pakh im
De generatie van nu
wil klare taal
3
UR zijn ogenblikken (en ook perioden) in ons
bestaan, dat wij zoveel moeite hebben met
de vragen van het leven, dat wij de neiging heb
ben ons neer te leggen bij de feiten. Wij hebben!
een winter achter de rug, die er niet om liegt. In
de toch al niet florisante omstandigheden van de
strijd om het bestaan kwam in het najaar de regen
periode, die maar niet scheen op te houden. Zee
land en met name de Zeeuwse boer werd voor
paginanieuws in de grote kranten, terwijl radio en
televisie de moeilijkheden nog eens verduidelijk
ten. Daar bovenop een zachte winter, die ook niet
zo welkom was. Tenslotte nog E.E.G.-besprekin
gen, waarvan de resultaten aanleiding gaven tot
nieuwe verontrusting.
Maar wat niet of nauwelijks in de publiciteit
kwam, was die mens zelf, die mee betrokken was
tot in alle vezels van zijn bestaan bij alles wat er
gebeurde. De twijfels en de spanningen in persoon
en gezin deden opnieuw vragen rijzen omtrent „een
goede aarde" en het mooie leven. Slechts hier en
daar kwam iets om de hoek kijken, zoals in de in
terviews, in het P.Z.C.-kerstnummer en ook veel
later in het gesprek met de heer Geluk.
XAAAR de spanning bleef, een gespannenheid
die eigenlijk altijd bij ons mens-zijn heeft ge
hoord, maar die in elk mensleven opnieuw aan con
crete feiten duidelijk wordt.
Zo komt ook de vraag naar God daarbij in het
geding. Wie is Hij? En wat doet Hij?
Daarvoor komen wij terecht in het Oude Boek,
de Bijbel, dat boek, dat eenmaal is genoemd: „Het
Boek van God en de mensen".
In dat boek wordt ook ingegaan op de vragen
van leven en dood in dit aardse bestaan. Maar op
een heel merkwaardige manier.
Er wordt ons verteld, dat na lange voorberei
ding God in Jezus Christus dit leven met
ons 'komt delen. En hij doet dat op Zijn wijze.
Eigenlijk is heel Zijn optreden een kritiek op onze
manier van leven. Maar Hij distancieert er zich niet
van. Zoals wij moeite hebben met mensen, zo heeft
Hij dat. En ook de kritiek wordt Hem niet gespaard.
Zoals wij is Hij kwetsbaar in alles wat een mens
heeft: in Zijn lichaam, in Zijn relaties. Teleurstellin
gen worden ook Hem niet bespaard.
^AAAR het wonderlijke is, dat Hij op bepaalde
ogenblikken mensen even een blik laat wer
pen in Gods wereld. Het lijkt alsof Hij een klepje
openklapt waardoor wij mensen in de hemel kun
nen kijken. Maar Hij treedt NIET op als iemand die
ons de moeilijkheden wegneemt. Wel als iemand,
die ze ons leert dragen.
Een merkwaardig voorbeeld daarvan is een ver
haal, dat ons vertelt, hoe een menigte mensen (wel
5000) Hem zijn nagelopen. De discipelen worden
geconfronteerd met de nuchtere vraag van het eten
van die 5000. Een modern probleem: „wat moet je
met zoveel mensen?" Als ze bij Jezus komen met
de vraag: „Hoe moet dat nou?" stelt Hij een weder
vraag: „Wat heb je- in je handen?". En dat zegent
Hij! Hij geeft ze er niets bij. Hij stuurt ze terug
naar hun probleem met hun eigen capaciteiten en
die zegent Hij, zodat ze er tegen opgewassen zijn.
TT en ik! Opgewassen tegen onze eigen pro
blemen. Ook die van leven en dood!
Daarvan bevestigt het oude Bijbelverhaal dit ook
in het slot van Jezus leven.
Daar gaat Hij de diepe weg van het lijden tot de
dood toe. Hier staan wij voor het grootste raadsel
maar in alle donkerheid van ons eigen leven ont
moeten wij Hem. Opdat wij Hem ook kunnen ont
moeten in dat andere, de overwinning op de dood.
Ook dat blijft in zekere zin een geheim. Het feit zelf
heeft niemand gezien. Maar de gevolgen wel: een
ontmoeting met Maria Magdalena, met Simon Pe
trus en zoveel anderen, allemaal in hun eigen om
standigheden.
In het Paasverhaal is de Bijbel ook echt het boek
van God en de mensen. Nergens in de Bijbel wordt
zo duidelijk verteld, hoe de mensen op deze aarde
kunnen overhoop liggen met hun geloof en hun
twijfels. Telkens weer horen wij van ongeloof en
onbegrip. Maar dat geschiedt ten overstaan van
een open graf en een levende Heer?
Die mensen zegent met wat zij hebben. Zelfs in
hun onmacht en ongeloof. Opdat zij deze aarde als
„een goede aarde" durven zien en opdat wij
net als God dit leven en deze aarde liefhebben.
In het nieuwe liedboek der kerken staat een
prachtig lied van W. Barnard waarmee ik zou wil
len besluiten (gezang 223).
De aarde is vervuld van goedertierenheid,
van Goddelijk geduld en Goddelijk beleid.
Gods goedheid is te groot voor het geluk alleen,
Zij gaat in alle nood door heel het leven heen.
Zij daalt als vruchtbaar zaad in de groeve af,
omdat zij niet verlaat wie toeven in het graf.
Omdat zij niet vergeet wie Godverlaten zijn,
de wereld hemelsbreed zal goede aarde zijn.
De Sterren hemelhoog zijn door dit zaad bereid,
als dienaars tot de oogst der goedertierenheid.
Het Zaad der goedheid Gods, het hoge woord, de
[Heer,
valt in de voor des Doods, valt in de aarde weer.
Al gij die God bemint en op zijn goedheid wacht, de
oogst rust in de wind als psalmen in de nacht.
Ds. H. M. STRATING,
Goes.
„Heer, verlos ons van de preek
toon", zo verzuchtte de 19e eeuwse
dichter-predikant iDe Genestet in een
van, zijn bekendste gedichten. Pas veel
later zou deze wens van de dichter
worden vervuld. De meeste predikan
ten en priesters in onze dagen spre
ken de kerkgangers toe in duidelijke,
alledaagse bewoordingen.
preek, zoals die elké zondag in de kerk wordt gehou
den, is historisch gemakkelijk verklaarbaar. Ze i:
enerzijds beïnvloed door de gebruiken van de Joodse syna
gogedienst en anderzijds te beschouwen als een soort pen
dant van de openbare moraaltoespraken, "die oud-Griekse er
Romeinse filosofen (regelmatig plachten te houden ter lering
en stichting van het volk.:
In de Joodse synagoge was het een gebruik om een ge
deelte van het Oude Testament door een van de leden van
de geloofsgemeenschap te laten lezen, die tevens dit schrift
gedeelte van uitleg voorzag. Iedere week hield een van de
leden een dergelijke „preek", een vaste predikant was er
dus niet.
Toen de christelijke kerk tot stand kwam, werd dit ge
bruik gehandhaafd, zij het dat nu het Nieuwe Testament
het onderwerp van een dergelijke preek werd. Het is natuur
lijk niet toevallig dat de eerste christelijke geloofsgemeen
schappen dit gebruik in hun erediensten introduceerden. Zij
waren immers voortgekomen uit de Joodse geloofsgemeen
schap. Bovendien waren ook- in de Helleense wereld „pre
ken" niet zeldzaam. De filosofen, mannen met een groot
gezag, hielden van tijd tot tijd hun „diatribe", een z.g. mo-
raaltoespraak, waarin zij kommentaar gaven op de gebeur
tenissen van de dag.
De filosofen spraken vanaf hun „cathedra", een voorloper
van de kansel in de christelijke kerken, die overigens pas
in de middeleeuwen een vast bestanddeel van het kerkge
bouw zouden gaan uitmaken.
|^EEDS in de vierde eeuw na Christus dient zich een
christelijke predikter aan, die op zijn tijdgenoten gro
te invloed zou uitoefenen. Wij doelen hier op de Byzantijnse
bisschop Johannes Chrysostomus, die honderden preken
over de bijbel heeft gehouden (de preek was aanvankelijk
een taak van de bisschoppen).
(Zie verder pag. 4)
viïh'tM 'i 't