HET PLANTEN VAN KNOLSELDERIJ
VRAAGT ALLE AANDACHT
19
F. VADER,
Consulentschap voor de tuinbouw
Goes
De teelt van knolselderij start op de meeste bedrijven met het planten, omdat men de
planten in de regel niet zelf opkweekt. Het blijkt ieder jaar weer, dat de omstandighe
den bij het planten van grote invloed zijn op het goed of minder goed slagen van de teelt.
Hierbij zijn ook de voorbereidingen van groot belang. In dit artikel worden enkele aspec
ten, die hierbij van betekenis zijn, nader belicht.
Want, in het kort samengevat moet om een goed resultaat bij de knolselderijteelt te
kunnen verwachten, het planten en de voorbereiding hiervan goed uitgevoerd worden.
Belangrijk hierbij zijn de grondbewerking, d«; kwaliteit van het piantmateriaal, de afstel
ling van de plantmachine en ook de deskun digheid van de planters. Dit laatste punt kan
men goed geïllustreerd zien, als de ene ry goed staat en de andere er vlak naast soms
50 of meer weggevallen planten heeft.
Na het planten is het losmaken van de pond, een goed uitgevoerde onkruidbestrijding
en dikwijls een luisbestrijding noodzakelijk. Hopelijk kunnen de in dit artikel uitgewer
kte adviezen bijdragen tot een goede start van de teelt van knolselderij.
BEMESTING
IfNOLSEDDERIJ heeft behoefte aan een stevige be
mesting, vooral van stikstof en kali. De behoefte
aan fosfaat is minder groot.
De totale behoefte aan stikstof is, afhankelijk van de
grondsoort en de groeiomstandigheden, 200 a 250 kg N
per ha, d.w.z. 800 a 1000 kg kalkammonsalpeter. Deze
hoeveelheid mag niet in zijn geheel vóór het planten ge
geven worden, omdat anders de bladontwikkeling te gul
wordt. Bovendien is het al augustusseptember voordat
het gewas goed door gaat groeien. De grootste hoeveel
heid stikstof wordt dan pas opgenomen.
De stikstof wordt daarom in gedeelten gestrooid.
Meestal geeft men vóór het planten 300 a 400 kg kas per
ha, daarna omstreeks half juli en begin september per
keer een overbemesting van 250 a 300 kg kas per ha.
Fosfaat en kali worden voor het planten gestrooid.
De te geven hoeveelheid is afhankelijk van de bemes
tingstoestand van de grond. In de volgende tabel zijn de
hoeveelheden zuivere fosfaat en kali aangegeven, die bij
de verschillende gehaltes van de grond geadviseerd wor
den.
Waardering
3emesting in
kg per ha
fosfaat- of kaligehalte
P205
K2C
laag
150
300
vrij laag
125
250
goed
100
200
vrij hoog
75
150
hoog
50
100
De belangrijkheid van de kwaliteit van de planten en
de planttijd wordt geillusteerd door de uitkomsten van
een proef, die in 1973 heeft gelegen op Schouwen-Duive-
land. Het weer in juni was toen droog en warm, waar
door de verschillen tussen de planttijden groter zijn dan
wanneer het in die tijd koel en vochtig weer geweest
was. In die tijd is het echter dikwijls droog. De proef is
geoogst op 2 november.
Bij deze proef werden normale planten gebruikt, die
op dikte gesorteerd zijn, waarna de partij in twee ge
lijke helften is verdeeld, n.l. in dikke en dunne planten.
Deze zijn apart uitgeplant. De resultaten blijken uit on
derstaande tabel.
het hart van de plant onder de grond komt, is de her-
groei zeer traag. Te diep planten veroorzaakt ook een
onregelmatige vorm van de knollen, zoals de z.g. dub
bele knollen. Bij te ondiep planten is de kans groot, dat
de wortels verdrogen.
De planten moeten gezet worden in koele grond. Om
dit te kunnen doen is een goede grondbewerking nood-
bewerking noodzakelijk. De plantmachine moet zodanig
afgesteld staan, dat de planten stevig aangedrukt wor
den. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, dus een
goede grondligging, een goede plant en een goed afge
stelde plantmachine, is het mogelijk om altijd te plan
ten, ook als het erg droog weer is.
De laatste jaren wordt veel met zesrijige bietenrooi-
machines geoogst. Om hiermee goed te kunnen werken
moet er ook met een zesrijige plantmachine geplant
worden. Dit betekent, dat er bij het planten minstens
9 mensen beschikbaar moeten zijn, n.l. '1 trekkerchauf
feur, 6 planters en 2 aangevers. Het is een hele organi
satie om deze bij elkaar te krijgen. Meestal wordt dit
opgelost door onderlinge samenwerking. Het is belang
rijk om hierover tijdig de nodige afspraken te maken.
ONKRUIDBESTRIJDING
ALS de grondbewerking vroeg is uitgevoerd, kan er
voor het planten al opslag van onkruid voorkomen.
Dit kan men eventueel met een lichte grondbewerking
bestrijden. Dit is vooral aan te raden als het moeilijk te
bestrijde onkruiden betreft, zoals kamiile of grasachti-
gen. Onkruiden zoals melde en nachtschade kan men
met een bespuiting na het planten ook nog goed kwijt
raken.
Voor de bestrijding van zaadonkruiden na het planten
van knolselderij zijn de volgende middelen beschikbaar:
chloorbromuron (Maloran) 23 kg per ha.
linuron (AAlinuron of Afalon) 12 kg per ha.
Deze middelen hebben vrijwel dezelfde werking. Ze
werken als contactmiddel en als bodemherbicide. Het is
Plant
tijd
Plant-
kwaliteit
Stand cijfers
Opbrengst kg per ha
24 juli
26 sept.
0 8 cm
0 810 cm 0 10 cm
totaal
gemiddeld
23 mei
99
13 juni
>9
goed
minder goed
goed
minder goed
9
7
6
4Vz
9
8
8
7
300
53.900
400 45.500
39.000
1100 30.100
53.900
45.900
39.000
31.500
J 49.900
J 35.200
Uit deze cijfers blijkt, dat de goede, d.w.z. de dikste
planten op beide planttijden een hogere opbrengst op
leverden van 8 en 7,5 ton per ba. Het vroege planten gaf
gemiddeld een hogere opbrengst van 14,7 ton per ha in
vergelijking met laat planten. Deze verschillen tonen
aan, dat het de moeite waard is om goed op de kwaliteit
van de planten en planttijd te letten.
Als men of een of andere reden gedwongen wordt om
laat te planten, moeten zo mogelijk wat dikkere planten
gebruikt worden.
aan te bevelen om met spuiten te wachten tot de plan
ten aan de groei zijn en er onkruid gekiemd is. Opslag
van onkruid wordt dan nog goed bestreden.
Als men spuit voordat er opslag is, profiteert men niet
van de verbrandende werking van deze middelen. Heeft
men daarbij het ongeluk, dat het na het spuiten niet vol
doende regent (de kans hierop is in mei-juni groot), dan
kan ook de werking via de grond niet tot zijn recht ko
men. Het gevolg is dan, dat men toch last van het on
kruid krijgt.
Knolselderii is niet gevoelig voor chloor. De kali kan
dus in de vorm van kalizout of een chloorhoudende
mengmest worden gegeven.
GRONDBEWERKING
DE toestand van de grond is op dit moment ver van
ideaal, na de overvloedige regenval in de herfst en
dit voorjaar. Knolselderij vraagt een goede structuur
van de grond, zodat de start dit jaar niet gunstig is. Wel
heeft knolselderij als voordeel, dat het laat geplant
wordt. Er is dus meer gelegenheid om te wachten tot de
grond goed bewerkbaar is.
De grondbewerking moet^ er op gericht zijn, dat de
grond tot een diepte van 8 a 10 cm fijn verkruimeld en
vlak komt te liggen. Als de grond niet diep genoeg of
niet overal even diep is losgemaakt, gaat de plantmachi
ne onregelmatig lopen, waardoor er niet nauwkeurig ge
plant kan worden.
Men moet er op berekend zijn, dat het in de tijd van
het planten, in de tweede helft van mei, sterk drogend
weer kan zijn. Daardoor kan de grond na deze vrij diepe
bewerking te droog worden om te planten.
Het advies is daarom om deze grondbewerking zo
vroeg mogelijk uit te voeren en daarna de grond dicht
te slepen of te rollen om verdere uitdroging te voorko
men. De grond kan zich dan weer zetten en vocht uit de
ondergrond opnemen. Mocht het door omstandigheden
niet mogelijk zijn om een en ander tijdig uit te voeren,
dan is het aan te raden om de grond vlak voor het plan
ten los te maken.
Planten met een zesrijige machine. De totale arbeids-
bezetting is 9 mensen. Dit vereist een goede organisatie.
De planten rechts zijn voldoende dik en hebben goede
wortels. De planten links zijn onvoldoende ontwikkeld
om bij droge omstandigheden weerstand te kunnen bie
den.
KWALITEIT VAN DE PLANTEN EN DE PLANTTIJD
f\E kwaliteit van de planten is van zeer grote beteke-
nis. Een goede plant moet flink ontwikkelde wor
tels hebben. De wortelhals moet 3 a 4 mm dik zijn. De
lengte van het blad zegt niets over de kwaliteit van de
plant. Lang blad is meestal een gevolg van te dichte
stand op het plantenbed. De planten zijn dan lang en
dun met weinig wortels.
Ook de planttijd is zeer belangrijk. De beste periode
is van half tot eind mei. Eerder planten is meestal niet
mogelijk, omdat de planten dan nog niet groot genoeg
zijn. Het is beter om iets later een flinke plant te zetten
dan erg vroeg te beginnen met een te klein plantje. Te
laat planten, dus na 1 juni, heeft meestal een opbrengst
derving tot gevolg.
PLANTEN
|VE meest gebruikte rijafstand is 50 cm. Bij het ras
Roem van Zwijndrecht, dat het meest wordt ge
teeld, is het beste plantaantal 40.000 a 42.000 planten per
ha. Dit komt neer op 50 x 48 a 50 cm. Nauwer planten
heeft meestal weinig zin. De planten zijn daarvoor te
duur. Men krijgt geen hogere opbrengst, wel kleinere
knollen. Als de knollen kleiner dan 10 cm zijn, worden
ze dikwijls als tarra gerekend.
Rassen die gevoelig zijn voor inwendig hol of holle
koppen, zoals Hild's Neckarland, Bronskogel en José
moet men wat nauwer planten, dus b.v. 50 x 40 a 45 cm.
Het planten van kolselderij moet nauwkeurig uitge
voerd worden. Als de planten te diep komen, d.w.z. als
VERZORGING NA HET PLANTEN
KNOLSELDERIJ groeit slecht als de grond dicht zit.
Het is daarom aan te raden om na het planten de
sporen los te schoffelen. Ook als in de loop van de zomer
de grond door regen dichtslaat, is het goed om deze
weer los te maken.
De planten kunnen al vlak na het planten te lijden
hebben van bladluizen. Deze zijn vrij klein en groen
achtig. Ze zitten meestal verscholen in de samengekne
pen hartblaadjes. Ze zijn daarom moeilijk te vinden.
Vooral als de groei wat stagneert, kunnen ze veel
groeiremming veroorzaken. Het is daarom belangrijk
hierop te letten en tijdig een bestrijding uit te voeren
met b.v. parathion of dimethoaat.
Ligtermoet Chemie B.V. te Rotterdam deelt mede dat
de formulering van Liro-Nogos S gewijzigd is. Voorheen
bevatte het produkt aan werkzame stoffen: 90 gram di-
chloorvos per liter. Nu is dit gehalte op 180 gr. dichloor-
vos per liter gebracht. Door deze verhoging is ook de do
sering gewijzigd en luidt nu als volgt:
Liro-Nogos S wordt onverdund verneveld in een do
sering van 15 ml per 100 m3 kasinhoud, overeenkomend
met 37,5 ml per 100 m2'.