Grondontsmetter! ten behoeve van de aardappelteelt Praktische wenken bij grondontsmetten 8 IN 1976 kunnen de voor AARDAPPELMOEHEID 1 VATBARE AARDAPPELRASSEN alleen geteeld worden op land waarop: a. in 1973, 1974 en 1975 geen aardappelen geteeldt zijn, of b. voor het laatst in 1973 voor aardappelmoeheid vatbare aardappelen zijn geteeld en daarna een grondont- smetting is uitgevoerd die opgegeven is bij de P.D., of c. voor het laatst in 1973 een aardappelmoeheidsresi- stent aardappelras werd geteeld, of d. voor het laatst in 1974 een aardappelmoeheidsresi- stent aardappelras werd geteeld en vóór of na dat gewas een grondontsmetting werd uitgevoerd die op gegeven is bij de P.D. IN 1976 kunnen voor AARDAPPELMOEHEIDSRESI- STENTE AARDAPPELRASSEN worden verbouwd op land waarop: a. in 1974 en 1975 geen aardappelen werden geteeld, of b. voor het laatst in 1974 een voor aardappelmoeheid vatbaar aardappelras werd geteeld en vóór of na dat gewas een grondontsmetting werd uitgevoerd die bij de P.D. werd opgegeven. Het voorgaande geldt niet voor percelen die reeds met aardappelmoeheid zijn besmet en evenmin voor volks- en partikuliere tuinen. Voor tuinen geldt nog steeds de oude regeling: hoogstens deel van de tuin met aardappe len beplanten en ieder jaar op een ander 1/s deel. GRONDONTSMETTING IN P.D. bericht 1918 van 11-7-1975 wordt nader ingegaan op de grondontsmetting, de wettelijke bepalingen waaraan voldaan moet worden om van die ruimere aard appelteeltmogelijkheden gebruik te kunnen maken, en na dere aanwijzingen voor de uitvoering. Aan dit bericht ont lenen we de voorwaarden en aanwijzingen waaraan voldaan moet worden. Belangrijk, daar de PjD., die belast is met de controle op de uitvoering van de grond ontsmettingen, deze niet zal aanvaarden wanneer de uitvoering in belangrijke mate van één of meer van dieze voorwaarden af zou wijken. Deze zijn: 1. Van de toegelaten middelen dient tenminste de volgende hoeveelheid op de juiste wijze in de grond te zijn ge bracht: Dichloorpropeen - dichloorpropaan: 250 liter per ha dichloorpropeen 175 liter per ha metam - natrium 300 of 400 liter per ha, afhankelijk van het gehalte werk zame stof. 2. De hoevelheid middel per ha moet regelmatig verdeeld over het perceel zijn ingebracht. 3. De ontsmetting moet zijn uitgevoerd in licht droge tot normaal vochtige grond. 4. De temperatuur op injektiedfiepte dient bij de injektie bij voorkeur hoger dan 10° C te zijn, echter niet lager dan V C. 5. Het middel moet op een diepte van 1820 cm (gemeten na afdichting van de grond) 'zijn geïnjekteerd, als de houw voordikte dit toelaat. 6. Na de injektie mogen in de bouwvoor geen harde vaste of kluiten met een doorsnede groter dan plm. 8 cm voor komen. Om dit te bereiken zal voorbewerking van de grondl in het algemeen noodzakelijk zijn. 7. Na de injektie moet de bouwvoor goed aaneengesloten liggen met een vlakke, aangedrukte toplaag zonder scheuren of gaten. 8. Het meldingsformulier voor de grondontsmetting dient direkt na uitvoering van de ontsmetting gezonden te wor den naar het districtskantoor van de Plantenziektenkun- dige Dienst. Niet of te laat gemelde ontsmettingen wor den als niet uitgevoerd beschouwd. 9. Na een ontsmetting mogen in hetzelfde kalenderjaar geen aardappelen of bieten op het betreffende perceel worden geteeld. NADERE AANWIJZINGEN VOOR DE UITVOERING In de akkerbouw kan grondontsmetting het best worden uitgevoerd in de nazomer of vroege herfst zo kort mogelijk na de oogst van het gewas. Grondontsmetting kan in prin cipe ook in het voorjaar worden uitgevoerd. De voorwaarden t.a.v. grond- en weersgesteldheid zijn daarbij dezelfde als voor die herfstontsmettingen. In verband met kans op schade in het volggewas verdienen voorjaarsontsmettingen geen aanbeveling en ze zijn niet toegestaan als daarna aardappe len of bieten worden geteeld. Op zand- en dalgrond en op goed bewerkbare zavel-/klei- grond tot plm. 30 slib levert een goed uitgevoerde grond ontsmetting meestal void' 'e aaltjesdoding op. Zwaardere en moeilijk bewerkbare zijn meestal alleen met veel extra zorg in een) zodanige *tand te brengen dat een goed resultaat wordt bereikt. A. MIDDELEN yOQR grondontsmetting ten behoeve van de .aardappel teelt zijn uitsluitend middelen toegelaten op basis van: dichloorpropeen - didhloorpropaanmengsel (groep I) Dichloorpropeen (groep II) metam - natrium (groep III en IV) Van de middelen behorend tot groep I moet tenminste 250 1 per ha worden gebruikt, van die behorend tot groep II tenminste 175 1 per ha, van die behorend tot groep III, ten minste 400 1 per ha, en van die behorend tot groep IV, ten minste 300 1 per ha. De volgende merken zijn in de handel: Groep I (250 liter per ha) Groep II (175 liter per ha) Asepta D-Dipyleen Telone Shell DD Vidden-D Extra Vidden D Groep III (400 liter per ha) AAmonam Monam Unitas Asepta Monam Shell NMC Brabant Metam-natrium Trimaton Lux an Monam vloeibaar Vapam Monam BASF Groep IV (300 liter per ha) AAmonam - GC Luxan Monam Geconc. BASF monam Conc. Shell NMC 510 Om bij grondontsmetting van de ruimere teeltmogelijkheden van aardappelen gebruik te kunnen maken moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Bijgaand P.D.-bericht geeft hierover de nodige aanwijzingen. B. MACHINES QRONDONTSMETTINGSMIDDELEN worden in hoofd zaak met twee typen machines geïnjekteerd, n.l. met: schaarinjekteurs, waarbij het middel wordt verspoten onder horizontaal door de grond getrokken schaarelementen, of met ploeginjekteurs, waarbij het middel vóór de ploeglichamen in de voor wordt gespoten of gedruppeld. Schaarinjekteurs kunnen in principe op alle typen grond worden gebruikt. Voor nadere informatie over schaarinjek teurs wordt verwezen naar Vlugschrift voor de Landbouw nr. 228: „Grondontsmetting met schaarinjekteurs". Ploeginjekteurs zijn geschikt voor lichte, goed verkrui melende grond, zoals bijv. zand- en dalgrond en zavelgrond tot plm. 15 slib. Wil men die kans op aardappelopslagbestrijding door vorst benutten dan verdient het aanbeveling om bij grondontsmet ting na aardappelen een sohaarinjekteur te gebruiken. De grondontsmettingsmachine moet zodanig zijn afgesteld dat de injektie-elementen een gelijke hoeveelheid vloeistof afgeven. Het middel moet gelijkmatig verdeeld in de grond worden aangebracht. Tussen twee opeenvolgende elementen mag een strook van ten hoogste 15 om breed onbehandeld blijven. Bij ploeg injekteurs met een druppelsysteem moet het middel via meerdere kanalen per ploeglichaam in de grond worden ge druppeld. Regelmatige controle van afstelling en werking van de machine is noodzakelijk. C. VOORBEWERKING VAN DE GROND QEZE dient om de grond 'los te maken, zodat het middel zich goed door de grond kan verspreiden. Door bewer- In „Aspekten van de Landbouw in de lJsselmeerpolders" juni 1975 trof fen wij van de kant van ing. H. de Boer en ing. J. Meems een aantal praktische wenken betreffende grond ontsmetten aan die goed aansluiten bij dit P.D.-bericht. RONDONTSMETTEN ter bestrijding en voorkoming van moeheden is één van de moeilijkste onderwer pen om over te schrijven. Om aan het gestelde doel, een goede aaltjesdoding, te beantwoorden, moet het gas overal door een 20 cm dik pakket grond trekken van beneden naar boven. Wil len we dus in de hele bouwvoor voldoende aaltjes doden, dan zal het gas ook overal evenveel weerstand moeten ondervinden. De gebruikte middelen worden wel als vloeistof in de grond gebracht, maar gaan daarna met een in gasvorm over en moeten als gas eventueel aan wezige aaltjes doden. Het is overbodig op te merken dat gas de weg van de minste weerstand kiest. Wanneer dus boven het inge brachte middel (op 18 cm diepte) geen aaneengesloten pakket grond aanwezig is met overal dezelfde weerstand, zal het ontsmettingsresultaat tegenvallen. HOE REALISEREN WE EEN GOEDE GRONDONTSMETTING? Het uitgangspunt bij een grondontmetting is om voldoen de doding te bereiken. Er moet ook een goed resultaat be haald worden anders heeft een ontsmetting weinig of geen zin. We spreken van een goed resultaat bij 80 doding. Bij het behalen van een goed resultaat spelen een aantal faktoren een essentiële rol. A. DE GRONDSOORT Op de lichtere zavelgronden is grondontsmetten geen pro bleem. Wanneer het vochtgehalte niet te hoog is kan op gronden tot 20 afslibbaar (kode 4 en 5) een goed resultaat worden bereikt en behoeft een grondontsmetting niet te mislukken. Op grond met 2035 afslibbaar (kode 6 en 7) wordit het moeilijker en zal aan de gestelde voorwaarden voor een goede ontsmetting meer aandacht moeten worden besteed. Het is mogelijk, maar de omstandigheden moeten goed zijn. Op grond met meer dan 40 afslibbaar is in de afgelopen 5 a 6 jaar geen ervaring van betekenis opgedaan om te kun nen vaststellen dat een goede grondontsmetting zondermeer mogelijk is. Verder onderzoek op deze gronden is noodzake lijk. B. HET VOCHTGEHALTE Wanneer we over het vochtgehalte van de grond praten dan hebben we het over de juiste verhouding lucht/grond omdat er gas doorheen moet. Kluiten zal men moeten kun nen breken en niet kneden. Wanneer de grond te vochtig is, is het mogelijk can een goed resultaat te behalen. Hiermee is in de afgelopen 5 jaren voldoende ervaring opgedaan. Als de grond te vochtig is, is dat nog veel gunstiger dan nat. Natte grond is ongeschikt om te ontsmetten. Er is de laatste paar jaar ontsmet in graanstoppels (met of zonder grasgroen bemesting) wanneer het op bijvoorbeeld aardappel- en uien- land te nat was. De grond, vooral de zwaardere, in de graan stoppels snijdt dan als boter werd eens gezegd. Wanneer diit zo is, heeft een ontsmetting geen enkele zin. Want juist in de niet voorbewerkte stoppel zijn de van nature gevormde kleine poriën in de bouwvoor veel sneller gevuld met water dan de veel grotere ruimten in een 15 cm diep voorbewerkt perceel aardappel- of uieland. Uiteraard afhankelijk van de wijze van voorbewerking. C DE STRUKTUUR VAN DE GROND De struktuur van de grond houdt nauw verband met: a. de zwaarte van de grond, b. de voorvrucht (aardappelen, graan, uien of tulpen), c. het wel of niet beregenen, d. het wel of niet ploegen in de voorgaande herfst. In lichtere gronden tot 20 afslibbaar (kode 4 en 5) ko men bijna nooit zulke harde kluiten voor dat deze niet te breken zijn. Deze grond wil z' h gemakkelijk tot een kam pakte laag laten bewerken. Een uitzondering vormen de kunstmatig beregende tul pen percelen. Deze grond kan vooral onder in de bouwvoor zodanig slecht zijn dat ook hierop een extra bewerking nood zakelijk is. DEMONSTRATIE GRONDONTSMETTINGSAPPARATUUR Op 2 september a.s. wordt op het bedrijf de „Am bachtsheerlijkheid Cromstrijen" te Numansdorp een landelijke demonstratie gehouden met appara tuur voor de grondontsmetting. Uitsteldata zijn 3 en 9 september. Aldus een mededeling van C.A.R. Barendrecht. Op de zwaardere grond kan vooral na aardappelen de struktuur van de onderste helft van de bouwvoor zodanig Ontsmetten met ploeginjekteur. slecht (hard, stug) zijn, dat de ontstane kluiten niet willen breken. Wanneer dit het geval is, ontstaan er meestal klui ten met een doorsnede van 15 20 cm en groter. In derge lijke „onwillige" kluiten mag geen goede doding van aaltjes worden verwacht. Hetzelfde geldt voor graanstoppels die de voorgaande herfst in verband met de bestrijding van aard appelopslag niet zijn geploegd en onvoldoende, op halve bouwvoor-diepte zijn gekultivateerd. Deze grondl kan zo hard zijn dat zelfs de schaarinjekteur niet op diepte kan wor-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 8