5>q> üD maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant ONTWIKKELINGEN IN DE VEEHOUDERIJ zlm land- en tuinbouwblad VRIJDAG 25 JULI 5975 63e Jaargang - No. 3291 In dit nummer o.m.: „Leunen is gemakkelijk" Pagina 3 Nieuwe lonen C.A.O. landbouw 75 76 Pagina 4 Uit de praktijk Pagina 5 - 6 Bestrijdingsmiddelen- besluit verscherpt Pagina 7 Grondontsmetten Pagina 8-9 Voor velen zijn de vakantieweken weer aangebroken, waarbij de een de drukte en gezelligheid opzoekt en de ander zoals deze foto de rust aan het water met de hengel als tijdverdrijf. |_JOEWEL de laatste tijd vooral de moeilijke situatie in de akkerbouw de aandacht trok, betekent dit geenszins dat de veehouderijsektor er nu zoveel beter aan toe is. Ook hier is men immers de laatste paar jaar met geweldige kostenstijgingen gekonfronteerd en zijn de inkomens door het niet meegroeien van de opbrengst- prijzen sterk onder druk komen te staan. Met name de prijzen van het vlees hebben zich gedu rende lange tijd ver onder het kostprijsniveau bewogen. Gelukkig treedt daar nu enige verbetering in op. Overi gens naar onze mening niet zozeer doordat het Haagse en Brusselse marktbeleid nu ineens zoveel verbeterd is, maar meer doordat de wal het schip wat heeft gekeerd. Kan ten aanzien van de melkprijs gekonstateerd worden dat die nu in vergelijking met vorig jaar in doorsnee zo'n 10% hoger ligt, dat betekent zeker nog niet dat we er daarmee al zijn. Immers van het inlopen van de in de jaren daarvoor ontstane achterstand is nog geen sprake. Dat blijkt ook wel uit de L.E.I.-berekeningen voor de melkveehouderijbedrijven, die aangeven dat de inkomens op de grotere bedrijven in 1974/75 bijna 40% lager wa ren dan in 1972/'73- Ook al mag voor 1975/76 enig her stel worden verwacht door het niet verder stijgen van de veevoerprijzen en de wat hogere melk- en vleesprijzen, het netto-overschot zal niettemin nog sterk negatief blij ven. Voor de grotere groep kleinere veehouderijbedrijven ligt de situatie nog veel ongunstiger. Hier zullen ook in 1975/76 zeer veel bedrijven met een beloning voor hun niet geringe inspanningen genoegen moeten nemen die ver onder de gegarandeerde minimuminkomen voor de loon- en salaristrekkende ligt. ONS COMMENTAAR PRODUKTIEOMVANG L-IOEWEL in het algemeen de bedrijfsresultaten op de wat grotere veehouderijbedrijven dus iets min der ongunstig liggen dan op de kleinere bedrijven, zijn wij van mening dat daaruit niet direkt de konklusie ge trokken mag worden dat daarom bedrijfsvergroting de beste methode is om uit de problemen te komen. Wij willen er van uitgaan dat, bij normale werktijden, een be drijf tenminste" aan één man werk moet kunnen bieden. Natuurlijk brengt de ontwikkeling van nieuwe teelt- en verpleegtechnieken met zich mee dat een man vandaag de dag meer ha's kan betelen of koeien kan verzorgen dan zo'n 10 a 20 jaar geleden. Ook in de toekomst zullen we er in de landbouw niet aan voorbij kunnen gaan dat de produktieomvang per man blijft meegroeien met de voortschrijdende technische mogelijkheden. Dat is dan evenwel heel wat anders dan een streven naar drastische vergroting van de produktie per man om het door te lage prijzen achterblijvende in komen op peil te houden dan wel weer te brengen, zoals nu veelal het geval is. Hiermee verdoezelt men immers de werkelijke oorzaak van een achterblijvende inkomens ontwikkeling n.l. het feit dat de boerenprijzen onvoldoen de meegroeien met de inflatoire kostenstijgingen. Na tuurlijk weten vele grote melkveebedrijven nog wel een schijnbaar redelijk gezinsinkomen te halen. We moeten evenwel niet vergeten dat een dergelijk inkomen dan in de meeste gevallen tot stand komt via een 60- tot 80- urige werkweek van de veehouder zelf en vele uren van z'n vrouw of andere gezins/familieleden. In feite is, als we alle uren optellen, dan ook niet meer sprake van een éénmans- maar van een tweemansbedrijf. Het éénmansbedrijf waar de boer in een normale werk tijd (en die mag best iets langer zijn dan 40 uur per week) 70 a 80 melkkoeien verzorgt is ook vandaag de dag nog een fabeltje. Wat we in werkelijkheid zien is dat op het gros van de bedrijven die sterk zijn vergroot ter overbrugging van het gat tussen opbrengsten en kosten nu voor twee man wordt gewerkt, maar slechts voor één man wordt /er- dient. En dat op de kleinere bedrijven waar slechts voor één man werk is, minder dan het minimuminkomen wordt overgehouden. Wij vinden het in deze tijd van betaalde vakanties en 40-urige werkweek sociaal onaanvaardbaar dat een grote groep kleine zelfstandigen slechts dan een enigszins aan vaardbaar inkomen kan verwerven, wanneer ze 17e eeuw- se werktijden willen maken. TANKMELKEN CEN van de technische ontwikkelingen in de melk veehouderij en ook bij het transport en de verwer king op de fabrieken, die de laatste jaren grote opgang heeft gemaakt, is de omschakeling van melken in buss,en naar het tankmelken. In vele gevallen gecombineerd met het gebruik van een melkleidingensysteem. Wij geloven dat dat één van die technische ontwikke lingen is, die niet is tegen te gaan voor een op de toe komst gerichte melkveehouderij. Het zal duidelijk zijn dat naarmate meer leveranciers aan één fabriek op tankmel ken overgaan, het moment dat handhaving van beide sys temen niet langer verantwoord is, steeds dichterbij komt. Het is daarbij een logische ontwikkeling dat in een rela tief dun met melkveebedrijven bezet gebied als Zeeland dit punt van volledige omschakeling op tankmelken snel ler is bereikt dan in een overwegend melkveegebied. 'De problemen voor met name de kleinere veehouders zijn er overigens daardoor niet minder om. Dat het hier om meer gaat dan simpel het vervangen van bussen door een tank hebben wij bij bezoeken aan een reeks bedrij ven in Walcheren kunnen ervaren. Niet alleen moeten heel wat bedrijven ook vaak niet onaanzienlijke aanpas singen in de gebouwensfeer, de erfverharding en de nuts voorzieningen plegen, maar gaat het er vaak ook om dat op het betreffende, vaak gemengde, bedrijf een keuze moet worden gemaakt ten aanzien van de toekomstige exploitatievorm. Dus gemengd houden, meer in de melk veehouderijrichting gaan of juist het melkvee afstoten Het is dan ook zaak dat de betreffende (particuliere of coöperatieve) melkfabriek een beslissing om volledig op tankmelken over te gaan zeer zorgvuldig neemt en een ruime omschakelingsperiode inbouwt. Wat da» betreft kunnen wij konstateren dat het besluit van de VCZ voor Walcheren zeker met de nodige inspraakmogelijkheid on belangenafweging is genomen, terwijl ook een redelijke omschakelingstermijn is vastgesteld Nog onvoldoende duidelijkheid bestaat er naar onze mening over toekom stige positie van de kleinere melkveehouders (10.20 koeien) die een tank aanschaffen. Wij zouden graag zien dat deze kleinere leveranciers een redelijke zekerheid wordt verschaft dat men, in elk geval gedurende de pe riode dat de melktanks bijkomende voorzieningen moeten worden afgeschreven, kan blijven leveren tegen redelijke voorwaarden. Voorts zouden wij het een goede zaak vinden indien in de komende maanden op uitge breide schaal door overheids- en organisatievoorlichters in samenwerking met de coöperatie de moeilijkheden en mogelijkheden met de betrokken veehouders word door gesproken. Wij zijn n.l. van mening dat zeker.in de Wal- cherse situatie zeer veel bedrijven eerder in aanmerking komen om hun melkveestapel aan te houden of uit te breiden dan deze af te stoten. Dat geldt zeker voor die bedrijven waar ook in de wat verdere toekomst de onder nemer of zijn opvolger nog een boterham moet ku'.na blijven verdienen. LUTEIJN

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 1