De vergelingsziekte
in
suikerbieten
Wat werd tussen
minister van Landbouw en
Landbouwschap beproken
Bespreking landbouw
bedrijfsleven met L.E.I. over
opzet voorcalculaties
akkerbouw
5
Zwarte bonetuis: alteen
zuigschade
De geringe hoeveelheid
spuitvloeistof is de enige
reden geweest dat som
mige bespuitingen bij het
voorkomen van de verge
lingsziekte in de suikerbie
ten in 1974 gefaald hebben.
Er is geen aanleiding om
bij één van de toegelaten
middelen aan resistentie te
denken.
Dat wil niet zeggen dat
er geen verschil in effecti
viteit bestaat tussen de di
verse middelen, in prin
cipe is de werking van alle
produkten voldoende. De
onderlinge verschillen be
rusten in de eerste plaats
op de werkingswijze. Om
dat bladluizen zich bij voorkeur aan de onderzijde van
het blad ophouden en dus moeilijk geraakt worden, wor
den de beste resultaten bereikt met systemische midde
len, m.a.w. met middelen die door de plant worden op
genomen en getransporteerd en met het plantesap door
de luis worden opgezogen. Bij de niet-systemische mid
delen moet elke luis geraakt worden en dat is natuurlijk
veel moeilijker.
Wel is het zo, dat vooral onder droge omstandighe
den, waarbij al tijdens het spuiten veel „verdamping"
van de spuitvloeistof optreedt met veel water (500
800 1/ha) gespoten moet worden.
Aldus .Shell en de Landbouw" van april '75. waarin
aan het vergelingsziektebestrijdingsprobleemjaar 1974
aandacht wordt besteed. Hoe was toen de situatie?
De groene perzikluis. Myzus persicae L., overwintert
als (virusvrij) winterei en vliegt dan rond half mei, via
virusbronnen als voederbietkuilen en stekbieten, naar
het jonge suikerbietengewas. Wanneer in die tijd van het
jaar gemiddeld één exemplaar per 5 planten gevonden
wordt, dan volgt de radiowaarschuwing om te spuiten.
De eerste klap die dan aan de ongevleugelde generaties
uitgedeeld moet worden, is meer dan een daalder waard,
want niet alleen is de schadekans voor het jonge gewas
relatief veel groter, bovendien wordt voorkomen dat de
gevleugelde generatie, die vanaf half juni optreedt en
die zorgt voor de secundaire verspreiding van het virus
binnen het veld, al te groot zou worden.
Wat gebeurde er nu in 1974? Twee dingen, die beide
nauw samenhangen met de zeer zachte voorafgaande
winter. Ten eerste kwam er overal veel bietenopslag
voor, die het aantal virusbronnen sterk vergrootte. Ten
tweede, er bleken ook volwassen luizen in staat de „win
ter" te overleven.
Gevolg van dit alles was dat al zeer vroeg in het jaar
een hoog percentage besmette luizen aanwezig was; de
totale omvang van de luizenpopulatie was echter niet
veel hoger dan in voorgaande jaren!
In tegenstelling tot andere jaren was de eerste genera
tie van de perzikluis, die naar het jonge bietengewas mi
greert, al zwaar besmet. Mede doordat de waarschuwin
gen van de voorlichtingsdienst niet onmiddellijk (maar
vaak na pas 10 dagen of meer) werden opgevolgd, liep
de zaak al vroeg uit de hand. Want laten we niet verge
ten, dat de vergelingssymptomen pas na z'n 3 weken
zichtbaar worden. Dus denkt u niet: ik heb gespoten
voordat zelfs het eerste gele blaadje zichtbaar was, dan
was ik toch op tijd Nee, dan kunt u best al een paar
weken te laat geweest zijn!
t
Het advies is dus: spuit op tijd, d.w.z. onmiddellijk
(dezelfde dag als het even kan) na de waarschuwing; of
liever nog, houd zelf een oogje op uw gewas en kijk aan
die onderzijde van de bladeren: de groene perzikluis
leeft niet in kolonies (zoals de zware boneluis op de foto)
maar komt zeer verspreid en individueel voor. Bij 1 luis
per 5 planten: neem geen risico, maar spuit!
Aldus „Shell en de Landbouw".
"|"IJDENS de op woensdag 16 april gevoerde maandelijkse
bespreking van het Landbouwschap met de minister
van Landbouw is uitvoerig gesproken over tuinbouwaange-
legenheden, het rundvleesbeleid, moeilijkheden in de pluim
veehouderij en over het agrarisch onderwijs. Allereerst
kwam ter sprake het aangevraagde onderhoud met het ka
binet. De wensen van het landbouwbedrijfsleven zijn op 9
april j.l. aan de minister van Landbouw aangeboden. De
minister deelde mede, dat de gevraagde maatregelen zeer
nauwkeurig bestudeerd worden en in overleg met andere
betrokken ministeries in een nota aan het kabinet voorge
legd. Daarna dit onderhoud plaatsvinden, uiteraard zo spoe
dig mogelijk en naar verwachting binnen enkele weken.
TUINBOUW AANGELEGENHEDEN
De Europese Commissie zou de intrekking eisen van de
restitutie van gemiddeld 0,7 cent per m3 aardgas voor groot
verbruik. De restitutieregeling is een wezenlijk onderdeel
van de aardgasprijs die tot 1 oktober a.s. geldt. De Euro
pese Commissie geeft in haar Energiememorandum van juni
de mogelijkheid aan om een bijdrage te verlenen in de hoge
re energiekosten. Van deze mogelijkheid is aardgas niet uit
gesloten, aldus meent het Landbouwschap.
Minister Van der Stee wees er echter op, dat het hardnek
kig Nederlands verweer gevolgen kan hebben bij de komen
de gesprekken over het energiebeleid in die tuinbouw. De
minister zal de restitutie binnenkort wel moeten beëindigen.
Het Landbouwschap wijst in dit verband nog eens nadrukke
lijk op de lastenverzwaring in de tuinbouw, welke hieruit
voortvloeit. De inkomensontwikkeling laat deze lastenver
hoging niet toe.
Het Landbouwschap heeft vernomen dat nu uitvoering
gegeven zal worden aan de in december 1974 overeengeko
men regeling voor de aardgasprijs bij kleinverbruik (jaarlijks
verbruik tussen 30.000 en 170.000 m3). De prijsregeling die
voor het kalenderjaar 1975 zou gelden, is nu beperkt tot 1
oktober a.s. hetgeen een prijsverhoging op jaarbasis zou
kunnen betekenen.
Minister Van der Stee meent dat de datum 1 oktober in
de prijsregeling gezien moet worden in het licht van de con
tracten voor grootverbruikers, die per die datum vernieuwd
worden.
Het Landbouwschap wijst erop, dat de Stichting Uitvoe
ring Landbouwmaatregelen (STULM) een verklaring moet
afgeven over het al of niet kleinverbruiker zijn in de tuin
bouw. Een overbelasting van de STULM kan volgens het
Landbouwschap de uitvoering van de prijsregeling ernstig
vertragen. De heer Van der Stee is bereid de administratieve
afwerking van de zogenaamde STULM-verklaringen waar
mogelijk te bespoedigen.
Het Landbouwschap heeft zijn zorgen bij de minister uit
gesproken over de uiterst bedenkelijke marktsituatie bij
tomaten. Ondanks de opgelegde invoerheffingen bij invoer
uit derde landen duurt het minstens twee weken voordat
deze heffingen effect hebben. Het Landbouwschap dringt
aan op een snelle en effectieve toepassing van het referen-
tieprijsstelsel. Ook pleit het voor een vervroegde toepassing
van de referentieprijzen voor tomaten in 1976, namelijk op
1 maart in plaats van op 1 april.
De heer Van der Stee deelt de zorgen over de prijsont
wikkeling, maar ziet binnen het referentieprijsstelsel geen
mogelijkheden tot verbetering. Behalve de importen uit der
de landen (Marokko, Canarisohe Eilanden) hebben ook .de
grotere aanvoeren in Nederland en de slechte weersomstan
digheden (ongunstig voor de consumptie) een ongunstige in
vloed op de marktsituatie.
AARDAPPELVERWERKING EN VALHOOGTE
Naar aanleiding van het artikeltje „Teleurstel
lend" in ons blad van vrijdag 11 april van de hand
van de heer Zinkweg waarin o.m. gewezen wordt
op de geringe belangstelling van bedrijfsleven en
handel om afdoende maatregelen te treffen om de
kwaliteit van consumptie-aardappelen door het be
perken van de valhoogte te behouden wijst Vrede-
stein Loosduinen B.V. ons op het volgende:
Hoewel de oplossing om de problemen rondom
de valhoogte van aardappelen door ons anders be
naderd wordt dan door de heer Zinkweg (transpor
teur met zijn Zwanenhals), menen wij er goed aan
te doen u te attenderen op het feit, dat door ons
zowel voor silo's als kisten zgn. rubber aardappel
membranen zijn ontwikkeld, welke tot doel hebben
als valbreker te fungeren en daardoor het blauw
worden tot een minimum te beperken.
Praktijkproeven staan uit zowel in samenwerking
met het instituut I.R.L., als met het overslagbedrijf
C. Meyer te Kruiningen.
Wij nemen aan u met deze informatie van dienst
te zijn.
RUNDVLEESBELEID
MET Landbouwschap is de minister erkentelijk voor de
in het begin van de week genomen besluiten ter on
dersteuning van de inkomensvorming in de rundveehouderij.
Het betreft de verruiming van de interventie, de slachtpre-
mieregeling vanaf 1 mei a.s. en de exportsubsidie voor zo
genaamde fokstieren van zuiver ras.
(Zie verder pag. 10)
hJAAR aanleiding van de onlangs in Noord-Beveland
en. Oost Zuid-Beveland opgestelde akkerbouwrap-
porten en de voorcalculaties 1975 van het L.E.I. vond
maandag 21 april te Goes tussen vertegenwoordigers
van het L.E.I. de Hoofdafdeling Akkerbouw van het Land
bouwschap, de 3 Zuid-Westelijke Landbouworganisaties
en de opstellers der beide rapporten een gesprek plaats
omtrent de wijze waarop de voorcalculaties tot stand ko
men.
Met name de volgende onderwerpen werden daarbij
door het georganiseerde bedrijfsleven naar voren ge
bracht.
1. De representativiteit van de LE.I.-voorcalculaties
wordt in twijfel getrokken. Enerzijds immers weigert
omstreeks de helft van de aangezochte bedrijven me
dewerking, terwijl anderzijds de gemiddelde bedrijfa-
grootte van de L.E.I.-bedrijven in he Zuid-Westen van
42 ha niet als representatief worden gezien.
Aangedrongen is om nog meer aandacht aan de re
presentativiteit van de steekproef te wijden en ander
zijds meer bij de reëele situatie qua bedrijfsomvang
aan te sluiten door bijvoorbeeld de uitkomsten voor
meerdere bedrijfsgrootte - klasse te berekenen zoals
kleiner dan 20 ha, 2040 ha en groter dan 40 ha.
2. Met name het uitgangspunt pacht bij de L.E.I.-calcula
ties sluit niet aan bij de hedendaagse praktijk. Van
CLO-zijde is aangedrongen om naast de arbeidsop-
brengst per bedrijf op pachtbasis, ook de arbeidsop-
brengst op eigenaar/gebruikersbasis te berekenen.
Ook van de zijde van het L.E.I. werd gekonstateerd,
dat de berekening van de kosten voor grond en ge
bouwen één van de moeilijkste punten is. Bij de voor
calculatie 1975 worden overigens de extra kosten voor
de eigenaar/gebouwen (f 375,/ha) uitdrukkelijk ge
noemd. Overigens werd vanuit het Z.W. gekonsta
teerd dat de totale kosten van grond en gebouwen op
pachtbasis in praktijk hoger liggjen dan nu in de voor
calculatie is opgenomen.
3. ARBEIDSKOSTEN
"LI ET L.E.I. was het met de samenstellers der rap
porten eens, dat naast de totale bruto arbeids
kosten op C.A.O.-basis een extra bedrag voor be
drijfsrisico c.q. ondernemersschap moet worden inge
calculeerd. Het L.E.I. geeft in haar voorcalculatie hier
voor een bedrag van 43,50 per S.B.E., of ongeveer
f 200,per ha aan. Door het bedrijfsleven is erop
aangedrongen deze post in het vervolg volledig onder
de arbeidskosten op te nemen.
4. PRESENTATIE - BEREKENINGEN
Gekonstateerd werd dat de presentatie van voor- en
nacalculaties veel extra zorg zal vergen om te voor
komen, dat door de niet ingewijde lezer op onjuiste
wijze de eind-uitkomsten worden vergeleken met de
inkomens van loon- en salaristrekkenden. Met name
is het gewenst om duidelijk aan te geven wat er na
aftrek van alle arbeidskosten aan netto winst of verlies
overblijft ien wat het verteerbaar inkomen dan is, in
vergelijking met andere inkomens. Door de Zuid-Wes-
teiijke CLO's werd er tenslotte op aangedrongen om
naast de nu gebruikelijke berekeningen ook kostprij
zen voor de belangrijkste produkten te berekenen.
Met name voor een aantal vrije produkten, zoals aard
appelen en uïen, kan het voor vele boeren immers
belangrijk zijn om over de kostprijsontwikkeling van
deze produkten geïnformeerd te worden. Ook voor
de belangrijkste garantie-produkten heeft overigens
een kostprijsberekening veel waarde.
C AMENVATTEND kan gekonstateerd worden dat deze
bespreking ongetwijfeld de theorie en de praktijk
nader tot elkaar heeft gebracht. Zeker wanneer de naar
voren gebrachte suggesties vanuit het Zuid-Westelijk be
drijfsleven in het voortgezette overleg tussen L.E.I. en
Landbouwschap zoveel mogelijk worden verwezenlijkt.
Immers waar het uiteindelijk om gaat is dat in het over
leg tussen overheid en bedrijfsleven uitgegaan kan wor
den van, door een afhankelijke instelling als het L.E.I., op
gestelde gegevens omtrent de ontwikkeling van kosten,
opbrengsten en inkomens in de landbouw, die zeer nauw
aansluit bij de realiteit zoals die zich in de praktijk voor
doet.
De bespreking van afgelopen maandag was in dit ka
der duidelijk een stap in de goede richting!
LUTEIJN.
-