Onbevredigend gesprek Landbouwschap met regering r f)E inspecteur was het er niet mee eens. Voor 1971 had hij wel de uitgaven voor levensonderhoud die vader voor de zoon had gedaan, als buitengewone last geaccep teerd, maar voor 1972 wilde hij dat niet meer accepteren. Hij achtte het aannemelijk dat, als iemand zijn studie voortijdig moet beëindigen, het enige tijd duurt eer hij werk vindt, ook al heeft hij de capaciteiten om in zijn levensonderhoud, te voorzien. Na verloop van tijd moet echter aangenomen worden dat de ondersteunde, door zijn kapaciteiten aan te gaan wenden, erin zal slagen een pas sende werkkring te vinden. Verder gaf de inspecteur aan op welke gronden hij meende dat de zoon zelf de oorzaak was van het feit dat hij geen werk. had. 3 De resultaten van het onderhoud tussen het da gelijks bestuur van het Landbouwschap en een delegatie uit het kabinet zijn naar de mening van het Landbouwschap onbevredigend. Slechts op enkele punten wil de regering de land- en tuinbouw tegemoet komen, terwijl naar de vaste overtuiging van het dagelijks bestuur veel meer eisen op dit moment hadden kunnen worden ingewilligd. In ver band hiermede zal het Landbouwschap zich tot de Tweede Kamer richten, die waarschijnlijk binnen kort een openbaar debat zal wijden aan het land en tuinbouwbeleid. Ook heeft het dagelijks bestuur kennis genomen van de bereidheid van de regering om opnieuw met het Landbouwschap te spreken. Het heeft begrepen dat dit op korte termijn zal plaatsvinden. 1-IET gesprek tussen het Landbouwschap en een dele gatie uit het kabinet heeft op dinsdag 3 juni plaats gevonden. Van regeringszijde werd aan de bespreking deelgenomen door minister van landbouw, mr. A. van der Stee, drs. J. Boersma, minister van sociale zaken, dr. W. Duisenberg, minister van financiën en drs. M. van Rooyen, staatssecretaris van financiën. Zoals bekend heeft het Landbouwschap in zijn schrij ven van 9 april j.l. bij de regering een aantal maatrege len bepleit om de onbevredigende inkomenssituatie in de land- en tuinbouw te verbeteren, mede omdat de jong ste EG-prijsbesluiten onvoldoende zijn. De gevraagde maatregelen liggen vooral op het fiscale en sociale vlak. Daarnaast heeft het Landbouwschap tijdens het gesprek aandacht gevraagd voor energiebeleid en de gevolgen ervan voor de tuinbouw. Minister Van der Stee achtte het begrijpelijk dat er gezien de slechte resultaten in land- en tuinbouw in het jaar 1974/75, thans onrust bestaat over de inkomenspo sitie. Met alle voorbehoud dat op dit moment van het jaar gemaakt moet worden, kan echter geconstateerd worden dat de prognoses voor het jaar 1975/76 duidelijk gunstiger zijn dan in de voorgaande jaren. Vele van de door het Landbouwschap gedane sug gesties zijn echter, aldus de regering, ver strekkend en gelden tevens voor andere groepen zelfstandigen. In dit verband werd het overleg gekwalificeerd als ,,op tijd en te vroeg". Op tijd, omdat het belangrijk is voor de rege ring kennis te nemen van de in de agrarische wereld levende verlangens. Te vroeg, omdat de beslissingen hierover niet los te maken zijn van algemeen overleg, o.a. in het kader van de Stichting van de Arbeid, de ko mende begrotingsvoorbereiding en de discussie over de interim-nota Inkomensbeleid. FISCALE EN SOCIALE VERLANGENS TAFAT de fiscale verlangens betreft, heeft de regering er allereerst op gewezen dat hier in vele gevallen een duidelijke samenhang bestaat met het vraagstuk, wel ke functie aan het inkomen van de zelfstandige in het al gemeen gehecht moet worden. In dit verband is het werk van de zgn. commissie-Hofstra van duidelijk belang. Een concrete toezegging deed minister Duitsenberg (financiën) ter verbetering van de bestaande regeling ter middeling van inkomens. De zgn. 5 %-grens zal verlaagd worden tot 4 en wellicht zelfs tot 3 Het overleg over de uren-regeling (ter verbetering van de fiscale positie van de meewerkende gehuwde vrouw) en de fiscale oudedagsreserve wordt voortgezet. Los van de verlangens die door het Landbouwschap zijn geuit, heeft staatssecretaris Van Rooyen (fin.) mee gedeeld, dat sociale zaken en financiën een wetsontwerp voorbereiden teneinde een voor zelfstandigen nadelig verschil in de berekening van de premies A.W.B.Z. (Al gemene Wet Bijzondere Ziektekosten) en A.K.W. (Alge mene Kinderbijslag Wet) met ingang van 1 januari 1976 op te heffen. In het sociale vlak heeft minister Boersma (sociale za ken) het voornemen per 1 januari 1976 een verhoging van de premie-vrijstellingsgrens van de volksverzekeringen in te voeren. Tevens bestaat de bereidheid te bezien, of een verhoging van de inkomensgrens van de premiere- ductieregeling voor de vrijwillige ziekenfondsverzekering verantwoord en zinvol is. POSITIE VAN DE ZWAKKEREN \/AN de zijde van het kabinet werd er de nadruk op gelegd, dat in het regeringsbeleid speciaal aan dacht zal worden besteed aan de positie van de zwakke ren. In dit verband wordt een verdere discussie over de betekenis van het minimum-inkomen, ook voor agrariërs, op prijs gesteld. Hierop aansluitend deelde minister Van der Stee mee, dat de laatste beletselen voor het invoe ren van een bedrijfsbeëindiging op termijn thans zijn weg genomen. Het spreekt vanzelf dat deze zorg voor de zwakkeren niet ten koste mag gaan van de positie van de andere agrariërs. Vandaar de grote betekenis die van overheids- zijde gehecht wordt aan een versterking van het midden bedrijf. De financiële steun aan de bedrijfsverzorgings- diensten is thans verzekerd, zodat hiervan op korte ter mijn een aanzienlijke stimulans zal uitgaan. ENERGIEBELEID TEN aanzien van het energiebeleid heeft minister Van der Stee twee duidelijke uitgangspunten genoemd*. In de eerste plaats maximaal gebruik maken van de sub sidiemogelijkheden, die in E.E.G.-kader zijn toegestaan. In de tweede plaats het leggen van een pariteit tussen de gasprijs en de gesubsidieerde olieprijs. Gezien het eerste uitgangspunt betekent dit op een zo laag mogelijk niveau. I-IET kabinet, aldus het commentaar van het Land bouwschap, heeft slechts op enkele punten toezeg gingen gedaan. Op het sociale vlak verwijst de regering naar de Interimnota inkomensbeleid, waarin gezegd wordt dat de inkomensgrens waar beneden geen volksverze keringspremie geheven wordt, met ingang van 1 januari 1976 zal worden verhoogd. Het Landbouwschap heeft echter gevraagd de grens te verhogen tot het niveau van het netto minimumloon, vertaald in het inkomen van de zelfstandige. De regering heeft deze wens niet gehono reerd. Het kabinet wil overleg plegen inzake een bijdrage ten behoeve van vérenigingen voor personeelsvoorzie ning. De minister van landbouw deelde mede dat de knel punten weggenomen zijn voor de toekenning van de door hem reeds eerder toegezegde bijdragen aan de bedrijfs- verzorgingsdiensten; ook de bedrijfsbeëindiging op ter mijn zal in het structuurbeleid opgenomen worden. Op het fiscale vlak zal de regering voorstellen de mo gelijkheid voor de teruggave van teveel betaalde inkom stenbelasting te verruimen door de 5 %-grens bij inko mensmiddeling in elk geval te verlagen tot 4 Zij wil al het mogelijke doen deze grens alsnog naar 3 te brengen. De voorstellen van het Landbouwschap over de fiscale regeling van de in het bedrijf van de man mee-» werkende gehuwde vrouw en over een verbetering van de oudedagsreserve zullen in een apart overleg met het ministerie van financiën, dat reeds gaande is, verder be handeld worden. Wat betreft de gevraagde verhoging van de zelfstandigenaftrek verwees de regering naar de discussie in de Tweede Kamer, waar op dit ogenblik een initiatief-ontwerp ligt tot verhoging van deze aftrek van f 1200,— naar 1600.—. De regering heeft, wat betreft de overige voorstellen van het Landbouwschap, geen oordeel uitgesproken zon der deze voorstellen bij voorbaat af te wijzen. Als reden daarvan voerde de regering aan de budgettaire gevolgert, die bij de voorbereiding van de Rijksbegroting 1976 na der bekeken moeten worden. Bovendien zal de regering de consequenties bezien van de voorstellen van het Land bouwschap voor de niet-agrarische zelfstandigen. Het Landbouwschap is van mening, dat ten aanzien van de bepleite voorstellen nu reeds toezeggingen ge daan kunnen worden. Dit betreft met name een aanzien lijke verhoging van de zelfstandigenaftrek, een verhoging van het reserveringspercentage van 10 tot 15% voor de fiscale oudedagsreserve, belastingvrijstelling van be paalde EG-subsidies, uitbreiding van de vervroegde af schrijving tot de agrarische sector in de Randstad en de aanpassing van de begrenzing in het aantal uren voor de in het bedrijf van de man meewerkende gehuwde vrouw. Aldus het Landbouwschap. DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE Z.H.V. „ZUID EN NOORD" In de P.Z.C. van dinsdag 3 juni werd een verslag van de algemene ledenvergadering der Vereniging voor Zie- kenhuisverpleging „Zuid en Noord" opgenomen die maan dag 2 juni te Goes werd gehouden. Daarin werd aan de belangrijkste punten die behandeld werden, aandacht besteed. Voor diegenen die van dit verslag geen kennis namen willen wij vermelden dat de vergadering besloot de voorstellen voor nader beraad in het bestuur terug te verwijzen. In een in het najaar te beleggen buitenge wone algemene vergadering zal het bestuur met nieuwe voorstellen komen op welke wijze de verzekerden de gunstige financiële resultaten over 1974 mede ten goede kunnen komen. Wij willen het deze keer hierbij laten en verwachten t.z.t. op e.e.a. terug te kunnen komen. BI. I-fJJ had een zoon die op 10 juni 1951 was geboren. In 1969 studeerde deze zoon aan een Pedagogische Academie. In verband met strubbelingen aan die school kon de zoon daar wel zijn h.a.v.o.-diploma behalen, maar tot de onderwijzersopleiding werd hij niet toegelaten. In 1970/1971 ging hij (de zoonstuderen aan een instituut voor nederlandistiek. Daar ontstonden ook strubbelingen, zodat die studie beëindigd werd in juni 1971. Van toen af werd geprobeerd werk te vinden. Door de kennis van het nederlands, die in dat studiejaar aan het instituut was op gedaan, werd voornamelijk bij uitgeverijen gesolliciteerd. Zonder succes echter. De oorzaak van het mislukken van de sollicitaties lag vermoedelijk in de lange haardracht van de zoon en in zijn kritische instelling tegenover de maatschappijPas eind 1972 kreeg hij werk bij een onder afdeling van het Angola-comité. Zelfs met lang haar en een maatschappij-kritische in stelling moet men geld hebben om te kunnen leven. Dat geld kwam van vader, die in 1972 f4.890,uitgaf ten behoeve van zijn zoon. Hij trok dit bedrag bij zijn aangifte inkomstenbelasting 1972 af als buitengewone last. I YEZE gronden zijn duidelijk geformuleerd en geven een goede kijk op het geval. Wij nemen ze daarom letterlijk over uit de Beslissingen Nederlandse Belasting rechtspraak van 2 juni 1975, waarin de uitspraak is op genomen. „dat hij aannemelijk acht dat de voornaamste oorza ken van het mislukken van de sollicitaties van de zoon waren gelegen in de haardracht en kritische op stelling tegenover de huidige maatschappij; dat indien de uiterlijke verschijning van de zoon aanleiding gaf tot die mislukking de oorzaak daar van in persoonlijke overwegingen was gelegen en van de zoon enige aanpassing aan de maatschappelijk ge bruikelijke verschijningsvormen mocht worden ver wacht; dat zo de kritische opvattingen omtrent de huidige maatschappijvormen oorzaak van die mislukkingen waren eveneens van degene, die tot die bekriti seerde maatschappij wenst te behoren, verwacht mocht worden dat hij bereid is zich enigszins te voe gen naar de binnen die maatschappij geldende nor men; dat een te extreme stellingname tegenover de maat schappij niet kan beschouwd worden als een redelijk motief om de gelegenheid om in eigen levensonder houd te voorzien ongebruikt te laten;". IJ ET Gerechtshof Amsterdam stelde de inspecteur in het gelijk op iets anders geformuleerde, maar in we zen dezelfde gronden. Niet alzo de Hoge Raad. Die ver leende wel aftrek. De omstandigheden van het geval, zo als ze worden samengevat zijn 1. de zoon probeerde regelmatig een baan te krijgen die hem gelegenheid gaf zijn studie van het neder lands te benutten; 2. dit bleef zonder resultaat als gevolg van de lange haardracht en de kritische opvattingen van de zoon; 3. in 1971 aanvaardde hij een betrekking. De zoon probeerde dus aan het begin van zijn loopbaan allereerst een werkkring te vinden op een door hem ge wenst terrein en dat zonder zijn opvatting te moeten ver anderen. Daarom moest de vader volgens de Hoge Raad in het levensonderhoud van de zoon voorzien. Hij kreeg dus de gevraagde aftrek. Hoewel onze haren korter zijn en onze kritiek op de maatschappij wel een andere, vermoedelijk nogal een tegengestelde zal zijn, dan die van de zoon, vinden wij toch de beslissing van de Hoge Raad zeer juist. De inspec- eur liet zich o.i. teveel leiden door afkeer van een levens houding en een levensopvatting die de zijne niet was. Dat moet in belastingzaken geen rol spelen. Men moet objek- tief blijven! Als sympathieën en antipathieën een rol gaan spelen, komen wij fout. te zitten. En daar hebben wij geen behoefte aan! PAAUWE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 3