Hoge bomen. Bestrijding aardappelziekte Excursie Studieclub gemengde bedrjjven in Zeeuws-Vlaanderen naar Belgisch West-Vlaanderen 7 IÜOG altijd rijzen er problemen tussen eigenaars en/of ge bruikers van aan elkaar grenzende percelen over de af stand en de hoogte van beplantingen die langs de scheidslijn van de percelen staan. Het Burgelijk Wetboek zegt daar onder het hoofd „van de regten en verpligtingen tusschen eigenaars van naburige erven" in het tweede boek art. 713 het volgende van: Het is niet geoorloofd hoog opschietende bomen of heggen te planten, dan op de afstand welke bij de tegenwoordig be staande bijzondere reglementen, of ten gevolge van vaste en erkende gebruiken, bepaald is, en bij ontsteltenis van regiemen ten of gebruiken op den afstand van twintig palmen van de scheidslinie der beide erven, voor zoverre de hoog opschietende bomen betreft, en op den afstand van vijf palmen, ten aanzien van heggen. Dit houdt in dat men altijd goed zit als bomen op 20 palmen 2 meter) en heggen op 5 palmen 50 cm) staan. Maar hier schuilt een addertje onder het gras. Blijkens vonnis R.b. Middel burg no. 152/1948 worden niet alle heggen als heggen in de zin van art. 713 beschouwd. Dat hangt mede van de hoogte van de heg af. De precieze hoogte is niet bekend (geen jurisprudentie) maar in voormeld vonnis kan men lezen dat heggen van 4 meter en hoger (elzenheggen) gelijk worden gesteld met hoog opschie tende bomen. (Wie begint er een proefproces?) Ook zijn er be plantingen die helemaal buiten het begrip hoogte vallen. De R.b. Groningen (26 mei 1950 NJ. 1951, 291) besliste dat noch kamperfoelie, noch bonteflier" hoog opschietende bomen of heggen te noemen zijn. |TEN andere vereiste is dat de bomen en heggen goed wor den onderhouden „zoals dat in het maatschappelijk ver keer betaamt". Maar dat geldt altijd. De problemen beginnen pas goed wanneer door partijen een beroep wordt gedaan op „vaste en erkende gebruiken". Dit moet altijd door de steller bewezen worden en wil een igebruik kunnen worden aan vaard dan moet dat uit een flink aantal duidelijk sprekende voorbeelden blijken. Dat komt erop neer dat men zal moeten aantonen dat het overgrote deel van de beplantingen, in het gebied waar men zijn eigen (beplanting heeft, op dezelfde ma nier is aangeplant. Het is overigens t.a.v. „het gebruik zijn" niet nodig dat het gebruik al bestond ten tijde van de invoering van het B.W. (1838). Dat is wel zo ta.v. de bijzondere reglementen (HR 22 april 1927, NJ 1927, 753). Een gevolg daarvan is dat de bijzon dere reglementen, zo die er geweest zijn, geen rol meer spelen. Artikel 713 is aanvullend recht, dat wil zeggen dat daarvan bij overeenkomst kan worden afgeweken. Dat betreft dus die gevallen waarin omtrent het planten of groeien van bomen met de aangrenzende eigenaar en/of gebruiker overleg is gepleegd en tot overeenstemming is gekomen. /^LS laatste, maar niet onbelangrijkste, opmerking zij er op gewezen dat in die gevallen waarin het aangrenzende perceel niet geschaadt wordt geen beroep gedaan kan worden op art. 713. De bewijslast van geen schade ligt bij de (vermeen de) overtreder. Een geval dat een beetje naast de regeling volgens art. 713 staat is dat wanneer er sprake is van een erfdienstbaarheid (recht van overhangende takken e.d.). In zijn hiervoor genoemd arrest heeft de Hoge Raad vastgesteld dat ingeval een zodanige erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring (30 jaar) deze ver valt wanneer de bestaande aanplant, waarop de erfdienstbaar heid rust, gerooid wordt. De nieuwe aanplant valt dus weer onder art 713. (N.B. Er zij op gewezen, om misverstand te voorkomen, dat in Zeeland en West-Brabant voor elzenheggen een afstand var 60 cm en voor popu lieren een afstand van 2 m gebruikelijk is.) OGGEL. C.A.R. - Zevenbergen A. C. M. MULDERS WEERSOMSTANDIGHEDEN HET meer of minder voorkomen van de aardappelziekte wordt in sterke mate bepaald door de weersomstan digheden. Daarom *is het moeilijk voorspellingen te doen. Toch zijn er andere faktoren, zoals de ontwikkeling van het gewas en het tijdstip van het eerste verschijnen van de ziekte. Bijna elk jaar wordt eind mei de ziekte op de afvalhopen waargenomen. Dit betekent, dat de mogelijkheid op een vroege aantasting vaak aanwezig is, maar de omstandig heden zijn beslissend of eert vroege infektie in de aardappel percelen plaats heeft. Hierop kan men uiteraard geen invloed uitoefenen, maar de teler kan wel alle infektiebronnen tijdig grondig opruimen. Het is van groot belang om via de radio De teler van konsumptie-aardappelen wordt elk jaar opnieuw gekonfronteerd met de bestrijding van de aard appelziekte. Vóór alles moet worden gezorgd het „kwaad" uit het gewas te houden. Dat er elk jaar toch nog zieke knollen voorkomen is voor een groot deel toe te schrijven aan een verkeerde bestrijdingsmethodiek. Wat de bestrijdingsmiddelen betreft, is er de laatste jaren een grote vooruitgang geboekt. We moeten het „ziek" in de knol dan ook zeker niet in de eerste plaats toeschrijven aan een falen van het bestrijdingsmiddel. Veeleer moeten slechte resultaten gezocht worden in de wijze waarop de ziektebestrijding wordt aangepakt. RUIM AFVALHOPEN OP! schimmel overwintert in de knol. Om deze reden is het van veel belang de afvalhopen, waar veel zieke knollen liggen, grondig op te ruimen. Elk jaar zien we op deze afvalhopen de aardappelziekte het eerst optreden. De omstandigheden voor het optreden van de ziekte zijn op deze hopen vaak zeer gunstig (veel planten dicht bij elkaar). De sporen op deze planten gevormd, worden door de wind naar de naburige aardappelpercelen overgebracht. Elk jaar blijkt duidelijk het grote gevaar van deze afvalhopen voor de verspreiding van de ziekte. Grondig vernietigen van alle afvalhopen is om deze reden dringend noodzakelijk. Even eens kan met ziek pootgoed een eerste infektie op het veld ontstaan. Het is van veel belang om voor of tijdens het poten alle zieke knollen te verwijderen. Hierdoor wordt de kans voor het optreden van haarden op het perceel veel kleiner. Wanneer deze haarden in een beginstadium worden waar genomen, verdient het aanbeveling deze dood te spuiten. Bovengenoemde maatregelen zijn voor een jaar als 1975 met zeer veel aardappelopslag in allerlei gewassen nog be langrijker dan in jaren dat er zeer weinig opslag is. Wanneer cpslagplanten aangetast worden door deze schimmel, vor men ze een grote besmettingsbron voor de consumptieper celen. De schimmel kan op deze planten, omdat er geen be strijding plaats heeft, zeer veel sporen vormen. tijdens het uitzenden van de landbouwberichten, te luiste ren naar de waarsojiuwingsdient voor de aardappelziekte. Indien een kritieke periode te verwachten is, wordt dit be kend gemaakt. BEHANDELINGSTIJDSTIPPEN ^E eerste behandeling in .vatbare rassen zoals Bintje en Eigenheimer moet plaats vinden wanneer de planten in de rij elkaar raken of vroeger, wanneer eerder loofaan- tasting wordt waargenomen. Zodra wordt waargenomen dat de ziekte in het gebied voorkomt, moet onafhankelijk van de ontwikkeling van het gewas, onmiddellijk met de bestrij ding worden 'begonnen. Het is zeer belangrijk dat ook de aardappelopslag gekontroleerd wordt op het voorkomen van aantasting. Zodra hier aantasting op wordt waargenomen, moeten de aardappelpercelen behandeld worden, omdat an ders infektie van hieruit plaats heeft. Bij de minder vatbare rassen kan met de eerste bespuiting worden gewacht tot in de vatbare rassen de ziekte begint op te treden. In de praktijk 'komt dit er meestal op neer, dat omstreeks 1 juli ook in deze rassen met de bestrijding moet worden begonnen. De tijdsduur tussen twee behandelingen is afhankelijk van het te volgen spuitschema. Ongeveer 7 dagen na een bespuiting geeft het middel geen voldoende bescherming meer tegen een nieuwe infektie van de schim mel. Versohillende telers nemen daarom geen enkel risiko en spuiten onafhankelijk van de weersomstandigheden eenmaal week. Djt is wel een veilige, maar toch vrij kostbare methode. Het is ook mogelijk bij de behandelingen van het gewas een iets grotere tussenruimte aan te houden, b.v. elke 10 a 12 dagen, mits de kritieke perioden voor uitbreiding van de ziekte wordt gevolgd. Het is dan van veel belang naar de waarschuwingsdienst voor de aardappelziekte te fuisteren. Naarmate de tijdsduur tussen twee behandelingen ruimer wordt genomen, moet zodra het weer kritiek dreigt te worden, snel opnieuw wor den gespoten. Het is niet nodig om het gewas in het alge meen opnieuw te behandelen, ook niet als kritiek weer wordt verwacht, wanneer de laatste behandeling korter dan 7 dagen geleden werd uitgevoerd Na zware regenval moet ■het gewas echter zo spoedig mogelijk worden bespoten. Het is gewenst dé" behandelingen bij droog weer op een droog gewas uit te voeren, maar dringend noodzakelijk is dit niet. Wlanneer het namelijk kritiek is of kritiek weer wordt verwacht en de laatste be9puiting langer dan 7 dagen geleden werd uitgevoerd, dian dient de behandeling zo spoe dig mogelijk te worden henhaiald. Dit is ook het geval wan neer het gewas niet droog is. De hoeveelheid water bij het spuiten heeft geen invloed op het resultaat. Het is belangrijk dat een zeer goede ver deling van de spuitvloeistof plaats heeft. De voorgeschreven hoeveelheid middel moet ten alle tijde worden gebruikt. Bij de middelen geeft de handelaar de laagste en hoogste dose ring aan. We beginnen met de laagste dosering en volgen verder de gebruiksaanwijzing tot de hoogste dosering is bereikt. In het algemeen is hot gewenst dat vanaf ongeveer 10 juli de hoogste dosering wordt aangehouden. MIDDELEN yOOR de bestrijding van de aardappelziekte staat een groot sortiment van middelen tot onze beschikking. Het zou te ver voeren om alle merken met name te noemen, temeer omdat veel merken in werking volkomen aan elkaar gelijk zijn. In het algemeen verdient het aanbeveling voor de eerste bespuitingen zineb, maneb of maneb plus org. tin bevatten de middelen te gebruiken. Wanneer de eerste behandelingen met zineb of maneb zijn uitgevoerd, moet na 2 bespuitingen worden overgegaan op maneb plus org. tin of op org. tin bevattende middelen. Wannéér de eerste behandelingen reeds met maneb plus org. tin zijn uitgevoerd, kan dg verdere ziektebestrijding met dit middel worden voortgezet. Ook Daconil is gedurende het gehele seizoen te gebruiken. Aan alle belangstellenden, Op donderdag 3 juli 1975 zal er een excursie worden ge houden naar West Vlaanderen in België. Als interessante objekten zullen worden bezocht: 1. Melkveebedrijf van 20 ha met 50 melkkoeien in Klems- kerke. 2. Akkerbouwbedrijf van 51 ha met 25 melkkoeien in Lef- finge. 3. Gemengd bedrijf van 35 ha met 35 koeien 35 zeugen jn Zevenkote. 4. Bedrijf van 12 ha me; 100 zeugen mestbedirijf in Kor- temark. Het is de bedoeling 's morgens om 7.30 uur vanuit Oost Zeeuws-Vlaanderen te vertrekken en 's avonds omstreeks 23.00 uur weer in eigen streek te arriveren. De reiskosten bedragen 25,per persoon voor kosten van bus een warme maaltijd 's aivonds. De overige kosten van eten en drinken zijn voor eigen rekening. Voor 's middags is een gelegenheid gezocht, waar men de meegebrachte lunch kan nuttigen, ofwel iets van dien aard kan bestellen. Behalve leden en belangstellenden kan ook uw echtgenote of verloofde aan deze reis deelnemen. Gezien de grote belangstelling voor deze excursie en om teleurstelling te voorkomen is het gewenst, dat uw opgave voor deelneming zo spoedig mogelijk plaats vindt en wel uiterlijk zaterdag 21 juni 1975 bij de secretaris van de Stu dieclub Gemengde Bedrijven in Oost Zeeuws-Vlaanderen: G. Segers. Kijkuitstraat 9 te Clinge, tel. 011402915). De secretaris van de Studieclub en ondergetekende kun nen u nadere inlichtingen gerven over vertrektijden en op stapplaatsen. De bedrijfsvoorlichter voor Veehouderij J. van Aerts, tel. 01155—-<1980.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 7