
bladvorm. ^Die is namelijk handvormig (palma uitge
strekte hand), terwijl de fijn dubbel gezaagde lobben
sterk toegespitst zijn (acer spits). Een zeer belang
rijk herkenningsteken vormen de tweedelige, gevleugel
de splitvruchten, die gemakkelijk door de wind verspreid
worden De sierwaarde van deze plant wordt niet weinig
verhoogd door de mooie herfsttint der bladeren, die
daarvóór bij verschillende soorten kan variëren van
!groen-geel tot donkerbruin. Wij kozen de Japanse es
doorn, omdat deze niet hoger dan 4 a 5 meter wordt, en
andere, zoals de Gewone- en de Noorse esdoorn meer dan
20 m hoog kunnen worden en dus minder geschikt voor
de tuin zijn. De bruinrode bloemen zijn in een tuilvormi-
ge bloeiwijze verenigd. De esdoorn houdt van een vrij
vochtige grond, en, in verband met zijn vorstgevoelig-
heid, van een goed beschutte plaats.
KORNOELJE-ACHTIGEN
Van de Kornoelje-achtigcn bespreken we de twee meest
opvallende soorten. Cómus mas, of de Gele kornoelje, is
een echte voorjaarsbloeier. Al in maart, nog voor de bla
deren uitkomen, verschijnen de citroengele bloempjes in
schermvormige bloeiwijzen aan het nog kale hout, het
geen een fraai effect geeft. De steenvruchtjes, rood van
kleur, hebben een aangencme smaak en worden in Zuid-
Europa gegeten.
Córnus koüsa wordt ook 4a 5 meter hoog, en heeft
een geheel ander uiterlijk. Zijn sierwaarde ontleent deze
soort aan de grote crèmekleurige schutbladeren onder de
kleine, onaanzienlijke bloempjes, die maandenlang deze
struik versieren. Later trekken de rode vruchten wel (je
aandacht, maar van nog meer belang is de prachtige
herfstkleur der bladeren. Beide Kornoeljes willen graag
een vochtige bodem op een enigszins beschaduwde plaats.
Het geslacht Robinia behoort, evenals de Gouden Re
gen, tot de familie der „Vlinderbloemigen", waarvan de
vijfbladige, vlindervormige bloem bestaat uit de kiel
de onderste twee, de vleugels of zwaarden de twee zij
delingse, en daarboven als grootste de vlag.
De Gewone Robinia wordt ook wel Acacia genoemd,
maar om verwarring te voorkomen met de echte Acacia
dealbata of Mimosa, luidt de Latijnse naam; Robinia
pseüdo-acacia (speudo onecht, in schijn). Deze boom,
met z'n veervormig gedeelde bladeren met wel 20 blad
schijfjes en z'n wel 20 cm lange trossen witte, geürende
bloemen, ka.n tot 25 meter hoog worden.
Rode Regen, of Robinia hispida, die zijn namen ont
leend aan zijn overhangende takken met grote rozerode
bloemen, en aan de bruine borstels, waarmee de takken
bezet zijn (hispidus borstelig), wordt echter slechts 2
a 3 meter hoog- Deze prachtig bloeiende plant mag in
geen geval op een winderige plaats gezet worden; door
haar breedte is ze een ware windvanger en daarkunnen
de nogal tere takken niet tegen, er zouden er afbreken.
MAAR na een poosje begon Maarten Miljeu zich te
realiseren dat het begrip frisse lucht nogal rekbaar
is, en het er maar van afhangt wat je er onder verstaat.
Toen Keesje Janssen voor de eerste keer zijn gierkelder
leeg ging rijden, was hij met belangstelling gaan kijken.
En met stadsemannenmoed had hij de kruidige geur van
de gier opgesnoven. Daar is de natuur, puur en pittig.
Mest moet er zijn om alles weer nieuw leven in te bla-
MAARTEN MILJEU was de stad meer dan beu. Hij
had er schoon genoeg van om dagelijks weer aan de
waaghalzerij te beginnen die nu eenmaal een rit op het
spitsuur met zich meebrengt. Hij had er genoeg van om
de uitlaatgassen van het gemotoriseerd verkeer in te ade
men. Maar wat dan? Sommigen van zijn kennissen waren
naar het platteland vertrokken. Dat leek hem overigens
ook wel wat. maar dan moest je natuurlijk wel wat ge-
schikst kunnen vinden. Maarten werd echter hoe langer
hoe meer bezig gehouden door de gedachte om naar het
platteland te verhuizen en de sprong terug naar de na
tuur te maken. Daar had je nog frisse lucht in overvloed,
lawaai was er nog niet, en de natuur was er nog puur.
Na een poosje zoeken had hij iets goeds gevonden. Een
verlaten arbeidershuisje, niet ver van een aantal boerde
rijen. De eigenaar van het huisje verkocht het maar al te
graag, want hij wilde wel van dat krot af. Trouwens wie
zou het niet verkopen voor dat geld dat die gek er voor
gaf. Maarten Miljeu was in de wolken. Vooralsnog zou
hij natuurlijk niet direkt in zijn nieuwe stulpje gaan wo
nen. want er moest nog heel wat in worden verbouwd.
Vrienden en kennissen kwamen in de week-ends helpen
Er werd getimmérd. geschilderd en gemetseld. Werke
lijk, na een half jaartje was het vervallen krot veranderd
in een schitterend landhuisje. Iedereen was tevreden; de
boeren, omdat ze een redelijke buur hadden gekregen,
en Maarten omdat hij nu eindelijk eens van die frisse
lucht zou kunnen gaan genieten.
zen. Kom, dacht hij, nu is het wel genoeg, waarop hij
huiswaarts ging. Maar tot zijn verbazing kon hij ook in
zijn huis niet van de scherpe giergeur ontsnappen. Hij
haalde glimlachend zijn schouders op. Maar toen hij
's nachts nog steeds de gierlucht rook en zijn vrouw
klaagde dat het vreselijk stonk, en de kinderen het rond
uit vies vonden. Toen reeds begon de twijfel van het bui
ten wonen al te knagen, en rees bij hem de vraag of die
boer die lucht wel zo kon verpesten.
JVE overbuurman van Maarten had een zoon die erg
voor varkens "was en zijn vader overtuigde dat een
varkensmesterij een welkome aanvulling op het bedrijfs-
inkomen zou kunnen betekenen. Een paar weken later
toen al de plannen rond waren, verschenen de vrachtwa
gens met de bouwmaterialen Maarten keek argwanend
toe, want wat zouden ze bij dat mooie schilderachtige
boerderijtje gaan beginnen. Het zou toch te gek zijn, dat
ze daar ook zo'n moderne schuur weg gingen zetten. Dat
moest niet mogelijk zijn. Hij ging het meteen vragen, Ja,
zei de buurman, onze Piet wil varkens gaan houden. En
gaat u dan zo'n lelijke moderne stal bouwen? vroeg
Maarten merkbaar nijdig. Wat dacht je dan, man? Om in
zo'n oud krot je werk te doen, da's ook geen lolletje,
hoor. En hij wees op de eeuwenoude bedrijfsgebouwen.
Ja, maar u bederft de hele sfeer hier, wierp Maarten te
gen. De boer haalde zijn schouders op en ging verder met
zijn werk.
MAARTEN zou die stomme boer wel eens een lesje ge-
ven. Hij wilde een bezwaarschrift indienen. Maar
toen hij hoorde dat alle plannen al rond waren en er toch
niets meer aan te doen was, verschoot hij van kleur Wel
kwam het de boer ter ore dat zijn stadse buurman een
stokje voor de bouw wilde steken. Bevorderlijk voor een
goede verstandhouding was dat niet En van die dag af
werd het leven van Maarten er niet gezelliger op. Trou
wens dat van de varkensboer had ook prettiger kunnen
verlopen. Het duurde niet lang of de varkens werden vet.
Nu had onze Piet die voor devarkens moest zorgen geen
overdreven voorzorgsmaatregelen genomen' om op een
schone manier van de mest af te komen. Het grootste ge
deelte liep in een slootje. Een mooi slootje met riet aan
de kanten en kroos op het water. Dat mocht niet en het
stonk vreselijk, vooral bij Maarten, want daar liep het
slootje vlak langs zijn huisje. Maarten naar de gemeente
om te klagen. Onze Piet mocht die sloot niet vervuilen.
Maar wat er ook schoon en zuiver werd, de verstandhou
ding tussen Maarten en de omwonende boeren niet. In
tegendeel. Om de haverklap werd er gepest. Aktie lokte
reaktie uit. Toen Willem een eindje verderop ook weer
-o'n huisje te koop had en hij er een goede prijs voor kon
krijgen, heeft hij het toch maar niet gedaan Gier is nu
eenmaal geen rozenwater. In de buurt van varkens ruikt
het nu eenmaal anders dan in de stad. Willem wist dat
allang, maar veel Maarten Miljeu's komen dat gewoon te
laat te weten!
SCHRIJFKOUTER