LANDBOUWSCHAP
De teelt van witlofwortels
VAN HET
Bijenhouders
in zorgen
Attentie bijenhouders!
12
a
J. E. DAM IN „ASPEKTEN VAN DE LAND
BOUW IN DE USSELMEERPOL-
DERS", APRIL 1975
BEMESTING
Voor de teelt van witlofwortels is doorgaans de vol
gende bemesting nodig: 300 a 400 kg super 43 per ha,
800 kg patent-ka.i per ha, of 400 kg kalizout 60 per
ha. Bij gebruik van kalizout een aanvulling geven van
200 en 300 kg kieseriet per ha. Een stikstofbemesting is
in het algemeen ongewenst.
De belangstelling voor de teelt van witlofwortels op
akkerbouwbedrijven is de laatste jaren sterk toegeno
men. Teelttechnisch past de verbouw van witlofwortels
goed op deze bedrijven. Ook financieel is het een niet
onaantrekkelijke teelt.
GROND
De beste gronden voor de teelt van witlofwortels zijn
de zavel- en lichte kleigronden met 15 tot 30 afslib-
bare delen. Zo mogelijk met een pH rond de 7 en met
een of meer procenten koolzure kalk. Storende lagen
mogen in de gronden niet voorkomen. De struktuur en
het vochthoudend vermogen moeten goed zijn. Door
toepassing van ruggenteelt is het goed mogelijk om ook
op gronden met meer dan 30 afslibbare delen met
sukses witlofwortels te telen. De oogst verloopt echter
veelal moeilijker dan op de lichtere gronden, vooral als
de oogst in de loop van november plaatsvindt.
VOORVRUCHT EN VRUCHTWISSELING
Witlof wordt bij voorkeur gezaaid op gronden die
weinig stikstof bevatten. Een goede voorvrucht is het
graangewas, het is namelijk bekend dat in de gronden
waarop het voorgaande jaar graan heeft gestaan weinig
stikstof voorkomt.
Wanneer bijvoorbeeld een voorvrucht van aardappe
len, suikerbieten of peen aangetast was door sclerotinia
of violet, dan moet geen opvolgende teelt van witlof-
wortels worden toegepast. Hoewel de gezonde gronden
met sukses enkele jaren achtereen witlofwortels geteeld
kunnen worden, moet toch de voorkeur gegeven wor
den aan een vruchtwisseling van één keer per drie a
vier jaar.
GRONDBEWERKING
De witlofwortel reageert sterk op de bodemstruktuur.
Een lichte struktuur geeft een onregelmatige opkomst
met veelal een groot percentage afwijkende wortels bij
de oogst. Gronden met 18 en meer afslibbare delen
dienen voor de winter diep geploegd te worden. In het
voorjaar, als de grond goed bewerkbaar is, nog een keer
diep lostrekken. Ook het ondergedeelte van de bouw-
voor moet in goede konditie zijn voor een witlofteelt.
Witlof vraagt een goed doorwortelbare grond. Daarom
verdient het alle aandacht om een eventueel aanwezige
ploegzool of slecht doorlatende lagen los te trekken.
De ruggen dient men minimaal drie weken voor de
inzaai op te bouwen. Een natuurlijke bezakking van de
rug kan dan plaatsvinden. Tevens krijgen aanwezige
onkruidzaden gelegenheid om te kiemen
van 7fiWSrdi €Cn ru^afstand aangehouden
hoogte van een pas opgebouwde rug
moet 22 a 25 cm zijn. Na bezakking en inzaai is de
hoogte ongeveer 18 a 20 cm.
ZAAIEN EN ZAADHOEVEELHEID
Gepilleerd witlofzaad vraagt niet alleen een goed
verzorgd zaaibed, maar ook voldoende vocht en een
voldoende hoge temperatuur om een vlotte en goed veld-
opkomst te verkrijgen. By zaaien dient er op gelet te
worden dat de pillen met vochtige grond in aanraking
komten. Er moet een zaaidiepte aangehouden worden van
1 tot 1,5 cm. Er worden zowel één als twee rijen op de
rug geteeld. Een nadeel van twee ryen op de rug is, dat
bij het rooien meer grond moet worden verwerkt, wat
vooral onder natte omstandigheden veel bezwaar geeft.
Door uitbreiding van de oppervlakte witlof op de be
drijven, wordt het steeds moeilijker om met het dun-
werk klaar te koinen. Mede hierdoor wordt gestreefd
naar zaai op eindafstand. Uitgaande van een gewenst
aantal planten van 200.000 tot 180.000 per ha (vroege
selektie en late selektie) kan bij een veldopkomst van
ongeveer 70 een zaadhoeveelheid worden aangehou
den van 300.000 stuks pilienzaad per ha. De kiemkracht
van het zaad mag bij deze zaaiwijze niet minder dan
80 zijn. Wil men het risiko van een mogelijk te dun
ne stand uitsluiten, dan moeten 350.000 stuks pillen per
ha worden gezaaid.
ONKRUIDBESTRUDING
Voor de bestrijding van onkruid in witlof kan ge
bruik worden gemaakt van:
Kerb 3 kg; toepassen direkt of kort na zaaien van
de witlof. Praktijkervaringen hebben geleerd dat dit
middel ook kort voor de inzaai gebruikt kan wor
den.
Legurame 7 1. chloor I.S.C. 1,5 1. per ba; toepas
sen direkt of kort na inzaai.
Paraquat (Gramoxone) 3 1. per ha. Dit middel kan
gemengd met de andere middelen worden toegepast.
Waarschuwing: Deze middelen kunnen niet gebruikt
worden na opkomst. Afhankelijk van konditie zaaibed
en waarsomstandigheden kunnen witlofkiemplantjes 4
dagen na zaaien boven de grond staan.
B. A. BOKMA
Afdeling Voorlichting
FR heerst grote ongerustheid onder de ongeveer ne-
genduizend imkers in ons land. Zij zien de toekomst
met zorg tegemoet. In de afdeiing Bijenteelt van het
Landbouwschap vindt hun zorg weerklank. De afdeling
heeft inmiddels bij het dagelijks bestuur van het Land
bouwschap aan de bel getrokken. Bij de eerstvolgende
bespreking met de minister van Landbouw zullen maat
regelen ten gunste van de bijenteelt aan de orde worden
gesteld.
Een grote zorg van de imkers geldt het instandhouden
van de bijenvolken. De natte herfst heeft ook de bijen
parten gespeeld. Het vele regenwater belemmerde hen in
het zoeken naar voedsel. De zachte winter met soms
warme" dagen leidde bij het nijvere bijenvolkje tot een
hoogst ongezonde werkdrift. Wel werken en niet eten
houdt ook een bij niet vol. Toen bovendien het echte
voorjaarsweer langer op zich liet wachten dan gewoon
lijk, vreesden veel imkers het ergste.
Een drastische vermindering van de bijenvolken is
niet alleen voor de bijenteelt een zware klap, maar kan
ook nare gevolgen hebben voor andere sectoren van
land- en tuinbouw.
BETEKENIS BLIENHOUDERIJ
NIET ONDERSCHATTEN
DE betekenis van de bijenhouderij moet niet onder
schat worden. De directe waarde door de produktie
van honing en was kan geschat worden op 2,5 miljoen.
Van de inlandse produktie is heidehoning zeer gevraagd.
Door het beperkte aanbod kan er vaak een heel goede
prijs gemaakt worden. Het grootste deel van de inlandse
honing is echter koolzaadhoning, die door de consument
lager wordt gewaardeerd. Om aan de binnenlandse
vraag te voldoen moet er honing ingevoerd worden.
Iedere kilo inlandse honing draagt dus in gunstige zin bij
aan de nationale betalingsbalans.
(De indirecte waarde van de bijenteelt wordt vooral
bepaald door de bestuiving van land- en tuinbouwge-
wassen. De afdeling Bijenteelt heeft een overzicht ge
maakt van gewassen waarbij de bestuiving door de ho
ningbij van betekenis is of kan zijn.
BIJEN ONMISBARE FUNKTIE
FRUITTELERS, vooral op de meer of minder geïso-
leerd liggende bedrijven, zijn overtuigd van de nut
tige medewerking van de bij. Vaak huren zij zelf bijen
volken, vooral in de „nieuwe" fruitteeltcentra als de
LJsselmeerpolders, Zeeuws-Vlaanderen en Noordwest
Brabant. Wat betreft h%t klein fruit werd vorig jaar met
een eenvoudig proefje aangetoond, dat de slechte vrucht
zetting van de frambozen een gevolg was van onvol
doende bestuiving. Het totale areaal aan pit- en steen-
vruchen en klein fruit open grond bedroeg in 1974 bijna
35.000 ha. Ook voor de augurkentelers zijn de bijen on
misbare medewerkers.
Bij de zaadteelt, zowel onder glas als op open grond,
staan zulke grote financiële belangen op het spel dat het,
volgens het Landbouwschap, onverantwoord zou zijn de
bestuiving aan het toeval over te laten. Hierbij moet
vermeld worden dat de werklust van de bij niet altijd
even gelegen komt. De komkommertelers bijvoorbeeld
kunnen de bijen missen a.s kiespijn. Na een bezoek van
een bij aan de komkommerbloesem kan er zaadvorming
ontstaan. Het produkt heeft dan vrijwel alle waarde
voor de markt verloren. Door overleg tussen tuinders en
imkers in de afdeling Bijeneelt worden voor dit soort
problemen oplossingen gezocht.
Wel bijzonder wordt de bij gewaardeerd door telers
van koolzaad, karwij en veldbonen en de Boskoopse
kwekers. Wat de landbouwgewassen betreft kreeg de bij
in 1974 een werkterrein van ruim 18.500 ha.
SUIKERPRIJS BEPALEND
7IJN het enerzijds de klimatologische omstandigheden
die de bijenhouders zorgen baren, anderzijds vor
men de snel stijgende kosten een probleem. Een heel be
langrijke kostenpost voor de ifiikers is het voedsel voor
de bijen: suiker, ter vervanging van de honing die men
sen liever zelf opeten. Lang vóór de tweede wereldoor
log werden de bijenhouders in de gelegenheid gesteld
door de minister van Financiën om onder bepaalde voor
waarden goedkope suiker accijnsvrij te betrekken.
Een van de voorwaarden was onder meer dat de suiker
voor menselijke consumptie ongeschikt gemaakt werd
(denatureren). De regeling werd gewijzigd bij de invoe
ring van de E5G-suikerregeling en de btw. Er kwam een
„Brusselse" denaturatiepremie, die in 1974 voor de im
kers een voordeel betekende van 27,52 per 100 kg sui-
In verhand met de abnormale ontwikkeling der
hijenvolken door ongunstige weersomstandigheden
zullen vele hijenhouders proheren iedere gelegen
heid aan te grijpen om hun bijenvolken weer in
conditie te brengen of honing te winnen. Daardoor
verwacht het Rijksbijenconsulentschap dat de trek
naar Zeeuws-Vlaanderen groter zal zijn dan nor
maal, wat door zijn speciale ligging en door ontbre
ken van koolzaadvelden elders, gevaren met zich
mee kan brengen.
Vandaar dat het Consulentschap in algemene
dienst voor Bijenteelt te Hilvarenbeek ons verzoekt
het volgende bericht te willen opnemen:
Bijenhouders, woonachtig in Zeeuws-Vlaanderen,
die met hun bijenvolken naar koolzaadvelden IN
hun gebied willen reizen, worden verzocht op al
hun kasten of korven, duidelijk en onuitwisbaar,
hun naam en adres aan te brengen.
Bijenhouders uit de overige delen van Nederland
en de provincie Zeeland, moeten bovendien nog een
GEZONDHEIDSVERKLARING
aanvragen, als bedoeld in artikel I onder a. van de
Vervoersbeschihking bijen 1972. Deze Gezondheids
verklaring ux>rdt al of niet verstrekt door bovenge
noemd Consulent schap te Hilvarenbeek. Zonder
deze Verklaring mag men géén bijenvolken bij
koolzaadvelden plaatsen. Dit in verband met de be
strijding van besmettelijke bijenziekten in Neder
land.
ker. Na aftrek van distributiekosten e.d. lag de prijs van
de bijensuiker op ongeveer 90 cent per kg.
Helaas heeft „Brussel" besloten de denaturatiepremie
af te schaffen. Weliswaar blijft het accijnsvrij dom bij
denaturatie van 4,50 per 100 kg gehandhaafd, maar dit
weegt niet op tegen de kosten van denatureren. Een en
ander betekent een gemiddelde kostenstijging vanwege
de suiker van ruim 7,50 per volk per jaar. Gevreesd
wordt dat de hogere kosten niet opgevangen kunnen
worden door een hogere honingprijs. Op de wereldmarkt
daalt de honingprijs zeds. Het is dus alleszins begrijpe
lijk, dat de bijenhouder zich grote zorgen maakt over de
toekomst. De zorg geldt ook de organisaties van de
bijenhouders en de financiering van het praktijkonder
zoek.
Het Landbouwschap is er voor, dat de overheid een
subsidie verstrekt per kilogram te denatureren suiker
en dat het btw-tarief op gedenatureerde suiker wordt
verlaagd. Dan zullen de boeren en tuinders zeker kun
nen zijn van de hulp van hun miljarden ijverige gevleu
gelde medewerkers.
„BRUSSEL" AARDAPPELMARKT REGELEN
De Europese Commissie heeft de ministerraad van de
EEG voorstellen gedaan voor een gemeenschappelijke
narktordening voor aardappelen. Het „dagelijks be-
rtuur" van de EEG wil daarbij beginnen met de vroege
ïardappelen.
De marktox uening zou in hoofdzaak het vrije verkeer
/an de aardappelen in de gemeenschap regelen. Dat be
ekent onder meer dat Duitsland en Frankrijk hun stel-
els van minimumprijzen moeten afschaffen. Er worden
gemeenschappelijke kwaliteitsnormen van kracht en de
handel met derde landen wordt gereglementeerd door
middel van een stelsel van referentieprijzen. Het is niet
de bedoeling om voor aardappelen een interventierege
ling in het leven te roepen, dus niet dat aardappelen te
gen een van te voeren vastgestelde minimumprijs zul
len worden opgekocht of met behulp van subsidie wor
den vernietigd als het aanbod te overvloedig is.
In een eerste reactie op het voorstel van de Commis
sie heeft een woordvoerder van het produktschap voor
aardappelen meegedeeld dat op het eerste gezicht gezien
het Nederlandse bedrijfsleven wel ingenomen is met een
zekere regeling, al moet de vraag worden gesteld wat on
der „vroege aardappelen" zal worden verstaan. Het Ne
derlandse bedrijfsleven (landbouw, handel en industrie)
wenst een „lichte" regeling, waarbij gezamenlijke kwali
teitseisen worden toegepast, verstoring van de markt
door derde landen wordt voorkomen en het onderling
verkeer tussen EEG-landen wat de aardappelen betreft
vrij wordt gelaten. Ook het Produktschap acht interven
tie onjuist op .grond van overwegingen wat betreft uit
voering, financiering, sanering van de teelt en afzet.