w^'M De problematiek van de jonge agrariërs andere problemen bedrijfsovername moet voorbereid worden mogelijkheden om financieringsproblemen te verminderen De „Bergboererf-regeling 8 IJET is bijna twee jaar geleden n.l. 4 juli 1973 dat het Bestuur van het Landbouwschap besloot een kom missie in te stellen die tot taak kreeg de problematiek van de jonge agrariërs te bestuderen en voorstellen te doen om de positie van de jonge ondernemers in de land- en tuinbouw te verbeteren. De kommissie, aldus de opdracht, moest haar aandacht vooral richten op de financieel-economische problemen waar de jonge agra riër (bedrijfshoofden en toekomstige bedrijfshoofden) mee te kampen heeft alsmede voor welke faciliteiten deze kategorie in andere E.E.G.-landen in aanmerking kunnen komen. In de commissie hadden zitting vertegenwoordi gers van de landbouworganisaties, van de 3 C.J.O.'s, het L.E.I., V.L.B., Plattelandsvrouwen, Rabobankorganisatie, ministerie van landbouw en namens de agrarische werk nemersorganisaties. In de openbare bestuursvergadering van het Landbouwschap op 4 juni zal nu het door de kommissie opgestelde rapport worden aangeboden. Een omvangrijk stuk werk van 90 pagina's, waarin de proble men van de jonge agrariërs van verschillende kanten wordt belicht en een aantal voorstellen ter verbetering van de situatie worden gedaan. Wij ontlenen het volgen de aan dit rapport, zonder vanzelfsprekend volledig te kunnen zijn. |\E problemen van de jonge agrariërs, waarbij de com- missie zich in grote lijn heeft beperkt tot diegenen die een bedrijf uitoefenen of voornemens zijn dat te gaan doen. Koncentreren zich in hoofdzaak rond de overname van het bedrijf. De hoofdmoot daarvan wordt gevormd door problemen op financieel-ekonomisch gebied. Deze problemen wordt veroorzaakt door een aantal faktoren, t.w.: het geringe eigen vermogen van de jonge agrariër, de noodzakelijke schaalvergroting en de daarmee samen hangende stijging van de vermogensbehoefte, de inflatie, de hoge rentelasten en de relatief geringe rentabiliteit in de land- en tuinbouw. Deze faktoren tezamen hebben tot gevolg dat de jonge agrariër gekonfronteerd wordt met hoge rente- en aflossingsverplichtingen, waardoor de liquiditeit van het bedrijf en derhalve het besteedbaar inkomen, met name in de eerste jaren na de bedrijfs overname, vaak te wensen overlaat. Problemen die overigens grotendeels parallel lopen met die van de agrarische sektor in zijn geheel, zoals de ontwikkeling van de prijzen in relatie tot de kosten, de noodzakelijke schaalvergroting en de positie van de zelf standige ondernemer in het algemeen. Het gaat hier om vraagstukken met een algemeen karakter, waarvoor ook algemene oplossingen moeten worden gevonden. Het belangrijkste punt waarop de jonge agrariër in het het nadeel verkeert ten opzichte van zijn oudere kolle ga's is de verhouding tussen vreemd en eigen vermogen. De jonge agrariërs beschikken in de regel over aanzien lijk minder eigen vermogen dan de ouderen. Dit heeft tot gevolg dat bij de jongeren de algemene problemen harder aankomen dan bij de oudere. Hoewel de kommissie geen goed inzicht heeft kunnen verkrijgen in de voorselektie die plaats vindt onder de agrarische jongeren die voornemens zijn een bedrijf over te nemen, is de indruk verlegen dat vele jongeren te rugdeinzen voor de financiële problemen en dientenge volge afzien van hun voornemens. Van degenen die een maal gestart zijn blijkt slechts een gering percentage binnen enkele jaren na de start op zodanige moeilijkhe den te stuiten dat de bedrijfsuitoefening moet worden gestaakt. De kommissie heeft onderzocht in hoeverre er reden is tot ongerustheid over de opvolgingssituatie. Deze vraag moet worden bezien in het licht van de noodzakelijke strukturele ontwikkeling in de landbouw. De kommissie is tot de konklusie gekomen dat er vooralsnog geen te kort aan opvolgers zal zijn. Voorts is gekonstateerd dat Bij het treffen van maatregelen ten behoeve van de jonge agrariërs moet voorkomen worden dat door deze maatregelen (nog) meer bedrijven van onvoldoende om vang worden overgenomen. Op grond van deze overwe ging is het merendeel van de maatregelen die de kom missie voorstelt alleen van toepassing op bedrijven die bij een moderne bedrijfsvoering werk bieden aan ten minste één man en waar een redelijk perspektief bestaat op een lonende bedrijfsvoering. IYE kommissie konstateert dat de jonge agrariër ook nog andere problemen heeft dan die op financieel gebied. Deze problemen liggen vooral op het gebied van de schaalvergroting en de daarmee samenhangende toe name van de eisen die aan de ondernemer worden ge steld; de plaats van de landbouw en van de zelfstandige ondernemer in de maatschappij; de externe invloeden die de bedrijfsvoering beïnvloeden; de bedrijfsgebonden- heid en het gebrek aan vrije tijd. Zowel de ontwikkelingen in de landbouw als die in de maatschappij als geheel leiden ertoe dat de echtge tSgjÉgfll H|mmjMËrT 4 ËÈtt: note van het bedrijfshoofd nauwer betrokken wordt bij de gang van zaken op het bedrijf. De kommissie beoor deelt deze ontwikkeling positief, mits de door de vrouw ingezette arbeid voldoende beloning vindt. De kommissie heeft gekonstateerd dat de opleiding van de jonge agrarische ondernemers te wensen overlaat. Ooik vele jonge ondernemers zelf zijn niet tevreden over de opleiding die zij hebben genoten, nog (te) veel jongeren een bedryf van te geringe om vang (willen) overnemen. In het huidige selektieproces is vooral de financieel- ekonomische uitgangssituatie beslissend voor het al dan niet toetreden tot de agrarische sektor. De kommissie meent dat deze gang van zaken niet geheel bevredigend is. Een ingrijpen door middel van een algemene regeling acht de kommissie niet juiste maar enige bijsturing van het huidige proces is gewenst. Een en ander is voor de kommissie aanleiding om voor te stellen dat een meer diepgaand onderzoek inzake de opleiding van de jonge agrariërs wordt verricht. Voorts verdient het verkrijgen van praktijkervaring ook op an dere bedrijven dan het ouderlijke bedrijf, alsmede de voorlichting inzake de bedrijfsovername en het zelfstan dig worden meer aandacht. In verband met de voortdu rend zwaarder wordende eisen die aan de werkenden m de agrarische sektor worden gesteld is het gewenst dat de mogelijkheid tot bijscholing door middel van het volgen van kursussen wordt verbeterd. IIET is zeer belangrijk dat er op het bedrijf voldoende voorbereidingen worden getroffen voor de bedrijfs overname. Daarbij dient voorop te staan dat de meewer kende zoon een adequate beloning voor zijn arbeid ont vangt. De kommissie heeft moeten konstateren dat dit m de praktijk nog onvoldoende plaats vindt. In vele ge vallen zal het in verband met het meewerken van de zoon noodzakelijk zijn het bedrijf aan te passen. Hierbij kunnen zich ïr. de praktijk moeilijkheden voordoen. De zoon kan op het bedrijf meewerken tegen loon; een andere mogelijkheid is dat hij intreedt in een samenwer kingsverband met het huidige bedrijfshoofd. De kom missie meent dat er aan de tweede mogelijkheid een aantal voordelen verbonden zijn, onder meer op het ge bied van de vermogensvorming en de regeling van de bedrijfsovername. Voor de rechtsvorm van het samen werkingsverband staan verschillende keuzemogelijkhe den opde maatschap, de firma en de Besloten Vennoot schap. De keuze van de rechtsvorm zal zorgvuldig overwogen moeten worden, waarbij rekening moet wórden gehou den met de koritinuïteit van het bedrijf, de oprichtings kosten en de fiskale en sociale aspekten. Bijzondere maatregelen of wettelijke regelingen voor samenwer kingsverbanden in het kader van de opvolging acht de kommissie niet noodzakelijk. Gekonstateerd is dat er in sommige EG-landen spe cifieke faciliteiten voor jonge agrariërs bestaan en in andere lidstaten niet. De kommissie meent dat deze re gelingen vooral moeten worden gezien in het licht van de situatie in het betreffende land en acht het bestaan van dergelijke regelingen niet zonder meer een reden om ook voor Nederland faciliteiten te bepleiten. PR zijn "erschillende aangrijpingspunten om de finan ciële problemen rond de bedrijfsovername te ver minderen. Eerst dient naar de mening van de kommis sie de vermogensvorming vooraf gestimuleerd te wor den. Vervolgens is nagegaan welke mogelijkheden bestaan om voor jonge agrariërs de noodzaak om vreemd vermo gen aan te trekken te verminderen. Daartoe zijn naar de mening van de kommissie mogelijkheden aanwezig bij de financiering van grond, waarbij met name de werkings sfeer van de Grondbank zou kunnen worden verruimd. Voorts heeft de kommissie bestudeerd of de garantie verstrekking via het Borgstellingsfonds ten behoeve van beginnende ondernemers kan worden verbeterd. De kon klusie is dat de garantieverstrekking in het algemeen ver genoeg gaat, maar dat bij de behandeling van de aanvragen voor een garantie van het Borgstellingsfonds meer dan tot nu toe de nadruk moet liggen op de indi viduele beoordeling en minder op het hanteren van ab solute kriteria ten aanzien van het eigen vermogen. Ook is onderzocht in hoeverre de bestaande financie- ringsvormen en aflossingssystemen meer en beter kun nen worden afgestemd op de specifieke behoefte van de jonge agrariërs. De kommissie is tot de konklusie geko men dat een tweetal mogelijkheden voor verbetering kan worden aangegeven, te weten: de annuïteitslening, als mede een financieringsvorm waarbij meer dan tot nu toe rekening wordt gehouden met de gevolgen van de infla tie. De inflatie heeft namelijk tot gevolg dat zowel de vermogensbehoefte als de rentevoet stijgt; daar staat te genover dat de vermogensvorming na de bedrijfsover name door de inflatie wordt versneld. De kommissie meent dat door met deze twee aspekten rekening te hou den een verbetering van de liquiditeitspositie van de jonge agrariërs kan worden bereikt. Tenslotte is er de mogelijkheid om de lasten van de jonge agrariërs bij of direkt na de bedrijfsovername te verlichten. Daartoe bestaan verschillende mogelijkhe den, waarvan naar het oordeel van de kommissie rente subsidies en fiskale faciliteiten het meest geëigend zijn. (Zie verder pag. 11) ,f\£ communautaire lijst van gebieden waarop de zoge naamde „Bergiboeren-regeling" kan worden toege past, heeft de EEG inmiddels gepubliceerd. Deze lijst geeft voor ons land de volgende globale samenvatting per provincie: Aantal gebieden In overweging te nemen hectaren cultuurgrond (afgerond) Groningen 11 178 Friesland 72 3.894 Drenthe 32 1.430 Overijssel 65 2.894 Gelderland 22 1.862 Utrecht 1 75 Noord-Holland 1 54 Zuid-Hollanr1 17 420 Zeeland 17 742 Noord-Brabant 23 2.060 Limburg 1 - 14 Totaal 262 13.623 Aldus de minister van landbouw Var. der Stee in ant woord op schriftelijke vragen uit de Tweede Kamer. De minister schrijft te hebben overwogen of het gede tailleerde overzicht met gebieden en gebiedsonderdelen vooruitlopend op een verdere uitwerking van de Rela tienota zou moeten worden gepubliceerd. Zijn uiteinde lijke conclusie is, dat het beter is een en ander te com bineren met de vaststelling vn de eerste gebieden waarop de Relatienota daadwerkelijk zal kunnen worden toegepast. Daarbij zal dan tevens meer duidelijkheid be staan ten aanzien van het volledige pakket van beheers regelingen uit de Relatienota. De voor de leden der Tweede Kamer ter inzage gelegde kaart moet dan ook PUBLICATIE VAN LIJST MET GEBIEDEN KOMT NOG meer worden gezien als een stuk tussentijdse informatie. Publicatie acht hij thans dus minder opportuun. AP de vraag, of direkt belanghebbenden betrokken zijn geweest bij' het samenstellen van de lijst, antwoordt de minister bevestigend. De lijst bevat namelijk gebie- Een voorlopig overzichtskaartje van de mo gelijke ruilverkavelingsgebieden die voor de „Bergboeren-regeling" in aanmerking kun nen komen. den en gebiedsonderdelen in ruilverkavelingen waar voor in de Centrale Cultuurtechnische Commissie op basis van een belangenafweging reeds in een eerder stadium besloten was, dat geen cultuur technische verbeteringen zouden plaatsvinden. Daar naast is een beperkt aantal andere gebieden opgenomen (merendeels beekgebieden) waarvan vaststond dat al daar geen cultuurtechnische verbeteringen zouden plaatsvinden (o.a. delen van het Dommeldal en het Din- keldal). Bij deze beslissing zijn de belanghebbenden intensief betrokken geweest. Over de nieuwe mogelijkheden die door de richtlijn worden geopend om de belanghebben den een vergoeding te geven, is met hen nog geen over leg gepleegd. Het feit dat het in eerste instantie ging om het verkrijgen van een principe-uitspraak over de toe passingsmogelijkheden van de richtlijn in ons land, maak te overleg met de betrokkenen in de betreffende gebie den in deze fase naar 's ministers mening niet nodig en zou zelfs ten onrechte verwachtingen hebben kunnen wekken. In de Relatienota is o.m. medegedeeld, dat de rege ring met een stelsel van normen en maatstaven voor de toepassing van beheersregelingen komt. Daarbij zal o.m. ook aandacht worden besteed aan de toepassing van de Bergboeren-richtlijn; Tenslotte- heeft de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening de Rijksplano logische Commissie advies gevraagd ten aanzien van de •gebieden waarop de Relatienota zou moeten worden toe gepast. In dit kader is de door de EEG-Ministerraad goedgekeurde lijst een der te beoordeelen gegevens. Zo dra op basis van een verdere uitwerking van de Rela tienota in deze zin een concreet beeld ontstaat, wat een en ander voor de belanghebbenden betekent, is er 'ge rede aanleiding met hen te overleggen. Daarbij gaat het er onder meer om, of ook andere in de Re atienota voor ziene 'beleidsvoornemens op de bedoelde gebieden van toepassing zullen zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 8