9 UIEN Bij dit gewas vraagt in juli de bestrijding van de valse meeldauw de aandacht. Regelmatig spuiten, om de 7 a 10 dagen, kan deze aantasting voorkomen. Hiervoor kan men maneb of zineb gebruiken maar met de maneb/ zineb combinaties of mancozeb bestrijdt men naast de meeldauw ook de bladvlekkenziekte. In regenrijke pe rioden verdient het zelfs aanbeveling om met het oog op de bladvlekkenziekte aan de maneb/zineb combinatie een systemisch fungicide zoals Benlate, Bavistin, Derosal of Topsin M toe te voegen. Eventueel kunnen ook Bavis tin M, Delsan M of Topsar gebruikt worden. Deze be vatten naast een systemisch fungicide al maneb. Met deze mengsels zijn twee bespuitingen toegestaan terwijl niet later gespoten dient te worden dan tot 4 weken voor de oogst. Deze termijn geldt ook voor zineb, maneb, zineb maneb of mancozeb tegen de meeldauw. Het is aan trekkelijk, zeker bij een laat gewas, om hier nog langer mee door te gaan. Maar hoe langer het gewas groen blijft en de afrij ping wordt vertraagd, hoe groter de kans op een slechte bewaarbaarheid van de uien, juist ook met het oog op koprot. Wat men enerzijds aan kg-op- brengst wint, verliest men anderzijds aan kwaliteit. De larven van de preimot kunnen tegen de oogst en tjjdens de bewaring ernstig schade aanrichten. Daarom moet het gewas regelmatig worden gecontroleerd op aan tasting. Zodra venster vreterijwordt waargenomen moet een bespuiting worden uitgevoerd met parathion 25 (1.5 1 per ha) of diazinon 20 (2 1 per ha). De aantasting door de preimot van de bollen dient men in de eerste plaats te voorkomen door in de zomer, dus met name in juli, het gewas vrij te houden van vreterij. Men voorkomt dan dat het insekt zich sterk vermeerdert. Trips in uien kunnen voortijdig het loof doen afsterven, wat nadelig kan zijn voor de opbrengst. Hiertegen kan ■worden gespoten met parathion 25 (1.5 1 per ha). Bij aanhoudend droog weer moet de bespuiting worden her haald. ERWTEN Bij het vaststellen van het tijdstip voor de bestrijding van de erwtenpeulboorder kan men uitgaan van de ont wikkeling van de peulen aan de planten langs de rand van het perceel. De randen van het perceel, ter breedte van een spuitbaan, worden bespoten zodra de onderste peulen beginnen te zwellen. Zodra de zaden van deze, dus van de verst ontwikkelde peulen in de randen, drie kwart van hun grootte hebben bereikt, moet het gehele perceel worden bespoten. Bij laat gezaaide erwten (eind april, begin mei) moet de bespuiting in een vroeger sta dium plaatsvinden. De randen worden al gespoten voor dat de zwelling van de onderste peulen is begonnen, ter wijl de rest van het perceel wordt bespoten zodra de verst ontwikkelde peulen in de rand voor de helft zijn vol groeid. Voor de 'bestrijding van de peulboorder kunnen wor- Het zaad is dan lichtbruin en heeft nagenoeg het maxi male gewicht bereikt. Van voornoemd rijpheidsstadium kan in twee gevallen worden afgeweken. Wanneer het gaat om kort en on regelmatig vlas, kan het plukken zonder bezwaar tot overrijpheid worden uitgesteld. Vlaspercelen met zwaar gelegerd vlas en/of vlas met dode harrel of zwartstip moeten iets vroeger dan bij volle rijpheid worden ge trokken om verd'er bederf te voorkomen. De schoven die nen dan vooral niet te dik worden gemaakt en te stijf worden gehouden. Zodra het vlas wat opgestijfd is wordt het zo spoedig mogelijk in hokken gezet. Om verkleu ring tegen te gaan wordt het vlas dan na 3 tot 10 dagen, afhankelijk van de weersomstandigheden aan schelven of op ruiters gezet. Wordt een afwijkende oogstmethode, zoals b.v. d'e „vlaskernmethode" of de dauwrootmethode toegepast, dan dient men het tijdstip van het plukken aan te pas sen aan het rijpheidsstadium van het vlas. Bij de vlas kernmethode moet h'et vlas bij voorkeur in een nog iets rijper stadium worden getrokken om het droogproces zo snel mogelijk te doen verlopen. Het vlas, dat moet worden gedauwroot, moet daarentegen in een vroeger stadium worden getrokken om het rootproces zo snel mogelijk te doen verlopen. KARWIJ Het vaststellen of karwij rijp genoeg is om in het zwad te maaien, vereist wel enige ervaring. Maait men te vroeg, dan krimpen de nog groene zaden. Bovendien droogt het gewas moeilijker en kan bij ongunstig weer eerder schimmelvorming optreden. Oogst men te laat, dan kan een deel van het zaad bij het maaien uitvallen. Een aanwijzing voor d'e maairijpheid is een bronsgroene verkleuring van het zaad. Bij scherp drogend weer werkt men bij voorkeur 's ochtends vroeg of 's avonds om zaad- uitval te voorkomen. Het loszadige karwij wordt eerst op zwad gemaaid en daarna uit het zwad gedorst. Bij deze oogstmethode is hoog stoppelen (1520 cm) van belang. Het zwad rust dan op de stoppel en zakt daarna een paar dagen iets in, waardoor de wind 'er minder vat op krijgt. Ook het aantal sclerotiën (rattekeutels) dat in het zaad te recht komt, zal kleiner zijn, daar de grote rattekeutels in de onderste stengeldelen zitten. Het zwad ligt dus ni'et op de grond en de wind kan er onderdoor. Dit komt de droging en de zaadkwaliteit ten goede. Wanneer het zaad voldoende droog en nagerijpt is, wordt het met een maai dorser, die meestal van een opraper voorzien is, uit h'et zwad gedorst. De omtreksnelheid van de opraper moet bij de rijsnel heid zijn aangepast, zodat er niet aan het zwad getrok ken wordt maar dat het als het ware „als vanzelf" en onverstoord naar binnen gaat. Een doekenopraper geeft minder zaadverlies dan een tandenopraper. Het gebruik van een opraper is bij deze methode wel gewenst, doch niet beslist noodzakelijk, daar het mes van de maaidor ser onder het zwad door kan gaan en de stoppel afsnijdt. terwijl de opbrengst nadelig kan worden beïnvloed. Bij het in het zwad maaien kan men beter een lange stoppel (ca. 30 cm) laten staan. De houwen blijven dan van de grond, terwijl bij nat weer niet zo gauw schot optreedt. Het dorsen kan dan ca. 14 dagen later plaatsvinden. Voor het zwaddorsen van koolzaad voldoet een opraapdoek uitstekend. Bij het dorsen wordt tegen de zaadkop in gereden om eerst het zaad op het doek te krijgen. Het toerental van de dorstrommel moet zodanig zijn, dat het zaad nog niet helemaal van het stro verwijderd is. Boven dien moet de dorstrommel voldoende ruim zijn afgesteld. Pas op voor stukslaan van het zaad. Koolzaad kan ook van stam worden gedorst. Op de maaitafel moet dan een vertikaal snijdend mes of scheidingsbeugels aanwezig zijn. Bij van stam dorsen is het raadzaam, 4 dagen na het tijdstip van zwadmaaien, het gewas te bespuiten met 3 liter Reglone. Na ongeveer 7 dagen kan dan van stam worden geoogst. Zonder Reglonebespuiting valt het vochtgehalte meestal tegen. Dan moet zo snel mogelijk worden nagedroogd. Als het koolzaad is geoogst kan men het land het beste eerst gewoon laten liggen. Op vochtige grond of na re gen kiemen de uitgevall enzaden vrij snel. Vervolgens wordt een oppervlakkige bewerking uitgevoerd waar door de nog niet gekiemde zaden gelegenheid krijgen om te kiemen. Wordt de grond direkt na de oogst vrij diep bewerkt, dan is de kans groot dal in volgende ja ren nog regelmatig last van koolzaadopslag wordt onder vonden. De bezwaren van koolzaadopslag in de volgen de gewassen mogen niet worden onderschat. KNOLSELDERIJ Dit gewas heeft een grote behoefte aan stikstof. Naast een behoorlijke aanvangsgift vóór het planten heeft het nog tweemaal een overbemesting nodig. (De eerste over bemesting hoeft men pas omstreeks begin augustus te geven en de tweede overbemesting half september). Hier voor strooit men per keer ca. $00 kg kalkammonsalpeter per hectare. In deze maand, de^lantjes zijn dan nog vrij klein, kunnen er soms veel bladluizen in de hartplantjes zitten, die de groei sterk remmen. Het is belangrijk hier op te letten en tijdig een bespuiting uit te voeren met b.v. parathion of dimethoaat. Omdat deze middelen kort werken, moet deze bespuiting meestal één of twee keer herhaald worden. GROENBEMESTING Bij de keuze van het groenbemestingsgewas moet men rekening houden met het tijdstip waarop het hoofdge was het veld ruimt. Voor de stoppelgewassen geldt hoe vroeger hoe beter. Op één dag in juli en augustus groeit er meer dan in één week in september. Gewassen die voor een stoppelgewas in aanmerking komen zijn: con- servenerwten, graszaad, vroege aardappelen en pootaard- aardappelen (mits vroeg gerooid). Om bietenopslag in volgende jaren te voorkomen moeten vroege schieters tijdig en afdoende worden vernietigd. Haal meer uit uw grasland door tijdig te vernieuwen; doe dit op de juiste wijze. den gebruikt; parathion, het wat duurdere veel minder giftige diazinon, het praktisch niet-giftige maar dure tetrachloorvinfos (Gardona) en tenslotte in noodgeval len (tot 4 dagen voor de oogst) mevinfos (Phosdrin). Bij mangaangebrek vertonen de erwteplanten gewoon lijk zelf geen afwijkingen, behoudens een lichte geelver- kleuring van de onderste bladeren waarvan de nerven groen blijven. Het gebreksverschijnsel uit zich in de za den (kwade harten). Dit gebreksversohijnsel kan wor den tegengegaan door een bespuiting met 15 kg man- gaansulfaat als het gewas in volle bloei staat. Bij ernstig gebrek moet de bespuiting aan het einde van de bloei nogmaals worden herhaald. Mangaansulfaat kan met parathion spuitpoeder worden gemengd. Na het klaar maken direkt verspuiten. Om de periode tussen maaien en zwaddorsen zo kort mogelijk te houden in verband met het weerrisico, is het gewenst om enkele dagen later te maaien dan wanneer er geruiterd wordt. De uit het zwad gedorste erwten moeten zo snel mogelijk worden gedroogd om afname van de kiemkracht te voorkomen. VLAS Vezelvlas wordt bij voorkeur bij volle rijpheid getrok ken. In dit stadium zijn de stengels voor drie a vier vijf de deel opgeschoond en geel van kleur. Ook de zaadbol len zijn overwegend geel en enkele zelfs bruin van kleur. In dat geval moet men er bedacht zijn, dat bij aan wezigheid van sclerotiën deze tussen het zaad terecht komen. Bij het afstellen van de maaidorser komt het er op aan het gewas goed uit te dorsen en het zaad vooral niet te beschadigen. Een goede omtreksnelheid van de dorstrommel is 2530 m/sec. Het vastzadige karwij kan ook van stam worden ge dorst. Het juiste tijdstip van maaidorsen is wanneer het zaad aan alle zaadschermen bruin gekleurd d.w.z. dood- rijp is. In de regel is dit twee a vier weken later dan het tijdstip van zwadmaaien. Dit goed laten afrijpen. van het gewas is nodig om een goede zaadkwaliteit te krijgen. De maaidorser dient zodanig te worden afgesteld, dat het zaad goed van de zaadschermen afkomt, maar toch niet zo scherp dat het zaad beschadigd wordt, waardoor olie 'kan uittreden. De oogstverliezen bij het maaidorsen zijn echter wat groter dan bij het zwadmaaien, -dorsen. Dit wordt veroorzaakt door het niet volledig uitdorsen van de schermen en door zaadverlies bij het uit elkaar trekken voor het scheiden van het gewas. (Zie ook het artikel „Nieuwe oogstmethode karwijras Bleija" elders in dit blad). KOOLZAAD Zodra het zaad voor de helft zwart gekleurd is, moet het koolzaad in het zwad gemaaid worden. Bij te vroeg maaien vergroot men n.l. de kans dat het zaad rood wordt, De beste zaaitijd voor wikken is rond half juni tot be gin augustus. De zaaizaadhoeveelheid varieert, afhanke lijk van de zaadgrootte en de grondsoort, van 90 tot 125 kg per ha. Alexandrijnse klaver kan tot ongeveer half augustus worden gezaaid. De zaaizaadhoeveelheid varieert van 20 tot 30 kg per ha. Van de grassen komen voor uitzaai in de stoppel Wes- terwolds en Italiaans raaigras in aanmerking. De zaai- zaadhoeveelheden bedragen resp. 3050 en 2030 kg per ha. Bij late zaai, eind augustus, verdient het landras van Westerwolds de voorkeur. Het landras kan bij droog te een wat snel doorschietend gewas geven. Daarom kun nen bij vroege stoppelzaai beter selecties van genoemd ras of Italiaans raaigras worden gezaaid. Opslag van ge noemde grassoorten kan ernstige bezwaren opleveren bij de teelt van minder fijnzadige grassoorten. Een vroeg tijdige stikstofbemesting is voor deze grassen noodzake lijk. GRASLANDVERZORGING Op vele bedrijven is dit jaar reeds heel wat voer ge wonnen als kuil voer, hooi en zelfs grasbrok. Bij in een jong stadium maaien is de kwaliteit van het gewonnen ruwvoer doorgaans zeer goed en de hergroei vlot. Niet- (Zie verder pagina 10)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 9