Resultaten projekt „vlasmechanisatie- kernen" Kalender voor het houden van schapen - juni 1975 10 A ANSLUITEND bij de P.A. publikatie over „Bedrijfs- economische perspektieven van de vlasteelt bij verschillende oogstmethoden" waaraan we de vorige week aandacht besteedden is het ook interessant kennis te nemen van de uiteindelijke resultaten van het „Vlas- mechanisatiekernenprojekt" dat met subsidie van het O- en S.-fonds in 1971 voor een 3-jarige periode van start is gegaan. Reeds eerder werd hieraan door ons aandacht besteedt omdat op Noord-Beveland door een 12-tal ak kerbouwers daaraan werd deelgenomen. Nu, de periode van 3 jaar (1971 - 1972 - 1973), waarin dit projekt liep, afgelopen is heeft de Begeleidingscom missie Vlasmechanisatiekernen de resultaten ervan in een verslag samengevat. Alhoewel ook een aantal van deze gegevens in P.A. publikatie no. 18 zijn verwerkt, geeft dit verslag daarnaast ook bijzonderheden waarvoor een vlasteler zeker belangstelling zal hebben. OPZET gETREFFENDE de opzet van deze praktijkproef brengen wij in herinnering diat in 1971 een viertal „vlasker nen" van start zijn gegaan. Voor optimaal gebruik van de machines was per kern een minimum oppervlakte van 30 ha vereist per kern dus tenminste 10 deelnemers met 3 ha per deelnemer. Op deze basis waren de volgende vlasarealen in de respectievelijke kernen: Kern aantal areaal areaal areaal deelnemers 1971 1972 1973 Noord-Beveland 12 40 40 40 Noord-Oost Polder 10 39 33 36 Wieringermeer 11 42 43 38 Groningen 11 36 40 36 kwaliteitsbeoordeling te velde plaatsgevonden waarbij met name gelet werd op standdiohtheid, lengte, legering, gezond heid en onkruidtoestrijding. Uit de verzamelde gegevens :s af te leiden dat in 1971 het vlas onder gunstige omstandig heden is ingezaaid. Hieruit is gebleken dat met name op Noord-Beveland maar ook elders teveel zaaizaad (tot 160 kg) en teveel stikstof (5060 kg N) is gebruikt wat tot een zwaar gewas heeft geleid. De zware regenval in de tweede helft van juni heeft daardoor een zware legering van het gewas tot oorzaak gehad. Door deze legering is de kwaliteit sterk teruggelopen en ging het oogsten moeilijk. In 1972 is er in het algemeen veel minder zaaizaad gebruikt en minder stikstof gegeven. Aangezien de groei-omstandigheden in 1972 evenals in 1971 gunstig waren voor de ontwikkeling van een zeer zwaar gewas, heeft de vermindering van de zaaizaadhoeveelheid geleid tot een gemiddeld betere kwaliteit vlas. In 1973 waren de groei-omstandigheden minder gunstig, waardoor over het algemeen een schraler gewas verkregen is. Legering kwam weinig voor en de oogstmachines hebben daardoor vlotter kunnen werken. Uit de gegevens komt duidelijk naar voren dat door een intensievere teeltbegeleiding de deelnemers in staat waren met minder risico vlas van een goede kwaliteit te telen. ZWADPERIODE EN KWALITEIT Vooral het eerste jaar hebben met name de persen met veel storingen te kampen gehad. Na enige aanpassingen funktioneerden de persen aanmerkelijk beter. Toch bleef de capaciteit beneden de verwachting van de deelnemers en de begeleidingscommissie waardoor in een aantal gevallen droog vlas niet tijdig geperst kon worden en door een in vallende regenperiode in dauwroot zijn gevallen. Een vereiste voor het oogsten van groen vlas is, dat het niet te lang in het zwad blijft liggen waardoor het zou kun nen gaan dauwroten. In hoeverre dit gelukt is, kan worden afgelezen in de gemiddelde zwadperiode per kern per jaar zoals de volgende tabel is weergegeven. De deelnemers namen de verplichting op zich gedurende 3 jaar vlas voor die kern te telen en dit met de daarvoor aan gekochte machines te oogsten. In verband met een verhoogd risico is hiervoor door het O. en S.-fonds een subsidie gege ven van 500,per ha per jaar. De machines zijn aange kocht door een loonwerker (N.OjP. en Wieringermeer), een coöperatie (Groningen) of de gezamenlijke kemdeelnemers (Noord-Beveland). Op de aanschaf van de benodigde machi nes is 50 subsidie verleend tot een maximum van 25.000,—. OOGSTMETHODEN In de kernen Noord-Bevel and, N.O.P. en Groningen is het vlas getrokken met een zelfrijdende Depoortere vlastrek- machine (type ARA 1971) met 4 trekelementen en een afleg- apparaat zodat het vlas in een zwad op de grond kwam te liggen om te drogen. Als de bovenkant voldoende gedroogd was, werd het zwad gekeerd met een opraap-keer-bind-ma- chine van Depoortere. Zodra het vlas voldoende droog was kon het geperst worden met een lagedrukpers merk Rivierre Cassalis, type TRA-2100. De geperste pakjes zijn meteen op een aan de pers gekoppelde wagen geladen en afgevoerd. In de Wieringermeer is gewerkt met een zelfrijdende twee- zwads Union-vlastrekmachine, een tweezwads getrokken Union keerder en een Union pers welke op hetzelfde frame als van de vlastrekmachine moest worden gebouwd. De pak ken werden met een pakkenwagen op dwarszwaden gelegd en hieruit in stapels gezet of op de wagen geladen. DE TEELT Van alle deelnemers aan de kernen zijn door het P.A. en de kontaktpersonen van het betreffende consulentschap de belangrijkste gegevens verzameld betreffende de teelt van het gewas. Aan het eind van het groeiseizoen heeft ook een Eén van de arbeidsbesparende methoden bij de vlasoogst. Zwadperiode in dagen 1971 t/m 1973 Kern 1971 1972 1973 Noord-Beveland 22,5 20,4 19,4 Noord-Oost polder 24,9 19,9 24,2 Wieringermeer 22,3 26,2 16,3 Groningen 14,0 11,8 8,4 Lange zwadperiodes zijn vooral het eerste jaar mede ver oorzaakt door machinestoringen. In het laatste jaar is een lange zwadperiode in de N.O.P. voornamelijk een gevolg ge weest van het wisselvallige weer. In Groningen is het vlas wat later en in een rijper stadium1 getrokken. Mede door het gunstige weer in diie tijd is de zwadperiode in deze kern ge middeld korter dan in de andere kernen. In vele gevallen was het door niet op tijd persen of door teveel regendagen in de oogstperiode niet mogelijk het be oogde doel: groen vlas oogsten, te bereiken. Het percentage groen geoogste percelen in de vier kernen geeft het volgende overzicht. Groen geoogste percelen vlas in 1971 t/m 1973 in Van jaar tot jaar en van kern tot kern lopen de percen tages nogal uiteen. De gunstige resultaten in Groningen zijn een gevolg van later en rijper trekken en later persen. In deze jaren is juist in die periode in Groningen het weer droog en zonnig geweest. In 1973 was in de N.O.P. en in de Wieringermeer ten tijde van de vlasoogst het weer bijzonder buiig waardoor er niet tijdig geperst kon worden. In de Wieringermeer is het door de bezwaren van het ombouwen in 1971 en 1972 niet mogelijk geweest tijdig met het persen te beginnen waardoor het vlas te lang is blijven liggen en er meer percelen gedauwroot zijn. Worden de maohinestoringen buiten beschouwing gelaten, dtan lijkt gemiddeld over meer jaren de kans om groen vlas te oogsten met deze methode ca. 50 te zijn. In de vele gevallen dat dauwroten noodzakelijk bleek, be tekende dit niet direkt een waardevermindering van het produkt. Met begeleiding van het IjB.V.L. zijn vele percelen geheel gedauwroot en is de partij voor een goede prijs ver kocht. ARBEIDSBEHOEFTE Door het I.L.R. zijn vooral de eerste 2 jaar uitvoerige ar- beidsstudies verricht bij het trekken, het keren het persen en het laden om een antwoord) te geven op de vraag in hoe verre deze nieuwe methoden een arbeidsbesparing opleve ren. Bij de vergelijking met de traditionele oogstmethode is die op 100 gesteld. Hierbij is uitgegaan van de volgende uit gangspunten, met tussen haakjes het per bewerking beno digd aantal personen: Methode I (traditionele oogstmethode): plukken in bossen met een werkbreedte van 1.30 m en een snel heid van 4 km/u (2), hokken (2), schelven (3) en laden in handwerk (4). Methode II (eenzwadsmethode): plukken in zwad met een werkbreedte van 1.37 m en een snelheid van 6,5 km/u. (1), tweemaal keren met 9,5 km/u (1) en persen met 4,3 km/u. (3). Methode III (tweezwadsmethode): plukken in zwaden met een werkbreedte van 2.20 m en een snelheid van 8 km/u., tweemaal keren met 8,5 km/u. (2), persen met 3,3 km/u. (2), stapelen (2), laden met laadvork (1). Bij alle methoden is uitgegaan van een opbrengst van ca. 8000 kg produkt met 17 vocht en een perceel van 200 bij 100 m. Methode Arbeidsbehoefte in van de traditionele oogstmethode manuren werktijd II III 43 46 63 65 Kern 1971 1972 1973 Noord-Beveland 17 35 33 Noord-Oost polder 0 50 0 Wieringermeer 17 17 10 Groningen 54 73 64 Bij; de methoden I, II en III had van de arbeidsbehoefte in manuren resp. 79, 40 en 15 betrekking op handwerk. De zogenaamde kernmethode levert een arbeidsbesparing van ±12 manuren op. Hier tegenover staat echter een ver hoging van de post loonwerk met 500,tot 600, Dit maakt deze methode economisch duidelijk minder aan trekkelijk. Voor een verdere mechanisatie van de vlasoogst zijn in de eerste plaats persen nodig met een hogere capa citeit waardoor de machinekosten en het aantal manuren per ha verder omlaag gebracht zouden kunnen worden. QE Begeleidingscommissie komt tot de volgende conclu sies: Met de oogstmethoden II en III, toegepast in de vlasker nen, is een besparing aan manuren mogelijk van meer dan 50 en aan werktijd van ruim 30 t.o.v. de tradi tionele methode I. Door de tweemansbediening bij methode III geeft de grotere werkbreedte geen extra besparing aan manuren. De werktijd bij methode III neemt door het stapelen en laden weer toe. Bij de methoden II en III doet de grotere weersgevoelig heid de kans op een langere veldperiode toenemen, zodat tot dauwroten moet worden overgegaan. Dit betekent meer zaadverlies en organisatieproblemen in verband met het samenvallen van het persen en het binnenhalen van het vlas met de graanoogst De verhoging in kosten van de post loonwerk met 500,a 600,bij toepassing van de nieuwe oogst methoden wegen echter niet op tegen de bereikte bespa ring. Om tot nog grotere arbeidsbesparingen en minder oogst- risico te komen, zal op een geheel andere oogstmethode worden overgegaan. Hierbij kan dan worden gedacht aan het hagen van het in het zwad geplukte vlas en het per sen in pakken van 100—200 kg. SCHEREN Het verdient aanbeveling om bij het scheren van schapen de volgende voorzorgsmaatregelen te nemen: Scheer voorzover mogelijk bij droog weer. Natte vachten zullen in de regel door broei of schimmel vorming in kwaliteit achteruitgaan. Omdatpas geschoren schapen nogal gevoelig zijn voor kouvatten is het wenselijk, voor een beschutte plek te zorgen waarin de dieren kunnen schuilen voor regen en wind. Pasgeschoren schapen zijn gevoelig voor zonnebrand. Zorg daarom bij zeer zonnig weer voor een schaduw rijke plaats gedurende de eerste dagen. Laat de dieren zo mogelijk 12 uur vóór het scheren niet eten in verband met de zogenaamde scheerziek- te. De aard van de ziekte is nog niet helemaal be kend, doch de verschijnselen wijzen op een tijdelijk tot stilstand komen van de werking van maag en darmen. De dieren zonderen zich af, gaan liggen en sterven dan snel. Vaak al na enkele uren of in de loop van de dag. Door snel en vakkundig scheren kunnen we het optreden van de scheerziekte aanmerkelijk beper ken. WASSEN Het is van belang de schapen tenminste één keer per jaar met een insectendodende vloeistof tegen huidaan doeningen, luizen en teken te wassen. Om goede resul taten te krijgen dient met alle schapen en lammeren in dezelfde periode te behandelen. De dieren zijn het gemakkelijkst te hanteren als ze direct na het scheren worden gewassen. Voor het was sen is dan ook minder vloeistof nodig. Het wassen van dieren enkele weken na het scheren heeft echter het voordeel, dat de vloeistof door de inmiddels gegroeide wol beter wordt vastgehouden. Hierdoor boekt men een beter resultaat. Het wassen van de dieren dor onderdompeling is een nogal zwaar en tijdrovend werk. Het is gemakkelijker de dieren door een speciaal voor het wassen vervaardig de badinrichting te drijven. AFWENNEN Uit de ervaring is gebleken, dat 8 a 12 weken oude lammeren, die gespeend worden net zo goed of zelfs beter groeien dan dieren die bij hun moeder blijven. Vroeg spenen heeft het voordeel dat de ooien waarvan de lammeren zijn afgenomen op een schrale weide kun nen worden samengebracht. Op deze wijze kunnen we de beste percelen voor de lammeren reserveren. De hieronder volgende punten zijn belangrijk voor de groei van de lammeren: Hok gespeende lammeren gedurende één of meerdere dagen op en geef de dieren alvorens ze in een verse weide te brengen een behandeling tegen maagdarm wormen. Zorg ervoor, dat de dieren ruim worden geweid of worden omgeweid, liefst zonder op de oude percelen terug te komen. Voor het weiden van lammeren zijn kunst weiden (vers land) uitermate geschikt. Percelen waar in het voorjaar ooien met lammeren werden geweid kun nen na half juni beter niet meer met lammeren wor den beweid in verband met maagdarmwormbesmet- ting. Bij gebrek aan ruimte doet men er goed aan de over tollige weidelammeren tijdig van de hand te doen. Het gebeurt nog wel eens dat de verkoop van speen- oude lammeren wordt uitgesteld omdat er toch vol doende gras aanwezig is. Het gevaar bestaat dan ech ter, dat men de gunstige marktperiode, waarin veel vraag is naar weidelammeren, hierdoor mist. De mogelijkheid dat de prijzen van de tot de herfst aangehouden lammeren nauwelijks hoger of zelfs la ger liggen is zeker niet uit te sluiten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 10