HOOFDBESTUUR DER 9£dm VERGADERDE
maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
VH^v
land- tit
VRIJDAG 5 SEPTEMBER 1975
63e Jaargang - No. 3296
Zlm tuinbouwblad
De Gebroeders Berrevoets te Zierikzee dorsen al jaren achtereen hun bruine bonen-oogst nog steeds
met de dorsvlegel (vleke). Zo ook deze week weer ondanks dat de heren de 70 al lang gepasseerd
zijn. In een ruim honderd-jarige zeef, bespannen m et varkenshuid worden de bonen gezeefd.
In dit nummer o.m.:
O.V.M.-verzekeringen
- De onnodige wedloop
tussen A.W.W. en A.A.G.
Pagina 3
Ziekte- en onkruid-
bestrijding in aardappelen,
gras- en koolzaad
Pagina 5-6-7
Mechanisatienieuws
Pagina 8
De zuivelindustrie
schakelt over op
tankmelken Pagina 9
Hagelschade ruim
3 eeuwen geleden
Pagina 10/11
Het oogsten van
consumptieaardappelen en
de kwaliteit Pagina 10/12
Tuinbouwklanken
Pagina 13
NIET EERSTE MEEST GEËIGENDE OPLOSSING
I-IET Hoofdbestuur besloot tenslotte een voorlopig
standpunt in te nemen en dit mee te geven aan
zijn voorzitter voor de, de volgende dag (dinsdag 2 sep
tember) te houden, extra K.N.L.C.-vergadering, die ruime
aandacht aan dit punt zou besteden.
Pas op de volgende Hoofdbestuursvergadering zal, ge
wapend met de informatie van de K.N.L.C.-vergadering
en Prinsjesdag, een (meer) definitief standpunt bepaald
kunnen worden. Dit voorlopige standpunt houdt in dat
de minimum inkomensgarantie niet de eerste geëigende
oplossing wordt geacht voor de overigens dringend nood
zakelijke hulp aan de grote groep (ca. 30 zelfstandi
gen in de landbouw. Alleen wanneer het zou gaan om een
zuiver sociale maatregel (zonder voorwaarden) kan dit
aanvaardbaar zijn. Het zelfstandig ondernemersschap en
het markt- en prijsbeleid mogen geenszins worden aan
getast, want daaruit moet in de allereerste plaats het in
komen te halen zijn. Het Hoofdbestuur gaf dan ook de
voorkeur aan alternatieven zoals een beter fiscaal beleid,
verlichting van de sociale lasten en een goede beëindi
gingsregeling voor diegenen die hun bedrijf vrijwillig wil
len opgeven. „Deze en andere mogelijkheden zouden
eerst diepgaand en uitputtend onderzocht moeten wor
den", aldus het ZLM-hoofdbestuur.
TA7"ANNEER we kunnen constateren dat de voortgang
van de oogst buitengewoon is meegevallen dan
wil dat niet zeggen dat dat ook voor de opbrengsten
geldt"; met deze woorden opende voorzitter Ir. D. Lu-
teijn de op maandag 1 september in hotel „De Koren
beurs" te Goes gehouden vergadering van het Hoofdbe
stuur van de ZLM. Hoewel het Zuid-Westen wat het weer
betreft in vergelijking met het noorden aan de goede kant
heeft gezeten, heeft de warmte ook hier nadelige gevol
gen gehad. De ZLM-voorzitter doelde daarmee vooral op
de conservenbonen die o.a. door „noodrijp" en hier te
lande sporadisch voorkomende ziekteverschijnselen, over
grote oppervlakten afgekeurd werden. De heer Luteijn
wees er op dat niet alleen het nut van een telersorga
nisatie duidelijk aangetoond wordt, maar ook de samen
werking met de landbouworganisatie van groot belang
blijkt te zijn, zo niet onontbeerlijk is: „Anders mis je de
greep".
PRINSJESDAG
T)E resultaten van het op 28 augustus j.l. gehouden
gesprek tussen Landbouwschap en kabinet wer
den door de voorzitter van de ZLM niet onverdeeld gun
stig beoordeeld: „Ik ben niet optimistisch over Prinsjes
dag".
Hij voorzag dat op de volgende Hoofdbestuursverga
dering de (vele) niet-ingewilligde wensen tot uitvoerig
beraad aanleiding zullen geven. „We zullen ons stand
punt dan dienen te bepalen".
Tot slot van zijn openingswoord hekelde Ir. Luteijn de
exportbelemmeringen die door „Brussel" voor de tarwe
zijn ingesteld. „Je kunt je afvragen hoe hardleers Lardi-
nois is", zo zei de ZLM-voorzitterl
INKOMENSBELEID
I-JET Hoofdbestuur beraadde zich zeer uitvoerig over
de (toekomstige) inkomenspolitiek aan de hand
van de interim-nota inkomensbeleid van de regering en
de diskussienota van het Landbouwschap over een ge
garandeerd minimum inkomen voor agrarische zelfstan
digen. Zonder het belang van de overige aangelegen
heden in de nota's te bagatelliseren besloot het Hoofd
bestuur de discussie toe te spitsen op de vraag of een
gegarandeerd minimum inkomen voor de landbouw aan
vaardbaar is. De Hoofdbestuursleden waren ervan door
drongen dat, nü en in de toekomst, sociale maatregelen
dringend nodig zijn, „maar of een minimum inkomen daar
bij de eerst aangewezen weg is is de vraag". Hoewel
daaraan positieve kanten zitten heeft een dergelijke ga
rantie ook zijn negatieve zijde. Het meest in het oog
springend is de nadelige invloed op het markt- en prijs
beleid. Het Hoofdbestuur was van mening dat dat „recht
overeind moet blijven".
Het is volgens het Hoofdbestuur bijna onvermijdelijk
dat bij een gegarandeerd minimum inkomensbeleid de
vrije inkomenspolitiek in de knel zal komen. Als andere
nadelige effekten werden naar voren gebracht de moge
lijkheid van concurrentievervalsing en de uitholling van
het ondernemersklimaat. Hoewel daarover in de nota's
nog niets te vinden is, vroeg het ZLM-hoofdbestuur zich
af welke voorwaarden er gesteld zullen worden aan die
genen die gebruik willen (of moeten) maken van een der
gelijk gegarandeerd inkomen. „Zal dit niet als instrument
dienen in het kader van de plannen tot het door de rege
ring te voeren inkomensbeleid?", zo vroeg men zich af.
AKKERBOUW
T^E heer A. J. G. Doeleman onderstreepte in zijn ak-
kerbouwoverzicht de openingswoorden van de
heer Luteijn over de oogst- en weersomstandigheden:
„Met uitzondering van de bruine bonen is de oogst gro
tendeels geborgen". Opmerkelijk vond de heer Doele
man het dat het vochtgehalte van het graan desondanks
onvoldoende laag was. Hij schreef dit dan ook toe aan
de ongelijke rijping. De opbrengst van de laatgezaaide
gerst en zomertarwe is zeer matig, maar verder hebben
de granen en de peulvruchten redelijke opbrengsten ge
geven. „Het goede weer heeft, gezien de slechte start,
een misoogst voorkomen". Zo meende de heer Doele
man. De prijzen van de peulvruchten zijn matig, die van
brouwgerst (dankzij de export) nog redelijk, die van stro
(bij lage kg-opbrengst) hoog en die van tarwe slecht.
De heer Doeleman noemde het tarwe-beleid „schrij
nend en onaanvaardbaar" en constateerde dat „Brussel"
weer niet bereid blijkt de tarwemarkt lucht te geven door
export. Een export die, gezien de sterk gestegen wereld
marktprijs onder gunstige omstandigheden kan plaats
vinden. De Europese Commissie heeft echter voor de
meeste graansoorten weer een exportheffing vastgesteld.
Voor zachte tarwe, gerst en mais resp. ƒ58,12, 68,37
en ƒ41,02 per ton.
De heer Doeleman sprak vooral voor de tarwe hier
over zijn verwondering uit gezien het export-surplus van
7 mihoen ton. „Het is_ duidelijk dat deze maatregel
van invloed is op de prijsontwikkeling". Overigens vond
de heer Doeleman de ontwikkeling op de wereldmarkt
een treffende illustratie van de twijfels ten aanzien van
de (bak)kwaliteitsbepaling van zachte tarwe.
De aardappelmarkt is vast en voor de telers is dat een
hoopvolle ontwikkeling. Er zijn echter veel bedrijven in
het Zuid-Westen die geen aardappels hebben of wel deze
op contractbasis verkocht hebben. Structureel is de toe
stand ongewijzigd zodat voor veel bedrijven de situatie
zorgelijk blijft. De kg-opbrengst van de suikerbieten zal
naar verwachting onder het laatste 5-jarig gemiddelde
blijven.
(Zie verder pag. 3)