Zo sprak de rechter...
Studiekring
ruimtelijke ordening
Nationaal landbouwbeleid en
agrarisch inkomen
in Hoofdbestuur K.N.L.C.
Gewestelijke Raad voor Zeeland van
het Landbouwschap vergaderde
4
1TNKELE weken geleden hebben we hier een arrest
behandeld over de waardering van verpachte
grond in een nalatenschap. Dit heeft nogal wat reakties
opgeleverd. In het bijzónder betrof dat de vraag of de
uitspraak (naar mijn mening) aanvaardbaar is. De volgen
de keer zal daar op teruggekomen worden.
Waarderingsvraagstukken komen we ook op ander ter
rein tegen, zoals bij onteigening. De problemen ontstaan
door de uitleg van art. 40 van de onteigeningswet. Dit
artikel bepaald dat alleen de werkelijke waarde van het
onteigende, welke dit uitsluitend voor de eigenaar of
rechthebbende heeft, in aanmerking komt. De vraag is
nu wat is de werkelijke waarde? De Hoge Raad heeft
daarover op 4 december 1974 (altham voor een deel) een
uitspraak gedaan. Het volgende was het geval.
F EN te onteigenen persoon had (om de waarde op
te voeren?) werken uitgevoerd op het te onteige
nen perceel. Bij de taxatie werden deze werken buiten
beschouwing gelaten omdat deze werken in het kader
In de op 3 september onder voorzitterschap van ir D.
Luteijn gehouden vergadering van de Gewestelijke Raad
voor Zeeland van het Landbouwschap nam de Raad ken
nis van het besluit van G. S. van Zeeland, dat op grond
van hun besluit van -12 april 1065 geen nieuwe ontheffin
gen ingevolge artikel 123 van het Wegenverkeersregle
ment zullen worden verleend voor het berijden van
openbare wegen met landbouwwerktuigen met een gro
tere breedte dan 3.50 m. De tot 1 januari 1968 verleende
ontheffingn zullen niet langer dan tot 1 januari 1976
worden verlengd.
Bij aanschaffing van landbouwwerktuigen dient de
praktijk in het eigen belang met deze beslissing rekening
te houden.
BESTEMMINGSPLANNEN
Naar aanleiding van ontvangen voorstellen van de ge
meenten Middelburg en Vlissingen, betreffende de be
stemmingsplannen voor het buitengebied werd besloten
hierover besprekingen aan te vragen met de betrokken
gemeentebesturen, gezien de aan de voorstellen verbon
den konseikwenties voor de glastuinbouw en de inten
sieve veehouderijbedrijven. Dit betreft voor de gemeen
te Vlissingen de gronden ten noorden van de Noord-
beeksewegVrijburgstraat. Dit gebied zou een funktie
dienen te vervullen voor de passieve en aktieve rekrea-
tie alsook voor de aankleding van het landschap tussen
Vlissingen en Middelburg. Het is duidelijk, aldus B. en
W. van Vlissingen en Middelburg, dat een uitbreiding
van het kassenbestand in het onderhavige gebied strij
dig moet worden geacht met deze funktie, hetgeen ook
van toepassing is voor dat gedeelte van de gronden het
welk bestemd is voor toekomstige stadsuitbreiding.
De belangrijkste reeds gevestigde kassenbedrijven zijn
of worden in andere ontwerp->bestemmingsplannen als
zodanig bestemd met de mogelijkheid van uitbreiding
binnen de huidige eigen doms grenzen van deze bedrij
ven. Tegen een beperkte uitbreiding van het kassenbe
stand, zo schrij ven B. en W., in de direkte omgeving van
de diverse bestaande boerderijen bestaat geen bezwaar.
Het gaat met name aan de vraag in hoeverre de ge
meente Vlyissingen tegemoet wil komen aan de bezwa
ren in de landbouw.
Tegen het bestemmingsplan „Zomerdorp-Den Osse"
van de gemeente Brouwershaven heeft de Gewestelijke
Raad bezwaren ingediend bij Gedeputeerde Staten voor
Zeeland, daar dit plan veel te groot van opzet is, met
de daaruit voortvloeiende gevolgen voor het direkt aan
het plan grenzende agrarische gebied.
BOUWEN TN HET AGRARISCH GEBIED
De Raad nam met belangstelling kennis van een ont-
werp-nota van een door de direkteur der P.P.D. gevorm-
waren van wat de onteigenende partij zelf aanlegt of zal
aanleggen. De te onteigenen persoon voerde aan dat
deze werken (en hun waarde) door de te onteigenen partij
toch uitgevoerd zouden worden en dus wel een waarde
hadden. Tenslotte moest de Hoge Raad zich er over uit
spreken. Het hoogste rechtscollege was het met de taxa
tie eens: Bij de bepaling van de werkelijke waarde van
het te onteigenen goed mag niet worden gelet op waarde
vermeerdering die is ontstaan door niets anders dan wat
de onteigenende partij zelf aanlegt of zal aanleggen in
het kader van hetzelfde werk als waarvoor de onteigening
geschiedt. Hetzelfde geldt voor de plannen daarvan. De
volgende vraag daarbij was natuurlijk wat als werk (en
plan) in het kader van de onteigening moet worden be
schouwd.
Ook daar gaf de Hoge Raad bij dit arrest antwoord op,
door te bepalen dat bij de vaststelling van hetgeen als.
werk en plan kan worden beschouwd mede moet worden
gelet op de mogelijkheid dat hetgeen de onteigenende
partij aanlegt of zal aanleggen een onderdeel vormt van
een groter geheel, waarvan de onteigenende partij reeds
een gedeelte heeft uitgevoerd of zal uitvoeren. Wanneer
er sprake is van een dergelijk groter geheel komt de uit
voering geheel tot aan de onteigenende partij.
T")E moraal van deze uitspraak is dat men bij het uit
voeren van werken in onteigeningsgebieden dub
bel goed moet uitkijken of 1. het werk (na onteigening)
niet door de onteigenende partij zal worden uitgevoerd.
2. of er sprake is van een groter geheel. Om een en ander
concreet te illustreren kan het volgende voorbeeld die
nen: Een grondgebruiker weet dat zijn grond in het ka
der van een ruilverkaveling onteigend zal worden. Hij
weet ook dat in dat kader op zijn grond een brede sloot
gelegd zal worden. Hij graaft die sloot zelf vóór de ont
eigening. Bij de taxatie zal met zijn werkzaamheden dan
geen rekening gehouden worden.
De uitspraak is enerzijds toe te juichen omdat misbruik
wordt beperkt .anderzijds te betreuren omdat goedwillen-
den hiervan het slachtoffer kunnen worden.
OGGEL.
de werkgroep betreffende het bouwen in agrarisch ge
bied. In definitieve vorm zal deze nota binnenkort aan
G. S. worden aangeboden.
De Gewestelijke Raad kon zich volledig met de con
clusie van de werkgroep verenigen, n.l. dat in agrarisch
gebied in principe geen andere gebouwen dienen te wor
den gesticht dan agrarische bedrijfsgebouwen en de
daarbij behorende woningen.
De werkgroep stelt voor dat er een commissie van
agrarische deskundigen wordt samengesteld, die aan Ge
meentebesturen en G. S. desgevraagd advies zal uitbren
gen over de toepassing van de bestemmingsplanvoor
schriften op een aanvraag van een bouwvergunning.
In deze commissie zouden de H.I.D. Landinrichting,
de Prov. Direktie Bedrijfsontwikkeling en de Geweste
lijke Raad voor Zeeland van het Landbouwschap ver
tegenwoordigd moeten zijn.
Ten aanzien van de bebouwing in agrarisch gebied
wordt voorgesteld de volgende richtlijnen te hanteren:
bij (normale agTarische bebouwing
Vrije situering agrarische bedrijfsgebouwen en ande
re agrarische bouwwerken.
eerste bedrijfswoning gesitueerd bij de bedrijfsgebou
wen op een akkerbouw-veehouderijbedrijf van ten
minste 10 Va, een fruitteelt-tuinbouwbedrijf (zonder
staand glas) van ten minste 4 ha en een tuinbouw
bedrijf met staand glas van tenminste 3000 m2.
voor een tweede bedrijfswoning komen, behoudens
uitzonderingsgevallen, slechts in aanmerking akker
bouwbedrijven van ten minste 60 ha, gemengde be
drijven van ten minste 30 ha, veeteeltbedrijven van
20 ba, fruitteelt-tuinbouwbedrijven (zonder staand
glas) van 15 ha en tuinbouwbedrijven met ten minste
10.000 m2 staand glas.
in de bestemmingsplannen buitengebied zullen ge-
bruilksbepalingen opgenomen (moeten) zijn die de
bestemming en het gebruik van bestaande agrarische
'bedrijfswoningen voorschrijven.
BEHEERSOVEREENKOMSTEN
In de vergadering werd medegedeeld, dat de ingedien
de ontwerp-'beheersovereenkomsten voor het heggen-
landschap en het ganzengebied in De Poel door de over
heid zijn aanvaard. Over enkele ondergeschikte details
zal nog nader overleg plaats hebben. Verwacht mag wor
den dat in de maand oktober aan de betrokken land
bouwers de nodige voorlichting kan worden gegeven met
betrekking tot het afsluiten van genoemde beheersover
eenkomsten.
DISTELVERORDENINQ
Voorstellen om de Distel verordening Zeeland in te
trekken werden door de Raad afgewezen. De Raad was
Door de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap voor
Noord-Brabant werd in 1971 een studiekring ruimtelijke
ordening opgericht, bedoeld voor geïntresseerde agrarische
raadsleden en/of bestuursleden van afdelingen en kringen
van de standsorgan:9aties. Vanwege de' grote belangstelling
van deze studiekring werd al spoedig overgegaan tot het
houden van regionale bijeenkomsten, die 4è 5 maal per jaar
werden georganiseerd en wel te Wanroy, Uden, Rosmalen,
Deurne, Eersel, Udenhout, Bavel en Roosendaal. Onder des
kundige leiding werden allerlei aktuele zaken besproken
zoals: hinderwet, bestemmingsbepalingen buitengebied,
JN een extra vergadering van het hoofdbestuur van
het K.N.L.C. op 2 september j.l. werd in het bijzon
der aandacht besteed aan de resultaten van het onder
houd met het kernkabinet over de versterking van het na
tionaal beleid van land- en tuinbouw, dat op 28 augustus
plaats had, alsmede aan het inkomensbeleid in de land
en tuinbouw waarover een voorlopig standpunt werd In
genomen.
Het hoofdbestuur nam kennis van het onderhoud dat
plaats had tussen het Landbouwschap en het kernkabinet
inzake eventueel te nemen maatregelen ter versterking
van het nationaal beleid van land- en tuinbouw. Daarbij is
gebleken dat de regering aan de vooravond van de 3e
dinsdag van september weinig concrete mededelingen
kan doen. Wel werd vernomen, dat de regering in het ko
mende parlementaire zittingsjaar veel aandacht aan de
landbouw zal besteden, al zal de algemene economische
situatie van invloed zijn op de concrete omvang van de
te verwachten maatregelen. Al met al zal de 3e dinsdag
moeten worden afgewacht. Het hoofdbestuur besloot dan
ook om in 3 C.L.O.-verband op donderdag 17 september
bijeen te komen om zich nader te beraden over de als
georganiseerde landbouw in te nemen standpunten In
zake de door de regering voorgestelde maatregelen.
INKOMENSBELEID
TTITVOERIG werd in het hoofdbestuur van gedachten
gewisseld over de twee discussienota's over het
inkomensbeleid die het Landbouwschap had opgesteld
naar aanleiding van de Interimnota Inkomenbeleid van de
regering. De Minister van Sociale Zaken geeft nu reeds
aanvulling op incidenteel te lage inkomens. Voor wat be
treft de zelfstandigen functioneert in dit verband de Rijks
groepsregeling Zelfstandigen. Van belang bij de beoor
deling van mogelijkheden tot verbetering van de positie
van de laagste inkomens voor zelfstandigen is de schei
ding tussen het werknemersaspekt en het bedrijfaspekt
van de zelfstandige.
Duidelijk werd vastgesteld dat het inkomen in de land
en tuinbouw primair uit de markt- en prijsbeleid zal moe
ten komen. De vraag is of eventuele sociale maatrege
len die een basisinkomen moeten garanderen niet ten
koste zullen gaan van dit structuur- en prijsbeleid; volle
dige invoering van een sociaal inkomensbeleid dreigt met
name het structuurbeleid te frustreren. Derhalve is het
wellicht beter om een goede beëindigingsregeling te crp-
eren.
Er bestaan dan ook tal van principiële bezwaren tegen
een minimuminkomensregeling voor zelfstandigen. Het
sociale vraagstuk van het minimuminkomen zal nader be
studeerd moeten worden.
De Rijksgroepsregeling Zelfstandigen zal daarbij., als
basis kunnen dienen. Met name wordt het onjuist geacht
da'; men eventueel vermogen zou moeten prijsgeven al
vorens voor een dergelijke regeling in aanmerking te kun
nen komen. Nadere bestudering van deze problematiek
zal op korte termijn nodig zijn.
van mening, dat veel meer controle moet plaats hebben
op tijdige bestrijding van de distels, dat dit onkruid de
laatste jaren weer steük toeneemt.
De Raad verklaarde zich wèl bereid tot het verlenen
van medewerking aan eventuele ontheffingsaanvraigen
voor natuurgebieden, voorzover deze niet direct grenzen
aan landbouwpercelen en redelijkerwijze mag worden
verwaefst dat geen sohade zal ontstaan voor de agrari
sche bedrijven.
Aan Gedeputeerde Staten zullen terzake voorstellen
worden gedaan.
VASTSTELLING /TRACÉ RIJKSWEG 161
De Raad nam kennis van de beslissing van de Minis
ter van Verkeer en Waterstaat betreffende de vaststel
ling van het tracé voor de gedeelten Hoek—Sluiskil en
TerneuzenAxelse Sassing van rijksweg 61 en consta
teerde dat slechts op enkele onderdelen aan de ingedien
de bezwaren is tegemoet gekomen.
Het in overleg met het Waterschap De Verenigde
Braakmanpolders ingediende alternatieve tracé voor het
gëdeelte HoekSluiskil is door de minister niet over
genomen.
BEURSCOMMISSIE GOES
De Raad besloot de samensteling van de beurscommis-
sie Goes te herzien en zal hiertoe nadere aanbevelingen
van de landbouworganisaties afwachten.
streekplannen, de nota's nationale parken en landschapspar
ken enz. Wat de streekplannen betreft is voor Midden- en
Oost Brabant aktueel de voorbereiding van deze plannen,
terwijl voor West-Brabant een herziening van het streek
plan aan de orde is.
Geïntresseerde bestuursleden van afdelingen en kringen
alsmede agrarische raadsleden, dde alsnog bij- zo'n studie
kring willen aansluiten kunnen zich telefonisch of schrifte-
'ijk melden bij het secretariaat van de Gewestelijke Raad
van het Landbouwschap, Spoorlaan 350 te Tilburg {tel. 013—
426429).