Prachtige ram (Suffolkras), kampioen van 1971„ eigendom
van fokker R. Decokere uit Kanegem.
begin april tot 1 december, een netto produktie van iéts
meer dan 731 kilogram vlees worden 'bereikt ronder
enige bijvoeding.
GOED, het is géén enorm-indrukwekkende 'Belgische
schapevleesproduktie. Helaas kan ik er niet wat
vergelijkende cijfers uit andere E. E.G.-landen 'bijzetten.
Wel kan ik zeggen dat de belangstelling van de ikopef
(in de kleinhandel) voor schapevlees toeneemt. De jprijs
van het vaak enorm dure rundvlees èn varkensvlees is
daar niet vreemd aan. En bovendien: was West-Vlaande-
ren, vooral in steden en dorpen van het kustgebied tdt
ong. het midden van de provincie toe, tot voor betrekke
lijk korte tijd een zéér groot afzetgebied voor verse
Noordzeevis tegen matige prijs: wie nu de goede (ik zeg
niet: de allerfijnste!) vissoorten op tafel wil brengen, 'be
taalt heus weinig minder dan rund- en varkensvlees kost.
Wellicht maakt dit niet zoveel indruk op mijn Zeeuwse
lezers, en zeker niet op eventuele lezers in het midden
en oosten van Nederland, maar men moet niet vergeten
dat de Belgen, de Westvlamingen in het bijzonder, .altijd
zeer grote en grage viseters zijn geweest. En versnape-
raars van mosselen (tèl van bereidingswijzen), maar niet
minder, integendeel, van de overvloed van zeer mooie
garnaal die vroeger niet te duur was. Dat is veranderd.
De oorzaken ga ik hier niet na. Zeker is, dat grote verse
garnalen vrijwel onbetaalbaar zijn geworden.
EN dan hoor ik en ZIE ik, dat daar steeds méér men*
sen, vooral in de „super-bazars", die als paddestoe
len uit de grond blijven schieten! hoe langer hoe meer
„een schapeboutje" wordt gekocht, en andere „schape-
produkten". Niet alleen voor direkte konsumptie, ook
„om de diepvries mee te vullen".
Het verbruik van schapevlees is nog „matig", jammer
genoeg overigens. Doch de tijd is toch lang voorbij dat
de kinderen op school, de lagere, zoals mijn grootvader
toen hij een jaar of 10 a 12 was, het eten van schape
vlees aangeprezen werd. In de vorm van een samen te
zingen liedje, dat niemand minder dan „de grote Johan
Hendrik van Dale" (Sluis, 18281872) zélf had gemaakt,
en dat o.m. luidde: SCHAPEBOUT MET SPRUITEN, O
WAT ZAL DAT LEKKER ZIJN
In 1950: een der kleinere kudden, en een der allerlaatste, tussen Brugge en Gent, aan
het kanaal. Mét de karakteristieke „Vlaamse schaper", zijn „makke" en de schepers
hond.
De waarde op de dag van vandaag voor de jaarlijkse
bruto-produktie der Westvlaamse schapenfokkerij kan ik
slechts bij benadering geven. Nog maar een jaar of vijf
geleden had in die provincie het totale aantal foklamme-
ren een waarde van 3.000.000 fr. De waarde van alle
slachtlammeren, Paaslammeren inbegrepen, was ruim
16.000.000 fren de wol bracht toch ook nog
700.000 fr. op. Ik durf niet te schrijven dat men èl die be
zeer weinig in verhouding tot de totale Belgische vlees-
produktie: niet meer dan 0.4 a 0.5 Zowat 30 tot 35
van al het Belgisch schapevleesblijft bij de eige
naar-teler.
Zeer talrijk is het aantal grote en kleine boerenbedrij
ven dat een of een paar schapen voor eigen gebruik
houdt. Vrij logisch: op gemiddeld één hectare kon voor
een paar jaar, en zo is het nog, van Suffolk-schapen, van
ZEKER is, dat schapen-fokken zijn geld opbrengt in
geheel België, in het bijzonder in West-Vlaande-
ren. Want deze provincie bezit nog altijd 25 tot 30 van
alle stamboekdieren van het land.
KORTGELEDEN was het aantal schapen in geheel
België wel 80 a 85.000. Met een totale produktie
in tonnen gerekend van 1.800 tot 2.000. Véél, maar* toch
IK behoef u niet de voordelen van het Texelschaap
en het Suffolkschaap noemen, in vergelijking met
elkaar. Gij kent ze zonder twijfel wanneer de schapen
fokkerij u interesseert.
Een wel merkwaardig kantje aan de (vooral West-
Vlaamse schapenteelt) is, dat ,,de Provinciale van Scha
penkwekers" ook folders verspreidt voor de lekker
bekken. Mét de speciale kwaliteiten van lams- en scha
penvlees: smakelijk, mals, licht-verteerbaar. En dan vol
gen werkelijk zéér luxueuze gerechten van schapenvlees,
die de meest bekende restaurants van genoemde provin
cie vaak op het menu zetten. Nu ja: vooral op de feeste
lijke menu's.
De dure! Prijzen kan ik er niet van geven, die ver
schillen van etablissement tot etablissement. En ja, vlees
is over het algemeen een dure smakelijkheid. Men maakt
in België ook, en dat is wel wetenswaardig, reclame voor
b.v. .gekookte schapenschouder met kapersaus" enne...
wat denkt gij van schapenflensjes? Dat is schapengehakt
in pannekoek. Het gehakt is gekruid o.a. met wat look*
en er komt zelfs fijngesneden gestoofd witlof doorheen.
De „saus" is de bekende Béchamelsaus, die door het
bestrooien met geraspte pikante kaas „een Mornay-
saus" wordt! Als het u interesseert, zal ik weieens
een paar van die en andere „Belgische schapevlees-
recepten" geven binnenkort!
Niet om de wol, wel om het vlees is thans in West-Vlaan-
cferen de schapenteelt hier en daar zeer belangrijk. Hier
is de kampioene „Nana" (Texels ras) van fokker D.
Oyaert van Oostduinkerke (vlak achter de Belgische
kust, niet ver van de Franse grens).
dragen thans wel met 2 mag vermenigvuldigen, doch vér
zou ik er stellig niet naast zijn. De waarde van het aantal
fokdieren (voorzover die in het Stamboek zijn ingeschre
ven!), bedraagt tegenwoordig wel een 35.000.000 fr.
pen meevoeren die op de onwaarschijnlijkste plaatsen
verstopt waren. Zo was er een Perzische koning, die
het volgende systeem toepaste. Door middel van koe
riers wilde hij bevelen zenden aan generaals die zo ver
weg zaten dat een koerier vijf of zes weken nodig had
om hen te bereiken. De vorst nam dan 'n koerier, schoor
hem kaal en liet de boodschap in de hoofdhuid tatoeëren.
Vervolgens kon de goede man op weg gaan. De eerste
weken bevond hij zich in niet-vijandelijk gebied en dan
hinderde het niet dat de „brief" nog goed leesbaar was.
Later kwam hij door streken waar vijanden of verraders
loerden, maar intussen was zijn beatlepruik zodanig ge
groeid, dat niemand de brief kon lezen tenzij men wist
dat die onder het haar zat. De generaal wist het wél.
Hij schoor de boodschapper kaal, las de boodschap en
daarna was de koerier uitgediend want hij kon nooit ten
tweeden male gebruikt worden! Het was dus een werk
wijze die veel mensen eiste en bovendien raakte de truc
bekend. Men zegt dat het kaalscheren van gevangenen
op dit verhaal terug gaat.
TIJDENS de 80-jarige oorlog was de kunst van co
deren nog niet ver ontwikkeld. Men was al blij als
iemand een gewone brief lezen of schrijven kon! Daar
om heeft men in die tijd een andere methode ontwikkeld,
die ook in de laatste wereldoorlog wel is toegepast. Dat
wil zeggen: men gaf personen en plaatsen andere na
men. Holland heette Koper, Gelderland Staal, Delft Apol
lo enz. De Prins van Oranje heette Maarten Willemse,
Alva Paulus van Alblas enz. Onderschepten de Spanjaar
den nu een brief en lazen zij hem, dan konden ze er
meestal toch geen wijs uit worden. Daarop gingen de
Spanjaarden de koeriers martelen om achter de waar
heid te komen. Als tegenmaatregel gebruikten de onzen
daarop echt geheimschrift.
PR waren twee beroemde ontwerpers van codes, n.l.
Charles Beaulieu en Marnix van Sint Aldegonde,
wiens monument in West-Souburg bekend is. Hun codes
zijn te langdradig om hier te worden vermeld, maar ze
hebben grote betekenis gehad. In 1573 werd Middelburg
belegerd door de prins, nadat Vlissingen reeds in 1572
zijn kant gekozen had. Met Middelburg zou geheel Wal
cheren bevrijd zijn en vandaar het beleg. De stad werd
verdedigd door Mondragon. Na verloop van tijd was de
toestand voor de prins echter onhoudbaar. Hij had geen
geld en geen kredieten meer om zijn soldaten te betalen
en moest hun tenslotte plundering en roof toestaan. Dat
heeft op het platteland van Walcheren zijn sporen na
gelaten, zoals men weet.
Toen tenslotte het plunderen ook niet meer voldoende
opleverde besloot de prins het beleg op te breken. Juist
op dat ogenblik kwam er uitkomst. Men kon een koerier
van Mondragon in de kraag pakken. Deze had een brief
in geheimschrift bij zich die via Arnemuiden naar Zuid-
Beveland gesmokkeld moest worden en waarin om hulp
gevraagd werd. Kwam die hulp niet, dan zou Mondragon
„hongershalven" na acht dagen de stad moeten over
geven.
TT denkt nu, dat 's prinsen soldaten na fret vinden
van die brief (deze werd ontcijferd door Beaulieu
die bij de prins was) vol moed het beleg hervatten. Niets
was minder waar: ze eisten geld! Daarom moest de prins
eerst met de gedecodeerde èn de originële brief naar
Vlissingen om daar geld te lenen. Dat lukte. De nobele
Vlissingers gaven 14.000,op krediet, maar onder be
lofte van dubbel geld. Dat wil zeggen, dat de prins later
28.000,terug moest betalen. U ziet dat de Vlissingers
kooplui waren, toen al.
Inderdaad gaf Mondragon acht dagen later, n.l. op 22
februari 1574, Middelburg over. De belegeraars vonden
in de stad veel koopmansgoederen bestemd voor Ant
werpen. Deze werden verkocht voor 500.000,I Nu
konden zowel de hebzuchtige Vlissingers als de honge
rige soldaten van de prins betaald worden.
U ziet dat oorlog voeren toen al een dure .aangele
genheid was. Beaulieu heeft overigens nog véle Spaan
se brieven ontcijferd en o.a. een Spaanse aanslag qp
Ierland daardoor weten te verijdelen. Dat de Middelburg
se kooplieden nu niet direct erg prinsgezind waren
spreekt vanzelf. Belangrijker was dat het Walcherse plat
teland van roofzuchtig gespuis verlost werd!
W. GELDOF.