LANDBOUW
BEGROTING
1976
U
s
Uit de Miljoenennota 1976
Inkomensbeleid is meer dan
minimum garantie
Kredietverlening bjj
bedrijfsovername verruimen
FISCALE FACILITEITEN ZELFSTANDIGE
ONDERNEMER
BLIJKENS de Miljoenennota 1976 zijn nieuwe
fiscale faciliteiten voorgesteld op het terrein
van de zelfstandige ondernemer, die met name ook
van belang zijn voor de land- en tuinbouw. Hier
mede zijn toezeggingen uit besprekingen tussen een
Kabinetsdelegatie en het Landbouwschap ingelost:
De fiscale oudedagsreserve wordt uitgebreidin
die zin dat het reserveringspercentage van de
winst tot f30.000 van 10 tot HVz wordt ver
hoogd, terwijl de maximum-reservering van
f 6.000 naar 9.858 wordt verlegd.
De begrenzing voor middeling van winst wordt
van 5 tot 3 verlaagd.
De toerekening van de winst aan de gehuwde
medewerkende vrouw wordt in die zin versoe
peld, dat volstaan kan worden met een lager
aantal gewerkte uren, t.w. 1750 i.p.v. 2000 uren
voor hen die gehele dagen meewerken, 875 i.p.v.
1000 uren voor hen die „grotendeels" meewer
ken, en 550 i.p.v. 600 uren voor hen die „in be
langrijke mate" meewerken.
De vrijstelling voor het bedrijfsvermogen van
zelfstandigen, die in 1975 is ingevoerd tot een
bedrag van 50.000, wordt verhoogd tot 90.000.
Deze nieuwe maatregelen vertegenwoordigen in
totaal een fiscaal voordeel voor de in land- en tuin
bouw werkzame zelfstandige ondernemer van f30
a f 35 min.
VERLENGING VAN BESTAANDE
FACILITEITEN 4
NAAST de hiervoorgenoemde nieuwe maatre
gelen wordt voorgesteld, enige tijdélijk ver
leende fiscale faciliteiten ook in het jaar 1976 vol
ledig toe te passen:
De zelfstandigenaftrek van f 1.200.
De verruiming van de vervroegde afschrijving
op bedrijfsgebouwen buiten de Randstad blijft
gedurende twee jaar 25
De achterwaartse verliescompensatie blijft ge
steld op twee jaar.
In totaal betekent deze verlenging van bestaan
de belasting faciliteiten voor de zelfstandigen in
land- en tuinbouw een voordeel van ca. f 90 min.
AANPASSING BTW-LANDBOUWREGELING
/IT de Miljoenennota 1976 blijkt dat het omzet
belastingtarief van 16 tot 18 wordt ver
hoogd, ingaande 1 juli 1976. In het betreffende
wetsontwerp is tevens een aanpassing voorzien van
het landbouw for fait, dat van 4,25 tot 4,5 wordt
verhoogd. Dit betekent dat bij de verhoging van het
tarief boer en tuinder 4,5 i.p.v. 4,25 over hun
verkopen extra krijgen vergoed, mits zij de land-
bouwregeling toepassen. Vooral ook voor de agra
rische sector is dan voorts nog van belang dat (in
tegenstelling tot andersluidende berichten) geen
goederen of diensten van het verlaagde naar het
normale BTW-tarief worden overgebracht.
SOCIALE MAATREGELEN
/~\P het terrein van de sociale verzekeringen
zullen o.m. boer en tuinder, als zelfstandige
en als werkgever, de invloed ondergaan van de
extra overheidsbijdrage aan de financiering van de
Algemene Kinderbijslag Wet. In het AKW-fonds
wordt f 600 min gestort, hetgeen de AKW-premie
die nu 1,2 is met ongeveer 0,5 zal verlagen.
Verder is de regering voornemens het verschil in
premiegrondslag voor de volksverzekeringen weg
te nemen, dat bestaat tussen zelfstandigen en werk
nemers. Daartoe zullen zelfstandigen in 1976 geen
premie volksverzekering meer betalen over het
bedrag dat zij aan AWBZ (Algemene Wet Bijzon
dere Ziektekostenen AKW bijdragen.
Wanneer het inkomensbeleid, dat de re
gering voor ogen staat op het fiscale en
sociale vlak en ter zake van het minimum
inkomen, tot stand zal zijn gekomen, is
voor land- en tuinbouw een belangrijke
mijlpaal bereikt. Voor mij is dit echter
niet het eind van de weg. Inkomensbeleid
betekent méér dan een garantie van een
minimuminkomen. Voor groepen onder
nemers moeten incidentele steunmaatre
gelen bij bepaalde moeilijke situaties dan
wel toeslagen voor bepaalde gebieden mo
gelijk blijven, mede terwille van de con
tinuïteit van ook grotere bedrijven. Uiter
aard zal dit gebeuren binnen de mogelijk-
'heden van het Europees verband.
Tot deze slotsom komt minister mr. A. van der Stee
in de Memorie van Toelichting op de begroting 1976 van
het departement van landbouw en visserij bij zijn schets
van het inkomensbeleid dat als instrument naast het
markt- en prijsbeleid en het structuurbeleid zal dienen
ter verwezenlijking van het landbouwbeleid voor de
tweede helft van de zeventiger jaren.
Uitgangspunt hierbij is niet alleen het instandhouden
van de agrarische produktie, handel en industrie, maar
eveneens het leveren van een bijdrage aan:
een verantwoorde sociaal-economische ontwikkeling,
zowel in EEG-verband, als met betrekking tot de re
latie van meer-ontwikkeld'e tot minder-ontwikkelde
landen;
waarborgen van een voorziening, met uit oogpunt
van kwaliteit en gezondheid hoogwaardige agrari
sche produkten;
zodanige inrichting en gebruiksmogelijkheden van het
platteland, dat de verschillende maatschappelijke
functies het best tot hun recht komen.
Instandhouding van onze agrarische produktie in het
kader van deze doelstellingen is, naar 's-ministers me
ning, alleen mogelijk als, mede met behulp van het be
leidsinstrumentarium, een inkomenspositie voor de
landbouw kan worden gerealiseerd, die enerzijds de con
tinuïteit waarborgt en anderzijds voor de producenten
een welvaartsniveau mogelijk maakt, gelijkwaardig aan
vergelijkbare maatschappelijke groeperingen.
MINIMUMINKOMEN ZELFSTANDIGEN
Voor de inkomensvorming in land- en tuinbouw zijn
het markt- en prijsbeleid en het structuurbeleid van zeer
grote betekenis. Beide zijn echter, voor wat hun invloed
op de inkomensontwikkeling betreft, gebonden aan be
paalde grenzen. Het sociale en fiscale beleid zijn van ge
leidelijk toenemend belang voor de bedoelde inkomens
verhoudingen. Dit geldt te meer als voor een groep on
dernemers een inkomenssituatie ontstaat, die andere
groepen in de samenleving niet meer aanvaarden.
Het Kabinet heeft in de Interimnota Inkomensbeleid
een integraal beleid aangekondigd, dat mede gebruikt
dient te worden om tot een aanvaardbare inkomenssitua
tie in de landbouw te komen. Ten aanzien van de zelf
standigen stelt de nota onder meer
dat het beleid er primair op gericht is, hen in de ont
wikkeling van het economische leven eigen kansen
te geven;
dat beoogd wordt de ontwikkeling van hun inkomens
parallel te laten lopen met die van vergelijkbare
werknemersinkomens.
Hieraan wordt toegevoegd, dat als het gevoerde markt
en prijsbeleid zowel als structuurbeleid niet tot het ge
wenste inkomensdoel leidt, gezocht moet worden naar
mogelijkheden om een minimuminkomen te garanderen.
Een dergelijke garantie acht de bewindsman zowel
voor de landbouw als voor de visserij een goede zaak.
Het is een logisch sluitstuk in het geheel van inkomens-
vloeren dat de laatste jaren is gecreëerd. In dit stelsel
bestond nog 'geen garantie voor hen die hun zelfstandige
functie blijven uitoefenen.
Bij het uitwerken van het begrip „minimuminkomen
voor zelfstandigen" en bij het bepalen van de rol die het
in de inkomensvorming van zelfstandigen kan spelen,
dient voorop te blijven staan dat een zelfstandige op
eigen kracht een aanvaardbaar inkomen moet kunnen
verwerven.
Hoofddoel van het zelfstandigenbeleid dient te zijn,
daartoe ruimte te scheppen. Het structuurbeleid moet
de zelfstandige daarvoor de instrumenten" en de infra
structuur bieden. Een beleid van inkomensgaranties mag
dit ook niet doorkruisen.
Natuurlijk zal bij garantie van een qua consumptie
mogelijkheden aan het minimumloon gelijk inkomen
rekening gehouden moeten worden met het feit dat het
inkomen van zelfstandigen méér functies heeft dan dat
van werknemers. Ook bestaan er verschillen tussen zelf
standigen en werknemers ten aanzien van pensioenvoor
ziening en sociale zekerheid. Wanneer men de minimum
garantie ook ziet als middel om de zelfstandigheid te con
tinueren, dan dient het instandhouden van de inkomens
bron mede ingecalculeerd te worden.
Het in de nota Inkomensbeleid genoemde criterium
voor verkrijging van een inkomensgarantie, te weten het
bestöan van een „uit maatschappelijk oogpunt voldoen
de behoefte aan de functie die wordt uitgeoefend" ver
dient nadere beschouwing. Het gaat hier om een gecom
pliceerde materie, waarvan de uitwerking de nodige tijd
zal vergen. Minister Van der Stee acht het bovendien
noodzakelijk de zienswijze van de betrokken zelfstandige
ondernemers te vragen. Ook zal de samenhang met het
beleid in EEG-verband nader moeten worden bezien. Ge
let op het feit, dat er in enkele lid-staten reeds een be
langrijke stuk nationaal sociaal beleid ten behoeve van
de land- en tuinbouw functioneert, kan de minister zich
overigens niet voorstellen dat zulks niet aanvaardbaar
zou worden geacht.
SOCIAAL EN FISCAAL BELEID
Het is duidelijk dat de uitbouw van een aantal sociale
verzekeringen tot volksverzekeringen van grote beteke
nis is voor de landbouw. Op dit ogenblik bestaat binnen
het kader van de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen een
veelvuldig gebruikte mogelijkheid in specifieke nood
situaties op doelmatige wijze hulp te verlenen. In bijzon
dere gevallen worden ook binnen het kader van het land
bouwbeleid bijzondere voorzieningen getroffen. In de
Miljoenennota worden nieuwe voorstellen gedaan ter
completering en verdere uitbreiding van de oudedags
reserve.
Daarnaast is opnieuw vorig jaar een zelfstandigenaf
trek ingevoerd en voor zelfstandigen een bijzondere af
trek voor bedrijfsvermogens in de vermogensbelasting
gegeven. De laatste aftrek wordt verder verhoogd. Ook
wordt de fiscale positie van de in het bedrijf van haar
man werkende gehuwde vrouw verder verbeterd. Ten
slotte worden ook de mogelijkheden tot middeling van
inkomens verruimd. Deze maatregelen op fiscaal terrein
leveren op passende wijze een bijdrage aan het inkomen
van boer en tuinder.
De bijdrage uit hoofde van de investeringsaftrek en
de vervroegde afschrijving kan becijferd worden op 100
min; daarnaast betekent de fiscale oudedagsreserve een
liquiditeitsvoordeel van ruim 120 min en de invoering
van de zelfstandigenaftrek van 1200 en de vrijstelling
van het bedrijfsvermogen van 90.000 voor de vermo
gensbelasting een bijdrage van 95 min. Hierbij is ver
ondersteld dat deze fiscale mogelijkheden ten volle ge
bruikt worden.
Genoemde maatregelen leveren bovendien een duide
lijke 'bijdrage tot overbrugging van verschillen tussen'het
inkomen van zelfstandigen en werknemers. De resultaten
van de studie van prof. Hofstra terzake van het fiscale
winstbegrip in verband met de inflatie wacht de minister
met spanning af.
MARKT- EN PRIJSBELEID
Uit het feit dat het onder de huidige omstandigheden
moeilijk blijkt in het markt- en prijsbeleid de sterke kos
tenontwikkeling volledig te volgen, mag naar 's-minis
ters mening niet de conclusie worden getrokken dat dit
beleid in zijn doelstelling faalt. Er is immers altijd sprake
geweest van een „natuurlijke" begrenzing van het effect
van het markt- en prijsbeleid door de mogelijkheden die
de markt biedt om prijsverhogingen te verwerken. Minis
ter Van der Stee blijft dan ook van mening dat redelijke
inkomensmogelijkheden in de land- en tuinbouw in de
eerste plaats bevorderd dienen te worden door het voe
ren binnen de EEG van een markt- en prijsbeleid ter
ondersteuning van de prijsvorming van de voortgebrach
te produkten. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor
ligt bij de organen van de Europese Economische Ge
meenschap.
STRUCTUURBELEID
Bij het structuurbeleid overheerst het beeld, dat voor
vele potentiële „wijkers" uit de landbouw thans geen
alternatief bestaat. De hieruit voortvloeiende vertraging
van structurele aanpassingen in land- en tuinbouw leidt
speciaal in relatie met het inkomensbeleid tot een
zekere verschuiving van de economische naar de sociale
component in het totale beleid. Minister Van der Stee
acht echter een voortgaande ontwikkeling van de pro-
duktiviteit binnen de agrarische sector van blijvend be
lang. Het overheidsbeleid zal zich hier op de volgende
velden bewegen.
(Zie verder pagina 4)