r m ii
LANDBOUWSCHAP
Fluorschade in Kanaalzone
en Sloegebied en de
gevolgen in 1974 voor
landbouwhuisdieren
na»
SIS
VAN HET
J. L. Nysingh voorzitter
hoofdafdeling Veehouderjj:
„Als je een omelet wil
bakken, moet je wel een ei
kapot slaan"
6
ƒ9.415,19, en voorts een bedrag van 1.711,52 van door
een veehouder voor de fabriek geteelde suikerbieten.
Het saldo der uitgaven beliep derhalve een bedrag van
157.297,48. Het vergoedingsbedrag voor vlees- en melk-
tekorten bedroeg resp. 38.816,06 en 4.537,54; tezamen
ƒ43.353,60. Dit betekent een direkte „veeschade"-ver-
goeding van ƒ43.353,60 ƒ9.415,19 ƒ33.938,41. Dit is
21,57 van het saldo der uitgaven.
Hierbij moet worden bedacht dat het. gaat om de in
1974 betaalde kosten waarin begrepen kosten en verkre
gen ontvangsten voortvloeiende uit 1973 welke in 1974
werden betaaid resp. verkregen, en niet begrepen kosten
en ontvangsten van 1974 waarvan in 1975 de afwikkeling
plaatsvond.
Direkteur Dr. J. Tesink van de Stichting Gezondheids
dienst voor Dieren in Zeeland te Goes heeft in «en uit
voerig rapport de gegevens bekend gemaakt betreffen
de de Fluoridenuitstoot in de Kanaalzone (Sas van
Gent e.o.) en het Sloegebied, de in 1974 waargenomen
gevolgen voor landbouwhuisdieren, alsmede gegevens
over de door Zuid-Chemie,Hoechst -Holland NV en Pe-
chiney-Nederland NV betaalde schadeloosstellingen. Aan
de samenvatting van dit verslag ontlenen we de volgende
gegevens:
KANAALZONE (Sas van Gent e.o.)
|\OOR de Schaderegelingscommissie Veehouderij Sas
van Gent werden 169 bedrijfsbezoeken afgelegd. De
beide veehouders-taxateur, leden van de commissie, be
zochten iedere maand een aantal bedrijven in de eerste
gevarenzone, waaraan, volgens de commissie, extra aan
dacht moest worden besteed. Aantal bedrijfsbezoeken: 72.
Het gemiddelde fluorgehalte, uitgedrukt in mg per kg
droge stof (ppm), van de onderzochte gras- en bieten-
bladmonsters was in 1974 lager dan in voorgaande jaren.
In hoeverre de vele regens hierbij een rol hebben ge
speeld is niet te zeggen. Wel staat vast dat het percen
tage afwasbare fluoriden in 1974 35 was; in 1973 29. Be
treffende een aantal probleembedrijven, die in het ver
slag worden besproken, wordt opgemerkt dat op één be
drijf begin 1974 nog 13 runderen moesten worden opge
ruimd wegens de in 1973 opgelopen fluorvergiftiging.
Op een ander bedrijf werd door melkderving een be
drag becijferd van 4.537,54, aan toeslag voor twee op
geruimde koeien werd 1260 uitgekeerd. Ook betaalde
Zuid-Chemie voor dit bedrijf tijdens de stalperiode 1974-
1975 de te verstrekken ruw voeders. Met een ander be
drijf kon de schade over de afgelopen twee jaar defini
tief worden geregeld: 2.437,56. Op een drietal bedrij
ven, liggend in de eerste gevarenzone, moesten de scha
pen wegens fluorvergiftiging, opgelopen in 1973 en 1974,
worden afgevoerd. Schadeuitkering: ƒ4.589.
Ook in 1974, aldus het verslag, heeft Zuid-Chemie, zo
als gebruikelijk, alle kosten van onderzoek, begeleiding
vervangend voeder, speciale koekjes en vastgestelde
schade, direkt vergoed, zodra deze bekend waren. Alle
betrokkenen zijn hiervoor zeer erkentelijk. Door Zuid-
Chemie werd 168.424,48 voor bedoelde kosten uitge
geven. Aan slachtopbrengst werd terugontvangen:
H?
.ll
amu. ,iü
Rokende schoorsteen, luchtverontreiniging
SLOEGEBIED
UET aantal bedrijfsbezoeken bedroeg 144. Deze be-
drijven zijn voornamelijk gelegen in en om de kern
Nieuwdorp, d.w.z. globaal genomen ten noordoosten van
Hoechst en Pechiney.
Pechiney schakelde in juni 1974 over op twee zuive
ringssystemen: het zogenaamde droge systeem en het zo
genaamde droog-nat systeem. Hoechst stelde omstreeks
hetzelfde tijdstip twee wassers in werking op de slak-
kenafsteek van de eerste en de tweede oven. De in begin
1972 in bedrijf genomen derde oven was reeds van een
dergelijke installatie voorzien. Door deze verbeteringen
wordt, aldus Hoechst, de fluoremissie per oven met Vz
kg/uur gedrukt.
De resultaten van de grasanalysen op een vijftal be
drijven, verspreid liggend in het meetnet van de Ge
zondheidsdienst, in de -periode 1969—medio 1974 over
ziende en daarbij de verontreiniging door Hoechst met
twee ovens veroorzaakt, omrekent op drie ovens
met inachtneming van de lagere emissie van de derde
oven en deze in mindering brengt op de gevonden
fluorgehalten van het gras toen Hoechst en Pechiney
samen de verontreiniging gingen veroorzaken, zou men
kunnen concluderen dat, in tegenstelling tot de gang
bare mening, Hoechst meer aan de verontreiniging bij
droeg dan Pechiney! Een zelfde conclusie zou men kun
nen trekken voor de periode vanaf medio 1974, toen
Pechiney en Hoechst de zuivering hebben verbeterd,
respectievelijk uitgebreid.
Sinds medio juni 1974 is de verontreiniging van het
gras en andere ruwvoeders in het Sloegebied duidelijk
afgenomen. In hoeverre de vele regens -hiertoe ook heb
ben bijgedragen, is nu nog niet te zeggen. In 1974 werd
onder runderen en schapen een overmatige fluoropname
vastgesteld. Deels heeft deze opname in 1973 plaatsge
vonden, deels in 1974. Of de extra opname van fluoriden
bevattende gronddelen, welke door de vele regens tegen
het gras waren opgespat de weiden waren ernstig
doortrapt hier mede in het spel is gewees.t, is niet
bekend. Hopelijk zullen de door de Faculteit voor Dier
geneeskunde te Utrecht geplande proefnemingen kos
ten industrie hierop een antwoord kunnen geven. Het
percentage afwasbare fluoriden is in de zomermaanden
lager dan in de wintermaanden. Als jaargemiddelde kan
rond de 40 worden aangehouden.
In het verslag zijn ook een aantal probleembedrijven
beschreven. Op één bedrijf kon worden aangetoond dat
'bij een te ruime kalk-fosforverhouding en een laag ko
pergehalte in het rantsoen, fluor een verhoogde nadelige
invloed op het dier uitoefent.
De door de werkgroep voorgestelde regeling ter ver
mindering, dan wel ter voorkoming, van fluorbesmet-
ting tijdens de periode november april kon op één
schapenbedrijf niet worden gerealiseerd. De eigenaar en
de door hem geraadpleegde voorlichter van zijn stands-
organisatie vroegen een, in de ogen van de werkgroep,
onredelijk hoog vergoedingsbedrag, namelijk 250 per
schaap. Hopelijk wordt in 1974 een aanvaardbare oplos
sing gevonden.
Ook in 1974 heeft de industrie in het Sloe zoals ge
bruikelijk de kosten van onderzoek, begeleiding ver
vangende- en speciale voeders en de vastgestelde scha
de aan vlees- en melktekort, direkt uitgekeerd, zodra
deze bekend waren. Een bedrag werd betaald van
114.052,95, waarvan 54.735,13 voor kosten van bege
leiding, laboratoriumonderzoek (incl. gladiolen), rappor
ten e.d.; 54.443,64 aan kosten vervangende- en specia
le voeders en 4.874,18 aan kosten dierschade. Daarvan
was 1.043,95 nog over 1973 verschuldigd. Tevens is 'be
gin 1975 bij de industrie nog 15.774,70 gedeclareerd
voor in 1974 vastgestelde .dierschade" (vlees- en melk
tekort). De eind april 1975 totaal bekende dierschade
over 1974 beliep dus een bedrag van 19.604,93.
BI.
B. A BOKMA
Afdeling Voorlichting
TOEN de heer P. J. Loonen als „grand old man" van
de veehouderij in het Landbouwschap eind vorig
jaar afscheid nam, is hij opgevolgd door een drieman
schap. F. W. Mikkers te Eindhoven werd voorzitter van
de commissie Veredelingslandbouw, P. W. Blokland te
Groot Ammers kreeg de leiding van de commissie Melk
veehouderij en J. L. Nysingh te De Wijk werd het voor
zitterschap van de hoofdafdeling Veehouderij toever
trouwd.
In de landbouworganisatietop zijn hun namen bekend,
maar de zorg voor een nadere kennismaking met de
lezers van deze rubriek wllen wij graag op ons nemen.
De eerste afspraak daartoe is gemaakt met de heer Ny
singh.
HONGER VOEL JE ZELF HET BESTE
|N De Wijk bij Meppel staat het melkveehouderijbe-
drijf van de familie Nysingh. Sinds vorig jaar heeft
men er -de beschikking over een voerligboxenstal voor
zestig koeien. Het bedrijf telt 35 ha grasland. De oude
stal is omgebouwd voor de individuele opfok van jong
vee. Er zijn 27 kalverboxen gemaakt. „Deze eigen opfok
is een hobby van mij", zegt Nysingh. „Het geeft veel
voldoening om de dieren op deze wijze te verzorgen en
op te fokken. Wij proberen de omstandigheden zo ideaal
mogelijk te maken. Overigens vraagt dit werk een bij
zonder scherpe selectie, want je moet je er rekenschap
van geven dat er met een kalf zo'n tweeduizend gulden
in het hokje wordt gezet". Vanwege zijn bestuurlijke ak-
tiviteiten zegt Nysingh gestreefd te 'hebben naar een
eenvoudige bedrijfsvoering. Bij zijn afwezigheid weet hij
het bedrijf trouwens in handen van een uitstekende be
drijfsleider.
De voornaamste bestuurlijke aktiviteiten behelzen:
voorzitter Drents Landbouwgenootschap, bestuurslid
KNLC (vice-voorzitter), voorzitter Veehouderijcommis
sie van het KNLC, voorzitter Gewestelijke Raad van het
Landbouwschap in Drenthe, voorzitter van „De Schot
horst" (het CLO-instituut voor de veehouderij), voorzit
ter Centrale Melkcontrole Dienst (CMD), voorzitter
Stichting Gemeenschappelijke Informatieverwerking
van de rundveehouderij (GIR) en bestuurslid van de
Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren.
„Het is van wezenlijke 'betekenis voor het bestuurlijk
werk om steeds nauw betrokken met de praktijk van
alle dag te blijven. Dat is mogelijk door de intensieve
kontakten als voorzitter van een gewestelijke organisa
tie met de plaatselijke afdelingen en door de betrokken
heid bij het eigen bedrijf. Want je kunt natuurlijk mak
kelijk redeneren, maar honger voel je zelf toch altijd het
beste", zegt Nysingh.
INKOMEN CENTRAAL
URAAG je de heer Nysingh waarom hij zoveel be-
stuurlij k werk op zich heeft genomen, dan krijg je
als eerste bescheiden reactie: „Wel, ik heb er nooit
om staan dringen". En verder: „Als je dit werk doet,
moet je bezield zijn van een stuk idealisme, inhoudend
een versterking van de economische, maatschappelijke
en sociale positie van de landbouw. Wat het samengaan
van een aantal taken betreft, is het zó dat verschillende
zaken in e kaar grijpen of in eikaars verlengde liggen.
Daardoor krijg je een geweldig stuk informatie Hij
voegt eraan toe, dat als je in dit „circus" mee wilt sPe"
len, je een behoorlijk stuk informatie nodig hebt om tot
een redelijke oordeelsvorming te komen.
VELE „DRADEN" KOMEN in LANDBOUWSCHAP
SAMEN
IYE hoofdafdeling Veehouderij met de commissies
U Veehouderij en Veredelingslandbouw worden door
de heer Nysingh a.s heel belangrijke instrumenten ge
zien voor de algemene inkomenspositie van de veehou
derij. Het werk in deze organen van het Landbouwschap
is vrij direkt, omdat het iedere keer weer om de econo
mische positie gaat. Hij vindt het heel belangrijk om zo
veel mogelijk alle besprekingen mee te maken. „Je kunt
niet alles van een papiertje aflezen", zegt hij. Voor het
bestuunijk werk vindt Nysingh het ook van groot be
lang dat in het Landbouwschap veel „draden" samen
komen. Hij wijst o.a. op de planologische belemmeringen
die vooral de veehouderij treffen, omdat juist deze be
drijfstak veel voorkomt in de landschappelijk gevoelige
gebieden. Verder is het struktuurbeieid heel belangrijk
voor de veehouderij, maar hij acht het van groot belang
dat het Landbouwschap ook heel nauw betrokken is bij
de produktieverbetering, zowel in de veredelingsland
bouw als in de melkveehouderij.
GIGANTISCHE PROBLEMATIEK
„|\|E Nederlandse veehouderij heeft een goede konkur-
rentiepositie. Maar net als andere sectoren in de
Nederlandse economie, zitten wij met het probleem van
de sterk stijgende kosten. Geheel -buiten onze schuld om
ontstaat er het gevaar dat wij ons zo wel eens uit de
markt zouden kunnen prijzen. Wij blijven onverkort
volhouden, dat de kostenstijgingen moeten worden te
ruggevonden in de prijzen van de produkten. Daarnaast
moeten wij ook proberen een stuk produktiviteitsstijging
op de bedrijven te verwezenlijken. Bij een matige infla
tie lukt dat ook wel. Maar met de huidige kostenverzwa-
ring wordt het een bijna onmogelijke opgave. De vraag
komt dan aan de orde: hoever kun je nog met het prijs
beleid en ook met het struktuurbeieid nog vooruit?"
Volgens hem rijst hier een gigantische problematiek,
vooral op de veehouderijbedrijven die noch duidelijk
ontwikkelingsbedrijf noch duidelijk saneringsbedrijf zijn.
Om heel goede redenen plegen deze bedrijven geen gro
te investeringen, maar daardoor kunnen zij ook niet de
maximale produktie halen. „Als je ziet wat deze mensen
presteren dan is dat enorm. Maar dat is de tragiek: on
danks het verschrikkelijk harde werken gedurende 365
dagen per jaar, wordt er een inkomen gehaald dat er
niet op lijkt. Dit is één van de essentiële punten voor een
versteviging van het beleid. De vraag is ook: waar moet
het prijsbeleid op afgestemd zijn? De verschillen binnen
de melkveehouderij zijn enorm. Maar veel lager dan de
bovenmoot van de zogenaamde middenbedrijven kun je
toch niet gaan zitten".
VERBETERING PRODUKTIEKAPACITEIT
STOKPAARDJE
PROTE waarde hecht Nysingh ook aan de verbetering
van de ruwvoederWinning en voersamenstelling.
Zijn stokpaardje is zoals hij zelf zegt de verbete
ring van het erfpatroon van het rundvee wat de produk-
tiekapaciteit betreft. „Je moet eens nagaan wat een pro-
duktieverhoging van 4500 kg naar 5000 kg per koe bij
een melkveestapel van 40 koeien betekent voor de ren
tabiliteit van het bedrijf. Onder de huidige omstandig
heden kan er zodoende een meeropbrengst van 10.000
worden gehaald. Daar ligt een stuk eigen verantwoor
delijkheid voor de ondernemer. Daarom is het erg 'be
langrijk, dat het Landbouwschap ook bereid is op het
vlak van de veeverbetering verantwoordelijkheid te
dragen".