Rond de Schelde UIT DE PRAKTIJK Achterstand in gewassengroei van 2 tot 4 weken Moeilijkheden bij opkomst stambonen Het blijft nog afwachten! Onaanvaardbaar! Ruim „oude" aardappelhopen op! 5 Op WALCHEREN was de regen 'begin juni zeer wel kom. Hoewel deze regen gepaard ging met bijzonder onaangenaam koud weer, kunnen we nu de gunstige resultaten er toch van waarnemen. Op de regen volgde zonnig en warm weer, zodat nu alle omstandigheden gunstig waren voor een snelle groei. Wanneer we zo het veld inkijken dan zien we op vele percelen nog een redelijke stand van diverse gewassen. Slaan we dan echter ook een blik op onze kalender dan slaat ons toch de schrik om het hart. We konstateren dan een achterstand in groei en ontwikkeling van 2—4 weken voor diverse gewassen. De vraag rijst dan, of we van deze gewassen nog een redelijke opbrengst mo gen verwachten. Zou daar nu werkelijk nog een vol doende arbeidsopbrengst uit overschieten. De twijfel is toch wel groot en de verwachtingen niet hoopgevend. De bieten laten over het algemeen nog de meest ge regelde stand zien. Op bijna alle percelen is de opkomst volledig. Het opeenzetten gaat vlot. Er zijn niet veel dubbelen. Zoals we de vorige keer al vermeldden, ia er veel Betanal toegepast. Men wil in ieder geval trachten koste wat het kost baas te blijven over het onkruid. Dat Zoals we in WEST ZEEUWS-VLAANDEREN hadden verwacht is het wat de opkomst van de stambonen be treft ook wei uitgekomen, n.l. te dun, onregelmatig en niet zelden zeer traag. Als je dan na 3 a 4 weken zaai en nog slechts de helft boven de grond hebt, wat veel voorkomt, terwijl ook de bovenstaande planten weinig groei vertonen, dan is dat weer een nieuwe tegenval ler. Verschiliende percelen of perceelsgedeelten zijn herzaaid. Vooral op de lichtere'gronden is er bovendien vaak schade van de bodemherbiciden. De granen staan er overwegend matig bij. Er is veel gebruik gemaakt van een tweede stikstofbemesting, die dan ook veelal hard nodig was. Of dit nu allemaal zijn vruchten zal afwerpen is nog zeer de vraag. Het wor telstelsel is onvoldoende om een goede voedingszouten- voorziening te kunnen leveren. Wij zullen hier dan ook dit jaar geen goede graanopbrengsten kunnen ver wachten. Met de bieten gaat het dit jaar beter dan vo- Er is in de WESTHOEK wel het een en ander veran derd sinds u onze vorige krabbels hebt zitten lezen. Wat kan de natuur toch grillig zijn! Eerst koud en zelfs nog nachtvorsten, daarna de langverwachte regen, ook onder te koude omstandigheden, en daarna de omme keer en eindelijk ook de groei. Natuurlijk is de achter stand niet weggewerkt, maar het beeld is toch wel wat gunstiger geworden en de gewassen zijn vooruitgevlo- gen. Ook het onkruid heeft natuurlijk geprofiteerd van deze gunstige omstandigheden en er valt in onze lande rijen wel wat te doen. Wanneer we enkele gewassen de revue laten passeren dan ontdekken we, dat de gerst met name op bietenland nog geen denderende stand te zien geeft. Op aardappelland daarentegen staat de gerst veel beter. Tarwe heeft ook veel ingehaald en wanneer u dit leest zou het ons niet verwonderen, dat de eerste aren toch weer zichtbaar zullen zijn. In 't algemeen hebben veel tarwepercelen een te holle stand. De bieten zijn achter, maar hebben toch wel wat van de achter stand ingelopen. Er is veel gebruik gemaakt van rijen- ■bespuiting met betanal met in het algemeen goede re sultaten. 't Lijkt niet uitgesloten, dat de rijenspuit voor goed een vaste plaats op onze bedrijven heeft gekregen. Een goede nabemesting met stikstof zullen de bieten in dankbaarheid aanvaarden! Vooral de aardappelen op de zachtere gronden heb ben het heel goed gedaan en er staan mooie percelen Eigenheimers. Op de zwaardere gronden is het anders en daar zal de maand augustus ons redding moeten brengen. Erwten, hoewel niet in grote oppervlakten ge zaaid. zijn ook goed op gang en zouden toch nog wel eens voor een verrassing kunnen zorgen. Ook voor de karwij was de regen hard nodig en laat dan ook zien, dat de regen haar goed heeft gedaan. Een kleine op somming. Niet volledig, 't Is allemaal ook nog maar af wachten. Na zo'n najaar als dat van 1974 kan alleen een gunstige zomer ons nog een redelijke oogst verschaffen. Het oude gezegde: „Wat de natuur kapotmaakt, maakte zij meestal weer goed ook", zal ons in 1-975 moeten redden. rig jaar. Er is een vlotte, wel wat late groei, maar we mogen toch niet klagen wat dit gewas betreft. Bij een late zaai blijkt weer eens te meer dat de veldopkomst hoog kan uitvallen. Bietentelers die gezaaid hebben op 10 cm en 20 cm in de rij zijn beter af dan zij die zaaiden op 1516 cm. Deze laatste afstand is een moeilijke af stand. Het is weer de tijd eikaars resultaten in een goede harmonie te bekijken. Daar is veel van te leren. Even als van de proefvelden op proefbedrijven en de regio's. Aans.uiting zoeken bij dergelijke aktiviteiten is daarom zeer gewenst, willen we vooral op het gebied van ge wasbescherming bijblijven. De ontwikkeling gaat op dit gebied erg vlug. Zelfs voor ingewijden is het moei lijk bij te blijven! Daar van de totale kosten een steeds groter deel voor rekening van dergelijke middelen komt is het zaak zich op de hoogte te houden! Ook op THOLEN EN ST PHILIPSLAND is de 35 mm regen, die begin vorige week gevallen is, van harte welkom geweest. Vele zomergraanpercelen vertoonden een gele stand, die uiteraard het ergst was daar waar de struktuur vorig jaar het meest te lijden had. Zo'n periode met koud schraal weer is zeker gunstig voor de granen, zodat het gewas stevig opgroeit. De ouderen onder ons zeggen dan dat het „benen" krijgt. In ieder geval is onze vrees, dat door het late zaaien een te gul en slap gewas zou ontstaan, niet uitgekomen. Althans daarbij nogal wat risico's ten aanzien van 'het gewa* worden genomen is begrijpelijk. Soms handelt men wdt betreft hoeveelheid bestrijdingsmiddel en toepas singsomstandigheden, op het scherp van de snede! Dat er dan wel eens enige dagen groeiremming optreedt bij de bieten neemt men voor lief. De aardappelen komen zo hier en daar eng traag op. We konstateerden onderzeeërvormihg en draadspruiten. Van dergelijke percelen zijn de oogstverwachtingen niet erg hoog gespannen. We menen dat de kwaliteit van het pootgoed in deze gevallen toch wel te wensen overlaat! De collega-melkveehouders weten nu ook waar ze aan toe zijn wat betreft het afhalen van de melk intus sen. Het tijdstip wanneer dat beëindigd gaat worden is bekend. Ieder die het aangaat zal zich nu kunnen be raden op de te nemen stappen. Vele faktoren zullen daarbij een rol spe.en. De omstandigheden liggen soms van bedrijf tot bedrijf anders, zodat de argumentatie voor een bepaalde keuze zeer uiteenlopend zal zijn. Maar er zal gekozen moeten worden hoe moeilijk de keuze in sommige gevallen ook zal zijn! Een koude maand mei en dit begin juni met 25 mm regen in de eerste dagen van juni, deed ons op SCHOU- WEN-DUIVELAND het ergste vrezen t.a.v. de groei der gewassen. Gelukkig kwam na de regen zomers weer. Zodoende is nu, wij schrijven 9/10 juni, de stand der gewassen enorm ten voordele veranderd. In de winter tarwe (vroege) zijn de eerste aren te voorschijn geko men. Behalve opkomstproblemen (te wijten aan de struktuur) zijn er tot nu toe nog niet veel ziektever schijnselen. Met de voetziekte valt het mee, evenals met de meeldauwaantasting en het optreden van gele roest. Ook nog geen luizen van betekenis in de granen. Bij de zomergranen was veel achterstand, door late zaai, struktuurproblemen en ongunstige temperatuur. Zó zelfs, dat de verwachtingen minimaal zijn. Dit laat ste vooral t.a.v. de zomergerst. Na de genoemde regen plus daarop warmte ontstond er evenwel een geheel ander, acceptabeler, naar zaai-omstandigheden, beeld. De droogte in de koude maand mei heeft nog struktuur- verbeterend gewerkt (n.l. luchttoetreding door de scheuren). Dit bevorderende herstel van beworteling en dus ook van de groeiomstandigheden. Ook de bruine bonen en mais kregen een gezonder aanzien. Het vlas. veel te kort, kreeg nu ook een gunstige injectie. Dit ge was kan wat, hopelijk veel, van de achterstand inhalen De erwten zullen mede door de vertraging wel korl van stro blijven. De stand van de suikerbieten is goed. Ze groeien zienderogen. Het plaatselijk aanwezige man- gaangebrek zal er nu wel uittrekken. De eindafstand- zaai gaf dit jaar over het algemeen voldoende planter (er zijn toch weer uitzonderingen). De werking van de toegepaste bodemmiddelen (kontaktmiddelen) was nie overal optimaal. Verder plaatselijk veel last van aardappelopslag. Di kwam in meerdere gewassen voor. Het gevolg is ge weest en nog: veel handwerk. De situatie t.a.v. de lui zen is nog luizen. De opkomst van aardappelen is hier wel eens beter geweest. Nog al opkomstmoeilijkheden vanwege fusarium. De rugopbouw was dit jaar ook niet probleemloos. Rijenfrezen hebben veel werk verricht. De groeiomstandigheden zijn ook voor dit gewas zeer gunstig. Door „bekende" oorzaken zijn hier en daar nog al eens hopen „oude" aardappelen te zien, die reeds sterk uitgelopen zijn. Deze zijn vaak infectiehaarden voor de aardappelziekte. Het is noodzakelijk deze opslag tijdig dood te spuiten of te bedekken met zwart plastic. Op deze wijze kunnen deze vroege infectiebronnen geen kwaad meer aanricWten. Voorkomen is beter dan ge nezen! Want verzorging en bescherming tegen allerlei aantastingen van de gewassen blijft steeds de nood zakelijke aandacht vragen! tot nu toe nog niet! Wat de andere gewassen betreft is de groei nu ook goed op gang gekomen. De bietenper celen vertonen een volle stand en een voldoende aantal planten per ha is toch ook één van de uitgangspunten voor een goede opbrengst. Daar waar geen Temik is gebruikt wordt naar onze mening nu wel op tijd tegen de luis gespoten. Hoe het resultaat van beide methoden zal zijn weten we over een paar maanden en dan kunnen we onze konklusies trekken, welke methode de voordeligste is geweest. (Zie verder pag. 6.) Nog nooit is het in het ons bekende verleden voor gekomen. dat er eind mei nog :geen aren in de winter tarwe te vinden waren. In sommige jaren moesten we er wel eens erg naar zoeken, maar nu zal het zeker 2 a 3 weken later worden eer er volop aren te vinden zul len zijn. De ontwikkeling ligt dus ver achter op het schema en dit is nog erger in de zomergranen. In alles ziet het er thans naar uit, dat de stro-opbrengst maar heel gering zal worden en met het gevolg dat de prij zen van stro en hooi wel erg hoog zullen worden. De graanopbrengst zal ook wel navenant zijn, want de groeiperiode is noodgedwongen veel te kort. Bovendien gaat de infectie van de gele roest in de wintertarwe onrustbare vormen aannemen en dit zal moeilijk meer tegen te houden zijn. Ons streven om de topbladeren gezond te houden zal gezien het groot aantal sporen van bovengenoemde schimmel in vele rassen niet altijd meer te verwezenlijken zijn. Uit ervaring weten we nog maar al te goed hoe enkele jaren geleden goede tarwe- rassen hierdoor volkomen van de kaart gingen. De re kening wordt ons dus weer gepresenteerd en we zullen aan de hand van proefveldverslagen weer een nieuwe keuze uit de minder vatbare rassen moeten gaan ma ken. Hoe lang deze rassen het uit zullen houden blijft echter nog de vraag, omdat plotseling weer een nieuwe stam van deze schimmel de kop kan opsteken. Moderne tarweteelt is zodoende en mede door de extra kosten van gewasbescherming en overbemesting een dure zaak geworden. Alleen door het behalen van topopbrengsten is het lonend, maar de kans om de plank mis te slaan blijft nog vrij groot. Veel onderzoek en studie is er de laatste jaren gedaan en ook de praktijk leek al aardig op deze materie te zijn ingespeeld, maar tegenvallers zullen er aitijd wel 'bij ingecalculeerd moeten worden. Van eventuele fouten is ook in deze altijd nog wat te •leren. Wanneer we thans de polders zo eens rond rijden, dan moeten we toch wel vaststellen, dat de gewassen over het algemeen nog erg klein zijn. Vooral de aardappelen op de zware grond hebben praktisch nog geen loof, ter wijl sommige percelen nog maar amper boven komen. Heirdoor komen we eigenlijk in conflikt met onze tra ditionele toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen. Zo staat er in het „groene spuitboekje", dat toprol in aardappelen omstreeks half juni bestreden moeten wor den, maar wat hebben we op dat moment voor een ge was? In wezen eigenlijk nog haast niets. Toch zullen we waakzaam moeten blijven, want ziekten en plagen zijn meestal erg tijdstip gebonden. Vorig jaar zijn we in het droge voorjaar ook onaangenaam verrast door een extra vroege infectie van het vergelingsziektevirus in de bieten. Ook toen meenden we, dat zo'n pril gewas nog geen gevaar liep! Deze week zijn de diploma's van de lagere iandbouw- school weer uitgereikt. De gediplomeerden hebben hier mede weer een periode afgesloten en tevens de weg ge opend voor een middelbare opleiding. Kennis is macht en juist daarom dienen de kansen voor een verdere studie met beide handen aangegrepen te worden. In de landbouw heerst nog wei geen werkloosheid, maar toch wordt het er niet eenvoudiger op. De nieuwe ge neratie zal niet alleen de moed moeten hebben om straks boer te worden, maar tevens kennis van zaken moeten hebben op een heel breed terrein. Via een radiouitzending uit onze provincie moesten we tot onze spijt vernemen, dat de jonge boer bij het vinden van een vrouw niet zo best meer in de markt ligt als leden van andere bevolkingsgroepen. Met meer diploma's en betere landbouwprijzen moet toch zeker hierin verbetering mogelijk zijn! „Den eersten boer was Adam in 't nog pril begin, dra merekte hij dat boeren niks was zonder steun [van een boerin".

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 5