Grondprijs en inflatie De melkveehouderij en de rol van de K.l. De maand juli op het zuid-westeljjk landbouwbedrijf 10 De grondpolitiek staat momenteel zeer in de belang stelling. De linkse regeringspartijen staan onteigening voor tegen gebruikswaarde in plaats van tegen verkeers- waarde en voorkeursrecht voor de overheid bij aankoop van grond voor woningbouw e.d. Tegen dit standpunt is veel verzet van landbouwzijde. Er wordt echter genuanceerd over gedacht. Sommigen vinden het normaal dat de grondprijs stijgt met de geld ontwaarding en stellen daarbij de grond als vermogens- bezit voorop. Anderen onderkennen o.a. als probleem dat overname van eigenaarsgrond bij bedrijfsovername steeds moei lijker wordt en zien het grondgebruik meer in relatie tot het inkomen. In het Fries landbouwblad was kortgele den de heer P. de Boer (toepasselijke naam!) aan het woord als tegenstander van de progressief bepleite grondpolitiek. We nemen uit zijn (uiteraard eenzijdige) betoog het belangrijkste over, omdat het wellicht een bij drage kan vormen tot de standpuntbepaling. WAARDEVAST De heer De Boer wijst erop, dat m i in 1890 voor zes cent evenveel kon kopen als nu voor één gulden. Omge rekend naer guldens van 1980 daalt de huidige prijs voor pachtvrije grond van ƒ20.000,tot beneden de 1.200, per ha. De prijs voor verpacht land thans op 10.000, stellend, komt men in guldens van 1980 op ƒ600,per ha. Hieruit kan worden afgeleid dat belegging in grond wel min of meer waardevast kan zijn, maar niet wel- vaartvast. Een ander voorbeeld: Stel dat de regering zou beslui ten om de prijs van landbouwgrond gedurende vijf jaar te stabiliseren op 20.000,per ha, terwijl de inflatie in die vijf jaar rond de 10 °/c zou blijven schommelen. Uitgedrukt in guldens van 1975 zou de grondprijs dan het eerste jaar dalen tot f 18.000,per ha, het tweede jaar tot 16.200,enz. en het vijfde jaar tot 12.701, Dus een vermogensverlies van 7.300,per ha in vijf jaar. FUNCTIE GRONDBEZIT De schrijver brengt naar voren dat talloze boerenfa milies geslachten lang hun besparingen hebben geïnves teerd in nieuwe grond of grondverbeteringen. Ze hebben aan het hierdoor gevormde vermogensbezit dekking ont leend bij de modernisering van hun bedrijf met geleend geld. Als gevolg van de inflatie en te hoge belastingdruk is hun vermogensvorming de laatste 15 jaar echter sterk achtergebleven bij hun vermogensbehoefte. Dit als ge volg van de inflatoir gestegen aankoopprijs van grond en gebouwen. Om toch aan het benodigde geld te komen hebben som migen hun land verkocht beneden 10.000,per ha, on der voorwaarde dat ze het pachtrecht krijgen. In feite hebben zij onder druk van de inflatie getracht hun toe komstige bedrijfsinkomen op te vijzelen door een stuk eigen vermogen te likwideren. De heer De Boer acht dit een totaal onverdiende noodoplossing! EIGEN VERMOGEN Ten aanzien van het denkbeeld van prijsbeheersing of bevriezing van de grondprijs reageert de heer De Boer als volgt: Uitgaande van de veronderstelling dat van de ruim 2 miljoen ha cultuurgrond de helft, dus 1 miljoen ha in boerenhand is, dan vertegenwoordigd deze opper vlakte bij een prijs van 20.000,per ha niet minder dan ƒ2.000.000.000,aan boerenbezit. Het lijkt onverant woord dit bezit door middel van inflatie en prijsbeheer sing ten dele te likwideren, tenzij duidelijk blijkt dat bij een vrije prijsvorming van landbouwgrond de beloning van het in de grond gestoken kapitaal onevenredig stijgt. Het opheffen van de prijsbeheersing heeft tot dusver niet een onevenredig grote stijging veroorzaakt. De in flatie is niet het gevolg van de prijsstijging, maar anders om, de grondprijs stijgt als gevolg van de inflatie. ONTEIGENING TEGEN VERKEERSWAARDE De schrijver haakt nog in op een artikel van het Ka merlid Voortman, die in het P.v.d.A.-orgaan „Hoos in d'e Vuist" naar voren brengt dat het ontstellend is hoe weinig belangstelling er bij de boerenvoormannen (de „bovenboeren") valt waar te nemen voor de werkelijk grote problemen van het agrarisch grondgebruik. „De agrarische voormannen lopen te hoop tegen cfe van progressieve kant bepleite onteigening tegen gebruiks waarde en doen het voorkomen alsof onteigening tegen verkeerswaarde een boerenbelang zou zijn", aldus de heer Voortman. Tegen deze opmerkingen stelt de heer De Boer dat het standpunt van d'e heer Voortman er op neer komt dat de boer dan gedwongen wordt zijn grond af te staan voor wegen of woningbouw tegen een prijs, die slechts een gedeeltelijke schadevergoeding vormt. Een boer die boer wil blijven na onteigening, doch pas na b.v. vijf jaar kans ziet vervangende grond terug te kopen, is bovendien intussen door de inflatie weer al een groot deel van het uitgekeerde bedrag kwijt. Het is merkwaardig dat de heer Voortman in twee artikelen nooit het woord inflatie gebruikt, doch alleen praat over excessieve stijgingen van koopprijzen. „Hij moet maar eens aantonen dat de grondprijzen meer zijn gestegen dan overeenkomt met de geldontwaarding!" Tot zover de heer De Boer over een omstreden onder werp. Als slot nog een zin uit het artikel waar vrijwel ieder het mee eens zal zijn: „In het belang van de jonge* boeren is er een dringende behoefte aan een krachtige inflatiebestrijding, aan belasting- en subsidiemaatregelen die de ontstane achterstand aan eigen vermogen ophef fen en aan uitbreiding van het pachtwezen". „Kunstmatige inseminatie is geen doel op zich, maar 'een belangrijke schakel in de algemene ontwikkeling in de rundveehouderij. Een juist fokbeleid zal zo snel moge lijk resulteren in verbetering van de produktie-eigen- schappen van het melkvee". Aldus dr. ir M. P. M. Vos, direkteur Veehouderij en Zuivel van het ministerie van landbouw en visserij, in zijn toespraak ter gelegenheid van de opening van het K.l.station te Heijthuizen op 25 juni 1975. Alvorens in te gaan op een aantal ontwikkelingen in de melkveehouderij gaf de heer Vos een overzicht van haar functies n.l.: als producent van voedsel. Wij moeten proberen het rund zoveel mogelijk als herkauwer te laten functioneren. Melk produceren met rantsoenen die voor een groot deel uit kracht voeders bestaan is een miskennen van de specifieke kwaliteiten van deze diersoort. als stoffering van het landschap. Een bijna ideaal voer voor het rundvee is gras. Het grasland met in de zomer weidende koeien geeft een bepaald cachet aan het landschap. De heer Vos is ge neigd dit med-e als functie te zien voor de melkvee houderij. als bron van inkomen. Niet alleen de melkveehouders verwerven hun inko men via de melkveehouderij maar ook een groot aan tal mensen die werken in de toeleverende en afnemen de bedrijven. Ruw geschat zijn er in ons land even veel niet-landbouwers als veehouders voor hun inko men en werkgelegenheid afhankelijk van de veehou derij (in totaal ruim 200.000). ONTWIKKELING In 1974 was het gemiddeld aantal ko-eien per bedrijf 23 en het areaal grasland plus voedergewassen slechts 14 ha. Deze structuur is allerminst een stabiel gegeven. Door een verhoging van de arbeidsproduktiviteit is de welvaart in geheel West-Europa gestegen. Deze verho ging is mogelijk geweest door mechanisering en andere technische en organisatorische verbeteringen, met als re sultaat een sterke stijging van de reële lonen. Deze ont wikkeling heeft ook de landbouw gestimuleerd arbeids besparende bedrijfssystemen te ontwikkelen. Om de in komensontwikkeling in andere sektoren van een maat schappij zoveel mogelijk te kunen volgen was en is pro- duktiviteitsverbet'ering in de rundveehouderij noodzake lijk. Wegen waarlangs de produktiviteit verbeterd kan worden, zijn o.m.: vervanging van arbeid door kapitaal (mechanisering); toenemend gebruik van non-faktor inputs (kunstmest, krachtvoer) verbetering van de produktietechniek en bedrijfsor ganisatie; verhoging van de produktiviteit van de dieren; verbetering van de externe produktie-omstandighe- den. TOEKOMSTVERWACHTING Gezien d'e noodzaak om het inkomen op de melkvee bedrijven mee te laten groeien met de inkomens in an dere sektoren van de maatschappij zal het streven naar een grotere arbeidsproduktiviteit nog wel enige tijd door gaan. Er zullen meer ligboxenstallen komen het gemid deld aantal koeien per bedrijf zal stijgen en een aantal WERELDVOEDSELSITUATIE BLIJFT PRECAIR De wereldvoedselsituatie is precair en zij zal dat de ko mende jaren zeker blijven. Het staat in een rapport van de Verenigde Naties dat is uitgegeven terwijl in Rome de We- reldvoedselraad vergaderde. „Er zijn vrijwel geen -graan voorraden meer in de exporterende landen. De wereldvoed selsituatie blijft precair tot een veel groter en stabieler voed- selproduktie in de ontwikkelingslanden is bereikt en graan voorraden tot zekerder omvang kunnen worden gevormd". In het 200 bladzijden tellende rapport van de FAO, de Voedsel- en Landbouw-Organisatie van de VN staat dat de graanvoorraden niet vóór 1976 worden aangevuld en dan kleinere 'bedrijven zal worden beëindigd. Dit betekent echter dat de melkplas in ons land nog zal groeien. Deze groei zal sterker zijn dan die van de binnen landse markt voor zuivelprodukten. Hetgeen inhoudt dat de export vergroot zal moeten worden. De mogelijkheid hiertoe hangt af van de concurrentiepositie van de Ne derlandse veehouderij ten opzichte van die van de ons omringende landen. Deze positie zal sterk zijn als d'e melkveehouderij be dreven kan worden als grondgebonden aktiviteit op be drijven met goed verkavelde voldoend grote bedrijven. In een pessimistische biii kan men op dit punt vele pro blemen vermoeden. Door claims van natuurliefhebbers lopen de ruilverkavelingen vertraagd, de werkloosheids situatie is niet bepaald uitnodigend om uit de landbouw te stappen om ruimte te maken voor de blijvers en ook de grondprijzen rijzen door d'eze geringe grondmobiliteit tot onwaarachtige hoogte. Enige vertraging in deze ont wikkeling is toch wel te verwachten, aldus de heer Vos. Een andere mogelijkheid om de produktiviteit per man te verhogen zou daarom in de toekomst wel wat meer aandacht kunnen gaan vragen. Namelijk de verhoging van de produktiviteit door be tere management van het grasland en de produktiviteit van het vee. Juist de produktieverbetering van het vee is een gebied waar velen mee worden geconfronteerd. Dit betekent een nog grotere inzet tot een genetische ver betering van het V€e en het zoeken naar optimale pro- duktie-omstandigheden, met name de invloed van de ge zondheidstoestand. is men nog optimistisch. De totale wereldvoedselproduktie lijkt in 1974 slechts weinig te zijn toegenomen, als zij dat al is. De ontwikkeling is in dit opzicht zowel in de ontwikkelde als de ontwikke lingslanden ontmoedigend geweest. De Zweedse minister van landbouw, Lundquist, zei don derdag dat zijn land voorstander is van de vorming van een internationale graanvoorraad van een half miljoen ton om in noodgevallen uit te delen aan honger lijdende volken. Hij zegde aan deze voorraad een Zweedse bijdrage van 40.000 ton tarwe toe. (Vervolg van pag. 9) tem in zien we op vele bedrijven dat er te laat wordt ge maaid. De kg-opbrengst is dan weliswaar vrij hoog, maar de voederwaarde te laag. Er zijn momenteel nog men sen, die beweren dat maaien van grasland slecht is. Dat is inderdaad waar als er te laat wordt gemaaid en h'et gras te kort wordt afgemaaid. De machine dient daar om goed afgesteld te worden; er mag niet korter dan 4 a 5 cm worden gemaaid! Voor een goede grasgroei met hoogwaardige kwaliteit dient na elke beweiding of maaisnede stikstof te worden gestrooid. In het algemeen zal 40 kg N (150 kg kalk- ammonsalpeter) per ha voldoende zijn. Zware stikstof bemestingen hebben midden in de zomer meestal weinig zin. Op bedrijven (percelen) waar gevaar voor kopziekte bestaat, kan de stikstofbemesting beter worden gegeven in de vorm van magnesammon. Soms zijn er percelen waar na maaien een fosfaatbemesting gewenst is. Dan kan men een mengmeststof met stikstof en fosfaat gelijk tijdig geven. GRASLANDGEBRUIK IN DE ZOMER Goed grasland is nog altijd het beste en goedkoopste ruwvoer. Het is daarom van groot belang, dat het vee ook in de zomer over voldoende en smakelijk weidegras kan beschikken. De bijvoedering met krachtvoer kan dan tot een minimum beperkt blijven. In de zomermaanden kunnen de koeien bij dag en nacht weiden voldoende droge stof opnemen voor een produk- tie van 2025 kg (vaarzen 15 a 20 kg melk) mits het gras voldoende kort en smakelijk is. Dieren met een hogere melkproduktie worden bijgevoerd naar 1 kg krachtvoer per 2.5 melk. Aan koeien, die in juli/augustus afkalven is het goed om gedurende 2 a 3 maanden na het kalven bovendien nog 2 a 4 kg krachtvoer extra te geven voor het stimu leren van een hogere melkproduktie. Past men het sys teem van 's nachts opstallen toe dan zal aan de dieren daarnaast nog 1 kg droge pulpbrok of krachtvoer (energiebrok) extra verstrekt moeten worden. Het bij voeren van snijmais, voeraardappelen en pulp kan hier bij besparend werken op krachtvoer. Naarmate meer wordt bijgevoerd wordt de grasopname evenwel ver laagd. Smakelijk kort vers gras vraagt weinig of geen bijvoer. Voor de kostprijs van de melk is dit gunstig. Het tijdelijk 's nachts opstallen verdient aanbeveling bij een zware veebezetting en als het land te nat is, waar door de grasmat kan worden stukgetrapt. Het is gewenst, dat de dieren over voldoende en een goede kwaliteit weidegras kunnen beschikken. Indien het gras te lang dreigt te worden voor beweiding moet het overtollige gras worden gemaaid voor hooi of kuilvoer. CONTROLE KUILHOPEN Dit jaar is er veel voordrooggras ingekuild, dat alleen met plastic afgedekt is. De kwaliteit van veel plastic is de laatste tijd minder dan voorheen. De nazorg van de kuilen vraagt voortdurend aandacht. Terecht geven veel boeren de voorkeur aan een gronddoek om het plastic te beschermen. De afdekking van de kuil is dan beter. In dien er luchttoetreding plaats vindt gaat de kuil broeien. De kwaliteit gaat dan sterk achteruit. Houdt dus uw kuil goed in de gaten! KWEEK IN GRASLAND EN OPNIEUW INZAAIEN Bedenk dat het grasland er voor u ligt om er een goed economisch resultaat van te behalen. Besteedt dus alle aandacht aan onkruiden. Wanneer het grasland sterk met kweek is bezet, kunt u eind juli/begin augustus spuiten met 20 kg Dalapon per ha. Dit doet men ca. 10 dagen na het kort afweiden of maaien van het gras als de kweek weer ongeveer 10 cm lang is. Na 10 dagen kan men dan frezen en op nieuw inzaaien. Vlak voor het frezen kan men eventueel een flinke hoeveelheid mengmest op het land brengen. Graslandvernieuwing kost geld, doch de opbrengst kan belangrijk hoger zijn dan van oud grasland met slechte zode. Een optimale opbrengst van het grasland verhoogt de rentabiliteit van de rundveehouderij. Vraag zonodig de vlugschriften „kweekbestrijding" en „graslandverbe- tering" bij uw bedrijfsvoorlichter aan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 10