KNLC
LANDBOUWSCHAP
VAN HET
Reaktie
Landbouwschap op
Brusselse balans
gemeenschappelijk land
bouwbeleid
E.E.G. balans en
boereninkomen
4
MARKT- EN PRIJSBELEID ONMISBAAR
pjET prijsbeleid zal als belangrijkste instrument van
inkomenspolitiek niet te ingewikkeld mogen zijn.
Het Landbouwschap wenst een eenvoudige methode voor
de vaststelling van één gemiddelde prijs in de Gemeen
schap, echter niet afgestemd op de zogenaamde moderne
bedrijven. Het gaat immers om de algemene inkomens
ontwikkeling buiten de landbouw, de gemiddelde kosten-
toename en de produktiviteit. Binnen dit algemeen gemid
delde zal voornamelijk aan de marktsituatie de prijsver
hoging voor de onderscheiden produkten bepaald moe
ten worden. Tijdelijke wijzigingen in de marktsituatie mo
gen niet te ver doorslaan in het prijsbeleid.
Het EG-landbouwbeleid hoeft niet fundamenteel gewij
zigd té worden. Hoewel het markt- en prijsbeleid als be
langrijkste beleidsinstrument onmisbaar is, zijn er toch
tekortkomingen in het gemeenschappelijk landbouwbe
leid. De moeilijkheden in de internationale geldsfeer heb
ben de weg naar een gemeenschappelijke landbouw
markt weliswaar gebarricadeerd, maar het Brussels land
bouwbeleid schiet zelf ook tekort op een aantal onder
delen.
Aldus de voorlopige conclusie in de openbare be
stuursvergadering van het Landbouwschap, die op 7 mei
j.l. gehouden werd. Het Landbouwschap heeft op een
aantal punten nog onvoldoende inzicht in de bedoelingen
van de Europese Commissie, die deze Balans van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft opgesteld. Het
commentaar van het bestuur is dan ook ten dele geba
seerd op de vermoedens omtrent de Brusselse plannen
en beleidsvoorstellen.
INTERNATIONALE HANDEL
IYE Europese Commissie hecht grote waarde aan de
internationale handel. Zij pleit voor internationale
transacties en overeenkomsten op lange termijn. Het
Landbouwschap tast in het onzekere omtrent de juiste
bedoelingen van de Europese Commissie, terwijl de in
ternationale handel in de toekomst toch van groot be
lang kan zijn. Het is met name niet duidelijk op welke
wijze de Commissie lange termijncontracten tot stand
zal brengen. Inschakeling van particuliere exporteurs
en importeurs kan de Commissie in een moeilijke positie
brengen. Het Landbouwschap is benieuwd naar de wijze
waarop het Europees bedrijfsleven betrokken kan wor
den bjj de voorbereiding van lange termijncontracten.
VOEDSELHULP IS LANDBOUWBELEID
LIET Landbouwschap onderschrijft het Brusselse voor-
nemen om aan voedselhulp een blijvend karakter
te geven. Landbouwprodukten die voor voedselhulp be
stemd zijn, kunnen niet als voorschotten aangemerkt
worden. Voedselhulp moet volgens het Landbouwschap
volledig ingepast worden in het gemeenschappelijk land
bouwbeleid. Het is bovendien noodzakelijk dat interna
tionale particuliere organisaties bij de voedselhulp wor
den ingeschakeld.
MOEILIJKE WEG NAAR BETER MARKTEVENWICHT
HE Europese Commissie wil een beter marktevenwicht
bevorderen en stelt voor de marktordeningen voor
de afzonderlijke produkten zo mogelijk aan te passen.
Het Landbouwschap plaatst daarbij echter enkele kant
tekeningen. De financiële medeverantwoordelijkheid van
de producenten in de melkveehouderij wordt door het
bestuur van het Landbouwschap volledig afgewezen. De
melkveehouder heeft altijd al een bepaald marktrisico
geaccepteerd, gezien het verschil van ongeveer 5 cent
tussen de richt- of streefprijs en de basisprijs van de
melk (de basisprijs is de prijs die de zuivelfabrieken
aan de producenten kunnen uitbetalen). Het begrip over
schot dient zeer voorzichtig opgevat te worden en hoeft
trouwens geen structureel verschijsel te zijn. Een toe
name van 1 van de melkplas in de EG betekent 1 mil
jard kg meer melk; als de EG-inwoners elk 4 liter melk
per jaar minder consumeren, is ook dat gelijk aan 1 mil
jard kg melk. Het Landbouwschap wijst ook de moge
lijke verlenging van het melkprijsjaar af.
Het Landbouwschap is terughoudend ten aanzien van
het door Brussel gevoerde rundvleesbeleid. In de Brus
selse balans werden de oorzaken van de huidige moei
lijkheden nog eens aangegeven. De nadruk valt daarbij
vooral op meer behoefte aan informatie. Eén feit is in de
balans niet vermeld, namelijk dat een aantrekkelijker
markt aanvankelijk tot een geringer aanbod kan leiden,
omdat vee aangehouden wordt voor de vermeerdering.
Het Landbouwschap plaatst vraagtekens bij de Brus
selse plannen om het interventiebeleid te versoepelen.
Lagere interventieprijzen voor rundvlees in de herfst-
periode ondergraven immers het beleid, omdat in het na
jaar een grote uitstoot van rundvee ontstaat. Het Land
bouwschap pleit voor een herziening van het gehele
rundvleesbeleid.
GRAANBELEID - ONAANTREKKELIJK
TEN aanzien van de granen wil de Europese Cotmmis-
sie een geleidelijke aanpassing van de onderlinge
prijsverhouding op basis van de voedingswaarde. De
prijs van zachte tarwe zou volgens dit voorstel tijdelijk
bevroren, moeten worden, terwijl de prijzen van andere
granen min of meer mogen stijgen. Voor de Nederlandse
landbouw is dit niet aantrekkelijk: de tarweproducent
heeft met een lager prijspeil te maken en de verbruikers
staan voor een sterk stijgende maisprijs. Het terugdrin
gen van de teelt van zachte tarwe in de EG levert zake
lijk gezien weinig voordelen op. In een situatie van
schaarste op de wereldmarkt is het belangrijk dat de
broodgraanvoorziening in de Gemeenschap gewaarborgd
is.
Het Landbouwschap heeft bezwaar tegen het huidige
opslagbeleid voor zachte tarwe. De EG dient te voldoen
aan eventuele internationale verplichtingen ten aanzien
van de opslag. Het gaat daarbij om duidelijke gedrags
regels zodra de „opslagtarwe" een bestemming krijgt. De
opslagtarwe mag niet aangewend worden in de Gemeen
schap als de werkelijke marktprijs beneden de richtprijs
ligt.
Het huidige EG-suikerbeleid is volgens de Commissie
strijdig met het specialisatiebeginsel en houdt de produk-
tie in minder geëigende gebieden in stand. Het Land
bouwschap stelt zich op het standpunt dat het quotastelsel
moet worden afgeschaft. Een wijziging van het suikerbe
leid heeft overigens de tijd tot 1979/1980. Wellicht zullen
evenals in het verleden de inzichten van de Europese
Commissie voor die tijd nog weieens wijzigen!
STRUCTUURPOLITIEK
DEHALVE het markt- en prijsbeleid is ook het struc-
tuurbeleid van grote betekenis voor de Europese
land- en tuinbouw. Het Landbouwschap stemt in met het
Brusselse voornemen een aanpassing van de structuur
politiek te onderzoeken. Het is wenselijk dat nationale
steun mogelijk blijft aan andere dan zogenaamde ontwik
kelingsbedrijven. Speciaal voor jonge agrariërs dient
een steunverlening te komen die niet tot ontwikkelings
bedrijven mag worden beperkt.
Het Landbouwschap onderschrijft het belang van een
financiële bijdrage voor bijscholing van agrarische on
dernemers en werknemers. Deze bijdrage betreft de loon
derving en vervangende hulp. De positie van de agra
rische werknemer krijgt in de balans van de Europese
Commissie onvoldoende aandacht.
EENHEID VAN DE MARKT
HET Landbouwschap erkent de positieve betekenis
van de monetaire compenserende grensbedragen.
Het aanvaardt de commissievoorstellen deze compense
rende bedragen te verminderen voorzover deze vermin
dering niet leidt to een daling van de nationale land
bouwprijzen.
De Europese Commissie wil de door de energiecrisis
verstoorde concurrentie opvangen met een algemene re
geling voor het verlenen van steun aan de landbouw. Er
is een volledige inventarisatie gewenst van de steun
maatregelen. De maatregelen die verenigbaar zijn met
de gemeenschappelijke markt kunnen nog ruimte bieden
voor een nationaal beleid.
Het Landbouwschap ontkomt niet aan de indruk, dat
de door de Europese Commissie voorgestelde aanpassin
gen van het beleid leiden tot bezuinigingen in het land
bouwbeleid ten nadele van de producenten, hoewel ge
steld wordt dat producenten en verbruikers gelyk wor
den behandeld.
STRUIKENKAMP.
Een paar maanden geleden, nog net voor de afgespro
ken termijn van 1 maart 1975, verscheen de „Balans van
het gemeenschappelijk landbouwbeleid". Hiermede vol
deed de EG-ommissie aan een haar door de Ministerraad
in oktober vorig jaar gegeven opdracht. Toen n.l. destijds
tot de tussentijdse 5 %-prijsverhoging werd besloten,
moest tegelijkertijd aan de, eerst neezeggende Duitsers,
de genoegdoening worden gegeven dat een inventarisa
tie van voor en tegen van het E.E.G.-landbouwbeleid zou
worden opgesteld.
De geboorte van het stuk lag in de louter politieke
sfeer en het draagt daarvan dan ook de kenmerken. Het
belicht wel alle kanten van het landbouwbeleid, het gaat
ook op het toekomstig beleid in, zelfs per produkt, maar
de geïnteresseerd landbouwlezer stuit toch op veel vaag
heden. Het lijkt ,,elck wat wils" te willen bieden, vooral
dan voorzover het het Duitse bezuiningsstreven en de
Britse zorg om de consument betreft.
De balans is niet opgemaakt door het Brusselse land-
bouwdepartement" alleen, integendeel, vele departemen
ten werkten er aan mee. Daarin ligt ook een voornaam
belang van het document.
Het oordeel over het gevoerde beleid valt n.l. vrij gun
stig uit, als het getoetst wordt aan de doeleinden van
het landbouwbeleid volgens het Verdrag: bescherming
landbouwinkomen (hoeveel nog grote onderlinge ver
schillen), voedselvoorziening, zelfs meevallende kosten
van het beleid (garantie-uitgaven in 1972 maar 0,4%
van het totale inkomen).
GRENZEN AAN PRIJSBELEID
Door het hele verhaal over te gebruiken „beleidsin
strumenten" en aanpassingen daarin, klinkt toch wel
duidelijk door dat het wat zuiniger aan moet. Het prijs
beleid moet afgestemd blijven op het vergelijkbaar in
komen op moderne bedrijven, maar ook op de vraag- en
aanbodsituatie. Men zou kunnen opmerken, dat de prijs
vaststelling altijd een kwestie van afwegen van belan
gen en mogelijkheden is en zal blijven. Maar erger wordt
als na die prijsvaststelling de te bezigen instrumenten,
de middelen om ze te verwezenlijken, naar de verkeerde
kant worden aangepast of omgebogen. En dat staat op
diverse plaatsen in het stuk, ondanks allerlei vaagheden,
toch wel te lezen.
Men zou, met name in de zuivelsector de landbouw
producent zogenaamd financieel mede-verantwoordelijk
willen maken.
De melkprijsverhoging zou in twee fasen moeten ge
beuren (zoals voor dit jaar is besloten), maar de twee
de fase zou kunnen vervallen, als er overschotten ont
staan. Ook zou nog de prijsverhoging in het volgende
jaar kunnen worden uitgesteld.
Bij de granen wordt zelfs duidelijk gesteld dat men
van de dure tarwe-denaturatiepremie definitief af wil.
Voor tarwe moet een op geregelde voedselvoorziening
afgestemd voorraadbeleid worden gevoerd. Wat het rund
vleesbeleid betreft, wordt gesuggereerd dat het aan
koopbeleid in de herfst (juist als het zou moeten wer
ken!) minder strak zou moeten zijn.
In het algemeen wordt gezegd dat met betrekking tot
de exportrestituties meer gewerkt zou moeten worden
met het „goedkopere" inschrijvingsstelsel. Ook de goe
de verhoudingen met handelspartners moeten in de gaten
worden gehouden. Vaag en weinig vertrouwenwekkend
is de stelling dat overschotten zo veel mogelijk op de
binnenmarkt moeten worden gesleten, zonder dat het
echter Brussel meer geld kost. Misschien is die para
graaf alleen voor Brits gebruik in verband met het ko
mende referendum.
Terecht is in de laatstgehouden openbare Landbouw
schapsbestuursvergadering vooral principieel protest
aangetekend tegen al dit soort achteraf ondergraven van
de gestelde inkomensgarantie door onvoldoende midde
len of afwenteling ten laste van de producenten. Het
marktbeleid moet in de loop van het seizoen de kans
hebben om richtprijzen waar te maken, niet gehinderd
door financiële en louter politieke factoren.
WAT BIEDT BRUSSEL NOG 7
Nu de inkomenssituatie in de landbouw zoveel minder
florissant is geworden, wordt klemmender de vraag ge
steld, wat de E.E.G. nog kan doen aan de nodige ver
betering van het landbouwinkomen. Dan stemt lezing van
de „Balans" niet zo optimistisch.
Het Commissiedocument wijst er ook op hoe het ver
dere gemeenschappelijke beleid in gebreke is gebleven,
hoe geldpolitieke moeilijkheden het landbouwbeleid
frustreerden, hoe er niets van de strijd tegen nationale
steunmaatregelen terecht kwam.
Het schijnt dat, anders dan eerst was gedacht, het
Europese Parlement nog wel wat werk wil maken van
deze balans. Ook de Ministerraad besloot om er straks
nog eens echt voor te gaan zitten. Het lijkt gewenst dat
daarbij dan een paar dingen goed uit de verf komen.
Ten eerste zou men dan na het verwachte hernieuw
de Britse ja moeten vaststellen dat een stuk gemeen
schappelijk beleid, dat zo gunstig wordt beoordeeld,
voortgezet en zoveel mogelijk verbetert dient te worden.
En niet, wat het belangrijke onderdeel van het prijsbe
leid betreft, duidelijk verzwakt door onvoldoende of on
juiste instrumenten te hanteren.
Men zou voorts goed moeten nagaan waar en hoeveel
het gemeenschappelijk beleid toch, hoe dan ook, aan be
perkingen onderhevig zal blijven. Om vervolgens, gezien
de doorgaande aantasting van het reële landbouwinko
men, af te spreken wat dan door de nationale regerin
gen zelf eventueel zou kunnen en mogen worden ge
daan.