Waarde van het stro Het oogsten en dorsen van fijne zaden Bestrijding van ziekten en plagen tijdens de groei van uien 12 Irtg. A. J. HOOGERBRUGOE C.AjR. - Barendrecht in „Bedrijfsvoorlichting ZuddPHolland". De waarde van stro kan op verschillende manieren worden vastgesteld: a. de bemestingswaarde; to. de opbrengstverhogende invloed op de gewassen; c. de handelswaarde. Door deze benaderingswijzen kunnen grote verschillen ont staan in de waarde die aan stro wordt toegekend. De beslis sing over „wat gaan we met het stro doen?" moet aLtijd wor den vergeleken met de kosten die aan de stro-oogst vast zitten. WAT KOST ÉÉN HECTARE STRO OP VERSCHILLENDE MOMENTEN ^EZE kosten zijn opgebouwd uit: persen, verzamelen, Jaden, transport en opslag. We gaan uit van drie ver schillende methoden van verzamelen t.w.: 1. persen £oor verkoper, overige kosten voor rekening van koper; 2. persen, verzamelen met onbemande slede, pakketten leg gen en laden met klauwvork voor rekening van verkoper, verdere kosten voor rekening van koper, „het zogenaam de op de wagen leveren"; 3. persen, verzamelen met slede, laden en lossen met klauw vork en opslag in hangaar voor rekening van verkoper. Afzet heeft plaats in het winterseizoen. De opbrengst stel len we op 4 ton tarwestro per ha vanaf het veld geleverd en in de winter vanuit de hangaar houden we rekening met een gewichtsverlies van 500 kg per ha. BEMESTINGSWAARDE VAN STRO I^AAST het persen en verkopen staan nog twee wijzen van stro ruimen: a. hakselen en benutten als organische stof; b. verbranden. Indien we kiezen voor hakselen, brengen we bij 4000 kg vers stro/ba circ^. 3000 kg droge organische stof in de grond. De waarde die aan deze organische stof toegekend kan wor den is van grondsoort tot grondsoort en van bedrijf tot be drijf erg verschillend. Slempgevoelige gronden zijn dankbaarder voor organische stof-toevoer dan kalkrijke, lichte kleigrond. Zie de hiernaast vermelde berekening. Bij verbranding gaat alle organische ,stof van het stro plus de stoppel verloren. De minerale delen fosfaat en kali blijven als as over, maar liggen op stroken. Als u tot ver branden van het stro overgaat mist u het gunstige effect van de organische stof. In onze berekening gaan we uit van 3 ct/kg droge orga nische stof en de waarden van fosfaat en kali: 3.000 kg org. stof k 3 ct/kg 90,— 8 kg P205 a 1,50 per kg 12,— 50 kg K20 k f 0,45 per kg 22,50 Bruto bemestingswaarde 124,50 Kosten van strohakselen 55,— Netto bemestingswaarde 69,50 Dat is per ton stro 60,50 4 17,40 J. C. M. ROMME C.A.R. te Barendrecht in „Bedrijft- voorlichting Zuid-Halland". TWE teelt van fijne zaden o.a. grassen, tolauwmaanzaad, karwij en winterkoolzaad heeft altijd een belang rijke plaats ingenomen in het bouwplan van de klei gebieden. De teelteohniek is door jarenlange ervaring verbeterd, mede door het gebruik van chemische middelen die het mogelijk maken diverse ongewenste planten, zoals gras sen en onkruid te bestrijden. Toch blijven er nog pro blemen over ondanks deze vorderingen van gewasbege- Leiding. Het oogsten en dorsen ds van perceel tot perceel verschillend en vraagt voortdurend oplettendheid van de teler en loonwerker. GRASZAAD Het van stam dorsen (MET de moderne maaidorsers en huidige droogtech- niek is het goed mogelijk een aantal graszaadsoorten van stam te maaidorsen. Vooral de raaigrassen en1 uit- 1 opervo rmende typen roodzwenkgras lenen zich hier voor uitstekend. Hoewel de beemdgrassen en gewoon roodzwenkgras over het algemeen minder geschikt zijn voor het van stam diarsen, zijn er toch enkele typen die een redelijke kans van slagen hebben. Bij maaidorsen heeft men minder weerrisico maar daar staat tegenover dat de droagkösten hoger zijn. Bij maaien in het zwad verloopt het dorsen gemakkelijker, maar bij regenval is er meer kans op verliezen. Door de nieuwere oogstmethode is de mogelijkheid om 'beter uitgerijpt zaad te krijgen sterk toegenomen. Het dient vooropgesteld te worden, dat in een periode met onvast weer geen onnodige risico's mogen worden genomen door het dórsen steeds uit te stellen. Het ge dorste zaad dient zo spoedig mogelijk te worden belucht en gedroogd om broei te voorkomen. Oververhitting moet worden vermeden. Bij het dorsen wordt met 800-1000 toeren/minuut van de trommel gewerkt Het uitdoreen hangt niet alleen van het toerental af, maar ook van de stand en opening van de dorstrommel. Bij het 'begin mag de dorstrommel iets verder open staan dan bij het einde. Indien de dors trommel te nauw staat, zal het stro meer stukgeslagen worden. Daardoor wordt er teveel van de zeef capaciteit gevraagd. Tevens dient erop gelet te worden dat de machine het gemaaide produkt goed kan verwerken. Overbelasting drukt de capaciteit en werkt zaadverlies in de hand door onvoldoende uitdorsen van het stro. Dus (Langzaam rijden en eventueel niet de hele mesbreedte meenemen. Indien nodig dient van één zijde te worden gereden. Op de schudzeef vindt de scheiding plaats tussen kort stro en zaad. Gewenst is om dit proces zo goed mogelijk te laten verlopen. In de eerste plaats moet de wind zo danig gericht zijn dat ze alleen het kortstro helpt ver wijderen van de schudzeef. In het algemeen kan men met weinig wind. volstaan. Het spreekt voor zichzelf dat dit pas mag plaatsvin den als het zaad .verwijderd is. De wind moet geplaatst worden op het einde van de afvoer van de schudzeef. Ia de wind' om een of andere reden reeds vóór op de zeef aanwezig, dan is zaadverlies niet uitgesloten door dat het nog te reinigen dorsprodukt te snel afgevoerd wordt. Indien mogelijk moet de zeef iets voorover ge zet worden om al te snel afvoeren van kortstro tegen te gaan. Zou de zeef te vol raken, dan de schudsnelheid wat opvoeren of de schudzeef iets minder hellend af gesteld worden. Bij fijnJe zaden (beemdgrassen) is het noodzakelijk de ventilatorkast te blinderen. EJeni goed afgestelde schudzeef met voldoende schud snelheid is te verkiezen 'boven te veel wind. Dikwijls wordt meer gelet of het zaad wel voldoende van het stro is gehaald dan op zaadverlies via de schud zeef. Soms blijkt het niet uitgedorste zaad niet eens gezet te zijn em dus ook niet kiemkrachtig. Het zwadmaaien EEN groot aantal graszaadpercelen worden vooraf ge- maaid en in zwaden gelegd. Ook bij deze werkwijze komen moeilijkheden voor. Als een gewone maaibalk wordt gebruikt, kan het voorkomen dat het mes wel voldoende scherp is, maar dat het gewas niet of slecht afgesneden wordt. Meestal ligt de oorzaak bij 'botte of versleten vingerplaatjes. Worden deze vervangen, dan is het probleem snel opgelost. Dikwijls treed extra werk op 'bij het scheiden van het zwad bij de buitenschoen. In zo'n geval kan een scheidijzer tegen de buiten schoen worden aangebrachLZou het gewas na het af knippen nog moeilijkheden geven door in de hoeken van de maaibalk te blijven hangen, dan is het aanbren gen van geleideplaten, die gemaakt worden van dun plaatijzer (20 x 30 cm) en bevestigd worden onder de bouten van de buitense vingers, voldoende om storings vrij te kunnen werken. Door de vingerbalk iets voorover te plaatsen kunnen gronddeeltjes beter „lossen". De minste problemen doen zich voor bij gebruik van een dubbele messenibalk voorzien van een scheidijzer. De laatste tijd komt er meer belangstelling voor het maaien met een cyclomaaier. Deze typen machines ge ven minder kans op verstoppingen dan vingerbaiken. Het gebruik van deze machines moet worden ontraden. Enerzijds doordat grote verliezen kunnen optreden tij dens het maaien, anderzijds warden een onregelmatig zwad afgelegd, met als gevolg een onregelmatige invoer dm de maaidorser. Het dorsen moet verder net zo ge beuren als bij van stam dorsen. Wanneer tijdens het S.N.ULF. Middelharnis IVE maatregelen om ziekten en plagen tijdens de groei van de uien te voorkomen, waren de laatste jaren vooral gericht tegen de bladvlekkenziekte en het rupsje van de preimot. Zij zijn momenteel de meest schadelijke belagers van het uienigewas in de zomer. Minder frequent en vaak plaatselijk optredende ziekten en plagen zijn valse meeldauw, papiervlekkenziekte en trips. In deze Nieuwsbrief hebben wij de bestrijding van bladvlekkenziekte en het rupsje van de preimot op de voorgrond geplaatst. Van de overige ziekten en plagen zijn de belangrijkste symptomen eni de bestrijdingswijze vermeld. BLADVLEKKEN ZIEKTE BLADVLEKKELNZIEK.TE in het uieloof wordt veroor zaakt door de schimmel Botrytis squamosa. Deze ziekte verstoort de groei en de afrijpdng van het gewas. De gevolgen hiervan zijn opbremgstderving en afwijkin gen in vorm en sortering. De ziekte breidt zich het snelst uit tijdens aanhoudend vochtig weer. Gewassen met veel loof worden eerder en ernstiger aangetast dan meer open gewassen. Zdlveruiem, eerstejaars plantuien en picklers zijn daarom gevoeliger voor bladvlekkenziekte dan zaai-uien. Aantasting door Botrytis squamosa is te voorkomen door regelmatig voorbehoedend te spuiten met maneb/ zineb of mancozeb (dosering 3 kg per ha). Het tijdstip voor het begin van de bestrijding en de fre quentie van spuiten zijn afhankelijk van de ontwikkeling van het gewas en de weersomstandigheden. Als regel wordt met de bestrijding begonnen als de planten elkaar tussen de rijen raken. Tijdens vochtig weer is een spuit- frequentie van éénmaal per week aan te bevelen; in dro ge perioden mag er langere tijd tussen twee bespuitingen verstrijken. Wanneer tijdens regenachtig weer het loof vroegtijdig gaat strijken, geven maneb/zineb of mancozeb vaak geen afdoende bescherming meer. Het eerst gestreken loof wordt dan onvoldoende door de sproeivloeistof geraakt, terwijl er onder het loof een konstant vochtig klimaat- heerst. Dit geldt vooral voor de dichte loofmassa van zil veruien en eerstejaars plantuien. Onder deze omstandig heden geven een tankmengsel van maneb/zineb en een systemisch fungicide of een kant en klaar fabrieksmeng- sel een aanmerkelijk beter resultaat. Voor gebruik in uien zijn de systemische fungiciden Benlate, Bavistin en Derosal in een dosering van 0.5 kg per ha en Topsin M in een dosering van manéb/zineb te ruggebracht van 3 naar 2 kg per ha. Toegelaten kant en klare mengsels zijn: Bavistin M (4 kg per ha), Delsan M (2.5 kg per ha) en Topsar (3 kg per ha). Per seizoen zijn maximaal twee bespuitingen met een systemisch fungicide toegestaan; deze kunnen dus het beste gereserveerd worden tot het moment waarop het gewas het m^est wordt bedreigd. Met alle voor de bestrijding van 'bladvlekkenziekte toe gelaten middelen mag tot uiterlijk vier weken voor de oogst gespoten worden. RUPSJE VAN DE PREIMOT NA overwintering kamen de preimotjes in april of mei uit hun schuilplaatsen en zetten) in de daarop vol- Het schadebeeld van bolaantasting door het rupsje van de preimot. De aangetaste plekjes zijn vaak de oorzaak voor het ontstaan van wondrot.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 12