De maand juli
op het
zuid-westelijk landbouwbedrijf
8
De bedrijfsvoorlichters,
Ing. H. R. BAARVELD en
J. VAN AERTS.
C.A.R. - Goes.
Vergeet niet uw gewas tijdig te beschermen tegen phytophthora en dit ook vol
te houden.
Oppervlakkig bezien lijkt de stand van de gewassen
wel redelijk; bij waarnemingen in het veld komt men ech
ter vaak minder fraaie zaken tegen.
De ontwikkeling van de gewassen loopt ca. 2 weken
achter op de ontwikkeling hiervan in een normaal jaar.
En dit betekent ca. 2 weken verlies aan fotosynthese, c.q.
droge stof produktie.
Hoewel we in dit voorjaar een goede opkomst hadden
en de chemische onkruidbestrijding goed heeft voldaan,
is tot dusverre de teelt van onze gewassen echter niet
probleemloos verlopen. Om maar enkele voorbeelden
te noemen; de gele-roest in de wintertarwe en de rhi-
zoctonia aantasting bij de aardappelen.
De maand juli staat hoofdzakelijk in het teken van de
gewasverzorging. Maar ook staan, afhankelijk van het
bouwplan, de eerste oogstwerkzaamheden al weer voor
de deur. Na een juiste stoppelbewerking kan de vrijge
komen oppervlakte bouwland dan weer benut worden
voor de teelt van groenbemestingsgewassen.
SUIKERBIETEN
deze zijn al in de eerste helft van juli zichtbaar tij
dig en afdoende worden vernietigd. Dit kan men het
beste doen door de bloeistengels. in de grond af te ste
ken. Dus niet uittrekken. Deze vroege schieters zijn een
jarige zaaddragers, wier zaad kiemkrachtig is en die
verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor het ont
staan van de zgn. onkruid- of opslagbieten. De volgende
problemen brengen zij met zich mee:
hinderlijk bij de verzorging
hinderlijk bij de oogst
nadelig voor opbrengst en kwaliteit
en gevaarlijk uit het oogpunt van bietenmoeheid
GRASZAAD
AARDAPPELEN
Aanvankelijk vreesde men voor 1975 weer te maken
te krijgen met een vrij zware luisaantasting. De zachte
winter en de grote virusdruk waren hiertoe natuurlijk
direkte aanleiding. De groene perzikbladluis is tot nu
toe niet talrijker dan in andere jaren. Deze zo gevrees
de overbrenger van het vergelingsziektevirus moet ech-
Bij de aardappelteelt verdient de phytophthorabestrij-
ding weer alle aandacht. Het is algemeen bekend, dat de
aardappelziekte in deze maand rigoureus om zich heen
kan grijpen. Het is daarom zaak de aardappelen steeds
oen beschermende bespuiting te geven. Afhankelijk van
de weersomstandigheden moeten daartoe de bespuitin
gen, met de 'bekende maneb/fentin combinaties, om de
7 a 14 dagen worden herhaald. Bij voortdurend droog en
schraal weer heeft het namelijk geen zin om uit routine
elke week te spuiten. Anderzijds moeten de bespuitingen
tijdens kritieke perioden bij vochtig en warm weer
en bij een sterke loofontwikkeling frequenter worden
uitgevoerd. Als zeer kort na de bespuiting veel regen
valt en het weer gunstig is voor de aardappelziekte, moet
een extra bespuiting worden uitgevoerd.
Een juiste keuze t.a.v. het tijdstip van maaien beïn
vloedt in belangrijke mate de hoogte van de opbrengst.
Bij te vroeg maaien valt de opbrengst tegen t.g.v. het
lage 1000-korrelgewicht, terwijl bij telaat maaien de
kans op uitval weer toeneemt. Overleg met de teeltdes-
kundige van de betrokken graszaadfirma is dan ookj
noodzakelijk.
Bij de teelt van Raaigrassen en uitloper vormend rood-
zwenkgras begint het maaidorsen van stam steeds meer
ingang te vinden. Dit systeem heeft het voordeel, dat het
weerrisico kleiner en de mogelijkheid om beter uitgerijpt
zaad te krijgen groter is. Het bezwaar van deze methode
is echter dat de kans groot is, dat men een produkt oogst
met een vochtgehalte van 40 of meer. In verband met
de kans op kiembeschadiging t.g.v. broei, moet in een
dergelijke situatie het produkt zo snel mogelijk worden
gedroogd. Zelf drogen kan echter alleen in aardappel
bewaarplaatsen, waar niet met kiemremmingsmiddelen
is gewerkt.
Bij het dorsen van deze fijne zaden is een nauwkeurige
afstelling van de maaidorser vereist. Om zaadverlies
door onvoldoende uitdorsen van het stro te voorkomen,
moet de machine het gemaaide produkt goed kunnen
verwerken. Dus langzaam rijden en eventueel niet de
hele werkbreedte meenemen. De dorstrommel moet voor
dit doel 8001000 omw.,/min. maken. De opening en de
stand van de dorstrommel dienen zodanig te zijn, dat de
dorstrommel bij het begin iets verder openstaat dan bij
het einde. Dit voorkomt dat er teveel stro stukgeslagen
en daardoor teveel van de zeefcapaciteit gevraagd wordt.
De loszadige rassen karwij dienen in het zwad te worden gemaaid als het meren- Het tijdstip van maaien moet zodanig gekozen worden dat de hoogste opbrengst
deel van de vruchtjes een bronsgroeneverkleuring vertoont. Het vastzadige ras behaald wordt.
Bleija dient men op stam volledig te laten afrijpen tot alle vruchtjes (zaden) een
mooie egale donkerbruine kleur vertonen.
ter al bij kleine aantallen bestreden worden. Daarom
zijn er voor het zuidwesten reeds verschillende waar
schuwingen gegeven.
De zwarte bonenluis is^ nog maar weinig talrijk. Tot
nu toe blijkt 1975 dus géén uitgesproken luizenjaar te
zijn.
Hoewel, met uitzondering van 1974, een behandeling
na 1 juli zelden meer zinvol is, blijft het raadzaam om
het volgende ter harte te nemen:
Controleer, zeker tot half juli, uw bieten op aanwe
zigheid van bladluis.
Let hierbij met name op de aanwezigheid van de
groene perzikbladluis. Deze houdt zich vooral op in
de hartblaadjes van de plant.
In juli is een bespuiting vrijwel alleen op zijn plaats
op een zeer laat en/of hol gewas.
Mocht een bespuiting alsnog noodzakelijk zijn dan
verdient het overweging om gebruik te maken van
het middel Pirimor (V2 kg per ha). Dit middel spaart
de natuurlijke vijanden van de bladluis. Op dit tijd
stip lopen deze n.l. aanzienlijk meer risico t.g.v. een
bespuiting dan vroeger in het seizoen. De invloed van
deze roofvijanden op de luizenpopulatie moet niet wor
den onderschat.
Luister naar de radioberichten. Hierin zal worden
meegedeeld wanneer de zomervlucht begint en een
bestrijding geen zin meer heeft.
Verder is het belangrijk, dat de vroege schieters
Bij de late ontwikkeling van de aardappelen met bo
vendien vaak nog een onregelmatige stand is het zaak
om in juli ook aandacht te besteden aan de luis. Juist
onder die omstandigheden kan namelijk de zuigschade
van betekenis zijn. Een bespuiting met één van de ne
gen hiervoor goedgekeurde middelen kan dan op zijn
plaats zijn. Maar maakt er geen gewoonte van om,
elke keer dat men tegen de aardappelziekte spuit, maar
wat parathion of iets dergelijks erbij te doen. Gebruik
in elk geval bij een tweede of volgende bespuiting tegen
luis Pirimor.
GRANEN
Indien het graan, voordat het melkrijpheidsstadium
is bereikt, massaal wordt aangetast door bladluizen, is
de kans op zuigschade aanwezig. Als uitgangspunt wordt
aangenomen dat een bespuiting pas zin heeft als er min
stens 10 luizen per halm aanwezig zijn. Voor de bladlui-
zenbestrijding in granen zijn de volgende middelen toe
gelaten:
dimethoaat 40 (0.5 1 per ha)
formothion 25 (1 1 per ha)
1 thiometon (1 1 per ha)
malathion U.L.V. (11 per ha)
Pirimor (0.5 1 per ha)
Meta-Systox-R (0.75 1 per ha).
Op de schudzeef vindt de scheiding plaats tussen zaad
en kort stro.
Om dit proces zo goed mogelijk te laten verlopen moet
in de eerste plaats de wind zodanig geschikt zijn, dat ze
alleen het kort stro van de schudzeef helpt verwijderen.
Hiertoe moet de wind op het einde van de afvoer van
de schudzeef geplaatst worden. In het algemeen kan met
weinig wind worden volstaan, indien de schudzeef goed
afgesteld en de schudsnelheid voldoende is. Voor het
maaidorsen uit het zwad geldt hetzelfde .Bij het zwad-
maaien moet men er voor zorgen, dat het zwad zo luch
tig mogelijk komt te liggen.
De beste bewerking van de graszaadstoppel, vooral
van de viltige stoppels van roodzwenk- en. veldbeemd-
gras, is frezen. Afhankelijk van zode, grondsoort en trek
kracht kan men één- of tweemaal frezen. Het frezen
moet ondiep gebeuren, b.v. de eerste keer 3 cm en de
tweede keer 6 a 7 cm diep. Inzaai van een groenbemes-
tingsgewas, b.v. wikken, bevordert het verteringsproces.
Dit zaad kan vóór het frezen over de stoppel of tussen
de eerste en tweede keer frezen ingezaaid worden.
Jong graszaad, dat onder de dek vrucht vandaan komt,
heeft zo snel mogelijk een eerste stikstofgift nodig:
na erwten 40 kg N
na vlas 60 kg N
na granen 70 kg N
Het tijdstip van toediening heeft een grotere invloed
op de opbrengst dan de hoeveelheid. Hoe vroeger hoe
beter. Het jonge gras kan dan eerder en beter een che
mische onkruidbestrijding verdragen.