Gezond houden van pootgoed na de oogst Kunstmatige inseminatie betekent meer zekerheid voor het veehouderij bedrijf 14 A. J. BASTIAANSEN C.A.R. - Zevenbergen Bij de produktie van pootaardappelen wordt terecht al tijd de nadruk gelegd op de gezondheid. Daarnaast is het nodig om de opbrengst niet uit het oog te verliezen. Immers de produktiekosten zijn hoog. Een hoge ha-op brengst drukt de produktiekosten per kg produkt. Aan het eind van het groeiseizoen dient men als teler een aan tal maatregelen te nemen die leiden tot het behoud van een gezonde partij met een zo hoog mogelijke verkoop bare opbrengst. DOODS PUITDATUM Afhankelijk van de besmettingsgraad, de ontwikkeling van de gewassen en de luizensituatie wordt door de NAK voor de verschillende rassen en de verschillende klassen een ad vies en een einddoodspuitdatum gegeven. >Het pootgoed kan alleen dan in de klasse worden gehouden als de doodspuit- datum in acht wordt genomen. Het is belangrijk dat wordt doodgespoten voordat een uitbreiding van virusziekten kan plaats vinden. LOOFVERNIETIGING Het doel hiervan bij de pootgoedteelt is in de eerste plaats het voorkomen van virusbesmetting, en in de tweede plaats gericht op het vergemakkelijken van het rooien. Doodspuiten is nog steeds de meest toegepaste wijze van loofvernietiging. Een nadeel van deze methode is dat de thans beschikbare chemische middelen erg giftig zijn. Na- tri umarsen iet is op zand- en dalgronden in verband met knolbeschadiging en schade aan het volggewas niet toege staan. Ook op de lichte zavelgronden wordt soms schade gekonstateerd. Een kombinatie van loofklappen en doodspui ten wordt in enkele gebieden vrij algemeen toegepast. Een bezwaar van deze methode is dat hiermee sporen en bak- teriën van zieke planten worden verspreid. Een voordeel kan zijn dat men enkele dagen later kan beginnen dan bij alleen doodspuiten, en dat vaak één bespuiting kan worden uitge spaard. Vanwege de relatief hoge kosten per ha wordt loofbranden slechts op beperkte schaal toegepast. Voordelen zijn: een snellere afsterving van het loof hetgeen een paar dagen groeiwinst oplevert, en het is betrouwbaarder dan doodspui ten bij regenachtig weer. OOGST-TRANSPORT-OPSLAG Teneinde rooibesdhadiging zoveel mogelijk te voorkomen is in de eerste plaats een afgeharde schil gewenst. In ver band met de vaak sterke toename van rhizoctonia-aantasting Via de stortbak in de bewaarplaats. van de knol na doodspuiten zal echter niet zo lang met rooien gewacht kunnen worden. Dergelijke partijen zijn dan ook erg gevoelig voor beschadiging. Phoma, fusarium en zwartbenigheid zijn wondparasieten. Zij dringen de knol vooral binnen op die plaatsen waar be schadiging is ontstaan tijdens het rooien, transport en op slag. Vleeswonden, barsten en ontvellingen veroorzaken evén- eens extra gewichtsverliezen tijdens de bewaring. Rooibeschadiging kan aanzienlijk worden beperkt door een goede afstelling en bescherming van de rooimachine. Met name een juiste afstelling op elkaar van de rijsnelheid en de snelheid van de rooiketting is belangrijk. De snelheid en, de slag van de rooiketting dienen zo te zijn dat deze pas aan het einde die grond kwijt is. Door harde delen van de machine te bekleden, door voor af loof te klappen en door het vermijden van te grote val hoogten is eveneens rooibeschadiging te voorkomen. WONDHELING Een snelle verkurking van schil en wonden na het rooien kan het vochtverlies van de knollen en de kans op infektie door eerder genoemde wondparasieten tot een minimum be perken. Hiertoe is direkt na het rooien een wondhelings- periode nodig. De verkurking van de wonden verloopt het snelst bij een temperatuur tussen 15 en 20° C en een hoge luchtvochtigheid. Onder deze omstandigheden is na 14 dagen een flinke kurklaag gevormd. Gedurende deze periode zal zo mogelijk geventileerd moeten worden om de temperatuur en lucht vochtigheid op peil te houden. Wel is om de paar dagen een korte ventilatieperiode van enkele uren gewenst voor luchtverversing en verwijdering van kondens. Pootaardappelen worden meestal bij warm weer binnen gebracht. De ademhaling is dan kort na het rooien bijzonder intensief. Onvoldoende ventilatie zou kunnen leiden tot zuur stofgebrek. Het ventileren moet wel gebeuren bij een buiten temperatuur tussen 15 en 20° C zodat geen stagnatie bij de verkurking optreedt. Zijn de aardappelen bij 'het inbrengen nat of komt er rot in de partij vour, dan zal eerst, gedroogd moeien worden. Dit drogen moet met het oog op de wondheling niet langer duren dan strikt noodzakelijk. Als alle knollen op ongeveer 3040 cm onder toplaag droog zijn, moet met ventileren worden gestopt. De wond- verkurking kan dan een aanvang nemen. Na ongeveer 14 dagen kan er een begin gemaakt worden met de koeling. Dit kan gebeuren als de buitentemperatuur 12° C lager is dan in de partij aardappelen. Om gewichtsverliezen te voorko men kan dit het best alleen plaats hebben bij een relatieve luchtvochtigheid van minimaal 92 De beste bewaartemperatuur voor pootaardappelen be draagt 24° C. Er zal dan nauwelijks of geen kieming- op treden en de gewichtsverliezen zullen minimaal zijn. SAMENVATTING iDe basis voor het behoud van een gezonde partij poot aardappelen met weinig gewichtsverlies ligt bij het rooien. Zorg dat bij rooien en transport zo weinig mogelijk be schadiging optreedt door een goede bescherming en afstel ling-van de rooimachine. Voorkom te grote valhoogte vanaf de rooimachine tot in de bewaarplaats. Blaas de aardiappelen snel droog en zorg voor optimale cemperatuur en luchtvochtigheid in de wondhelingsperiode. Koel hierna langzaam terug met geringe temperatuurs verschillen bij een relatieve luchtvochtigheid rond de 92 CiRJV. - Eindhoven. F. KUDPERS, vroeger. Toch zien veel boeren dit als een noodzakelijk kwaad, vooral vanwege de risiko's van moeilijke geboorten en keizersnedes. Dat dit niet zonder grond is toonde een onderzoek aan van het geboorteverloop bij 411 vaarzen die afkomstig waren van centrale opfokbedrijven. Bij de door k.i. behandelde vaarzen was de doodgeboorte 8 en bij die natuurlijke dekking lag dit percentage bijna twee keer zo In 1974 werden in Noord-Brabant 297.000 koeien ge- insemineerd, waarvan 208.000 roodbonten en 89.000 zwartbonten. Een jaar eerder bedroeg het aantal eerste inseminaties 287.000. Er was dus een toename in het laatste jaar van 10.000 eerste inseminaties. Op een to tale melkveestapel van 338.000 koeien betekent dit, dat de rol van de kunstmatige inseminatie sterk dominerend is bij het drachtig maken van de koeien. Het aandeel van de k'.i. is de laatste jaren bij de uitbreiding van de vee stapels bijna (niet helemaal) op peil gebleven. JONGVEE INSEMINEREN OP STAL M ET het opheffen van de laatste stierhouderijen heeft de kunstmatige inseminatie wat leden gewonnen. De teruggang in inseminaties komt vrijwel helemaal voor reke ning van de pinkenstier. Het jongvee insemineren in de weidetijd is niet altijd eenvoudig. Het is dan ook begrijpelijk dat er meer pinken worden samengeweid met een stier dan K.i. betekent meer zekerheid voor rundveehouderijbedrijf. Nuboxer Westfries k.i. ver. Alphen. hoog, n.l. op 15. Het is bekend dat er grote verschillen tus sen de stieren bestaan. Met wat goede wil is het vaak mo gelijk om toch k.i. toe te passen bij de pinken. Het advies luidt: Insemineer de pinken zoveel mogelijk in de stalperio- de. In de weidetijd ligt diit moeilijker. Echter, een vanghok in de weide of een vastzethek als poort kan al heel wat moeilijkheden oplossen. BETER VEE GEWENST 0EHALVE in het voorkomen van doodgeboorte zijn de voordelen van de k.i. uiteraard vooral te vinden in het gebruik maken van de best verervende stieren en misschien wel net zo belangrijk veel meer zekerheid in de veeverbetering. Ook bij natuurlijke dekking kan men een best fokkende stier treffen, maar steedis is er de mogelijk heid dat de opvolger weer alles verknoeit. Zo bezien kan het haast niet anders of men raakt op de lange duur achter op. VERGELIJKING VAN KOSTEN K.I. EN EIGEN STIER ZEGT NIET GENOEG Gebruikers van een eigen stier verkeren soms in de me ning dat het houden van een stier weinig kost. Hij groeit nog en het insemdnatiegeld wordt uitgespaard, zegt men dan. Men vergeet dan dat inplaats van de stier ook een koe ge houden zou kunnen worden. Laat men de erfelijke verbete ring buiten beschouwing, dian zou het houden van een stier echter ekonomisch pas aantrekkelijk worden bij meer dan 65 koeien jaarlijks te dekken. Maar er is meer. De nieuwe D-© produktieverervingsmethode geeft de mogelijkheid om iets van de veeverbetefing dn geld weer te geven. Als min op meer willekeurig voorbeeld nemen we daarvoor het stie- rengebruik van het laatste jaar in de Coöp. Vereniging voor Rundveeverbetering „De Kempen". De voornaamste stieren kregen de volgende aantallen eerste inseminaties op hun naam: Lidorus 13.804 eerste insem. Sri en's Roland 7.752 eerste insem. Bettie's Gustaaf 5.854 eerste insem. Mia 2's Theo 5.017 eerste insem. juul 4.199 eerste insem. Alexander BV 1-910 eerste insem. Mieke 2's Boris 1-398 eerste insem. Gemiddeldi genomen komen deze stieren, die het leeuwen aandeel van de inseminaties voor hun rekening namen, op een fokwaarde van 95 vet- en eiwitgrammen per dag. Ir melkgeld uitgedrukt komt dit overeen met een meerwaarde van ongeveer f 90,per koe per jaar. De verbetering door deze stieren van melkbaarhedd, exterieur en uiervorm laten we dan nog buiten beschouwing, maar is evenzeer van be lang. Hierin vooral ligt de kracht en de waarde van goed- werkende k.i.-verenigingen met een bijdetijds fökbeleid. Met natuurlijke dekking lukt het zeker op langere termijn niet om deze resultaten te behalen. Niet dat we geen respekt hebben voor de veehouders die met natuurlijke dekking proberen tot goede resultaten te ':omen, verre van dat maar we willen aantonen van de grote mogelijkheden die de kunstmatige inseminatie tegenwoordig voor de veeverbetering biedt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 14