Het voorkomen van
stankhinder
in de veehouderij
7
De intensieve veehouderij vormt op ruim 50.000 land
bouwbedrijven een bron van inkomen. Daarbij heeft zich
een aanzienlijke schaalvergroting voltrokken en zijn de
eenheden varkens en kippen per bedrijf steeds groter ge
worden.
Deze bedrijven werden de laatste jaren steeds kriti
scher bekeken, zowel uit een oogpunt van stankhinder
en het welzijn van de dieren in de z.g. batterij-systemen,
als vanuit de inpassing van de gebouwen in het land
schap.
Vooral het voorkomen van stankhinder is voor veel be
drijven, gezien hun ligging t.o.v. wooncentra, van uiter
mate groot belang. Het verkrijgen van een hinderwetver
gunning houdt daarmee namelijk direkt verband. Vooral
de laatste jaren wordt aan dit vraagstuk in toenemende
mest, met name de aerobe afbraak, stank veroorzakende
processen, recicling van mest, meettechnieken voor stank
hinder,transport en accumulatie van fosfaat in de bodem
e.d. Ook werden gelden beshikbaar gesteld ten behoeve van
het op gang brengen van de mestbanken door bijdragen voor
experimenten met opslag en transport van mest.
HET GEBRUIK VAN LUCHTWASSERS
Klachten over de stankhinder, veroorzaakt door ventilatie
lucht van varkens- of kippenbedrijven kunnen voor de In-
spektie voor de volksgezondheid en de Miliëuhygiëne aan
leiding zijn tot het stellen van voorwaarden in de door de
gemeente verstrekte hinderwetvergunning. Met het gebruik
van deodoranten is wel enig resultaat te boeken, de samen
stelling hiervan en het eventuele effekt op mens en dier is
echter onvoldoende bekend, zodat het verlenen van een hin
derwetvergunning ook bij het gebruik van deodoranten kan
worden geweigerd. Hetzelfde geldt voor het gebruik van
ozon. De installatie van luchtwassers als onderdeel van het
ventilatiesysteem blijkt in de praktijk tot een belangrijke
vermindering van de stank te leiden, al zal het onmogelijk
zijn om stankontwikkeling op een veehouderijbedrijf volle
dig te voorkomen.
De methode kan echter een oplossing geven voor ddt be
drijven, die ongunstig gelegen zijn t.o.v. de bebouwing. De
ventilatielucht wordt bij dit systeem in aanraking gebracht
met een groot wateroppervlak, waarbij de stankcomponen
ten in het water kunnen oplossen. De stankreduktie kan
den bereikt. Aan deze droge, beter strooibare mest, kan
i.v.m. de gestegen kunstmestprijzen zeker een bepaalde
waarde worden toegekend. De kosten per kip bij continu
draaiende ventilatoren variëren van 38 tot 54 cent per jaar.
Op ruim 50 pluimveebedrijven wordt thans met dit systeem
gewerkt.
HET BELUCHTEN VAN DUNNE MEST
Op ca. 20 varkens- en pluimveebedrijven zijn thans ter
bestrijding van stankhinder beluchtingsinstallaties gereali
seerd. Bij het beluchten wordt zuurstof in de mest gebracht
en krijgen bepaalde bacteriën niet de kans om stikstoffen
te vormen. De mest wordt daardoor reukloos. De inhoud
van het beluchtingsbassin moet voldoende groot zijn, zodat
de perioden, waarin het land niet berijdbaar is of er gewas
sen op het veld staan, kunnen worden overbrugd.
Dit betekent een opslagcapaciteit voor een periode van
plm. 100 dagen of wel 500 kilo per mestvarken, 1.000 liter
per fokzeug en 30 liter per legkip. De praktijkschool voor
de Pluimveeteelt en de varkenshouderij te Horst beschikt
o.a. over een dergelijke installatie.
Het beluchten kan het best geschieden in een bovengrond
se silo van beton-elementen of in een beton beklede grond-
put. Bij het beluchten wordt gebruik gemaakt van een drij
vende oppervlaktebeluchter, die de vloeistof onder aanzuigt
en over het oppervlak wegslingert. Op de praktijkschool
komen de extra kosten van hot beluchten op ca. 2,75 per
mestvarken en 50 cent per kip.
Stal voor jonge biggen waarbij de luchtwassers voor de stankbestrijding van de af te
voeren ventilatielucht naast de stal zijn geplaatst
Met plasticfolie beklede grondput voor de tussenopslag van dunne mest.
Beluchtingsinstallatie voor het stankvrij maken van dunne mest.
Ventilator verbonden met geperforeerde kunststof slang voor het drogen van kippe-
mest in een hok met mestkanalen.
mate aandacht besteed. Met name houdt het Instituut
voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen (IMAG) zich
hiermee bezig, dat naarstig zoekt naar oplossingen om
stankhinder te voorkomen of te beperken.
Het ingang doen vinden van deze methoden op veehou
derijbedrijven wordt zowel door het O.- en S.-fonds als door
de Commissie Hinderpreventie Veeteeltbedrijven gestimu
leerd.
Uit een hiertoe ingesteld fonds zijn de laatste jaren bij
dragen tot een totaal van ruim 3 miljoen gulden verstrekt
aan onderzoekprojecten op ddt terrein.
DE COMMISSIE HINDERPREVENTIE
VEETEELTBEDRIJVEN
Deze commissie, waarin naast het georganiseerde bedrijfs
leven ook de overheid, het Produktschap voor veevoeder en
onderzoekinstituten vertegenwoordigd zijn, heeft ten doel
het doen van voorstellen met betrekking tot het beschikbaar
stellen van gelden uit het fonds Hinderpreventie van het
Produktschap voor veevoeder voor het ontwikkelen, onder
zoeken en ingang doen vinden van systemen en maatregelen,
die het beperken van hinder in de veehouderij bevorderen.
Verschillende experimenten op dit terrein hebben intussen
positieve resultaten opgeleverd. Zo onder andere de toepas
sing van beluchters ,die thans op een 25-tal bedrijven in
gebruik zijn. Stank bij het uitrijden van mest komt daar niet
meer voor. Door de beluchte mest tevens te gebruiken voor
het verdrijven van de mest onder de roosters in de stal, is
ook de kwaliteit van de stallucht sterk verbeterd.
Een ander projekt is het drogen van mest met behulp van
ventilatoren onder de batterijen en in deep-pitstallen. In
samenwerking met de commissie Megista T.N.O. (mest, gier
en stank) vinden onderzoeken plaats m.b.t. de afbraak van
zelfs 80 a 90 bedragen. De bacteriënwerking is daarbij
van groot belang. Het water wordt daarom geënt met aktief
slib uit een rcoolzuiveringsinstallatie en in het begin gevoed
met melk of melkpnodukten. De investeringen per varkens
plaats variëren van 53,tot 83,uitgaande van een
maximale ventilatiecapaciteit van 100 m3 per uur per var
ken. Door nader onderzoek naar de verschillende vulmate
rialen en omwandingen wordt getracht de kosten van deze
methode, die op zich thans nog vrij duur is, te verlagen.
HET DROGEN VAN KIPPENMEST MET BEHULP
VAN VENTILATIELUCHT
In de pluimveehouderij bestaat grote belangstelling voor
het verkrijgen van droge 'kippenmest. Belangrijke voordelen
hierbij zijn de verlaging van het volume en het gewicht en
de vermindering van de stankhinder bij opslag en uitrijden.
Met f:nanc:ële steun van de Commissie Hinderpreventie
veeteeltbedrijven en het O.- en S.-fonds werden op een aan
tal legkippenbedrijven proeven genomen met het verkrijgen
van dro^e mest. Dit betreft zowel bestaande leghennenhok-
ken als nieuwgebouwde zg. deep-piit hokken.
In deze hokken is onder het gehele gebouw een mestkel-
der met een diepte van plm. 2l/2 meter aanwezig. De mest
valt vanuit de legbatterijen direkt in de kelder. Om de in
droging van de mest te bevorderen werden in het hok ven
tilatoren, verbonden met geperforeerde kunststofgaatjesslan-
gen, aangebracht. Dit systeem bevorderd een homogene
droging van de mest. In de z.g. deep-pithokken zijn boven
dien plafondventilatoren aangebracht.
Uit de eerste oriënterende proeven is gebleken, dat het
drogen van de kippenmest in het hok, met behulp van ven
tilatoren, goed mogelijk is. Afhankelijk van het seizoen, de
hokbezetting, de voedersamenstelling en het kippenras kan
een drogestofgehalte van de mest van plm. 40 a 50 wor-
TUSSENOPSLAG VAN MEST IN GRONDSTOFFEN
Momenteel zijn in de provincies Noord-Brabant-Gelder
land en Limburg mestbanken werkzaam. Deze hebben tot
taak te bemiddelen tussen de bedrijven met een mestover
schot en de bedrijven, die op bun percelen deze mest kunnen
benutten.
Door de gestegen kunstmestprijzen en ook vanwege de
struktuurverbeterende werking is de belangstelling van de
akkerbouwbedrijven voor organische mest toegenomen.
Een belangrijke taak van de mestbanken is voorts het
regelen van het transport van de dunne mest naar de af
nemers. Mede door het instellen van een bijdrageregeling
vanwege het O.- en S.-fonds is dit transport over afstanden
van 8 km of langer goed op gang gekomen. Voor een goede
planning van het transport is een tussenopslag noodzakelijk.
Hiervoor werden met kunststoffolie beklede grondputten
aangelegd met een inhoud van 1.000 m3 of meer. De dunne
mest wordt met tankauto's met een inhoud van 3550 m3
in de putten gepompt, van waaruit later het transport naar
de afnemende bedrijven plaats vindt.
In 1974 verzorgden de diverse mestbanken het transport
van 113.000 ton dunne mest. Tenslotte geven wij nog de
samenstelling van drijfmest in kg per m3.
N
P2O5
K2O
varkensdrijfmest
7.0
4.7
4.0
rundveedrijfmest
4.4
2.0
5.0
kippendrijfmest
9.0
9.4
4.5
Naarmate het transport, alsmede de tussenopslagmoge-
lijkheden verder worden uitgebouwd, mag ook vanuit de
kleigebieden een toenemende belangstelling verwacht wor
den voor het gebruik van organische mest.
KORTEWEG.