De maand april op het z.w. landbouwbedrijf VEEHOUDERIJ Rundveehouderij- onderzoek waarbij bedrijf centraal staat ««J Wat doet een makelaar in onroerende goederen? 26 BLAUWMAANZAAD MET onkruidbestrijdingsmiddel Asulox kan zowel vóór- als na opkomst ge bruikt worden. De indruk is dat een na-op- komst behandeling beter is dan een voor opkomst. Er kan ook vóór- én na opkomst worden gespoten. Men gebruikt dan per keer maar 6 liter maar alles bijeen toch wel een vrij dure aangelegenheid! De onderzaai van graszaad is bij een che mische onkruidbestrijding niet mogelijk. Kar- wij kan als ondervrucht gezaaid worden mits vóór opkomst gespoten wordt, bij een na- opkomst behandeling kan het jonge karwij- gewas beschadigd worden. AARDAPPELEN gIJ een kleine maat pootgoed nauwer planten! Begin met het klaarleggen van het aard appelland als de bovenlaag voldoende droog is. Ondanks dat zal het plantbed te wensen overlaten dit jaar. Tracht toch zoveel moge lijk struktuur te behouden. Beginnen onder ongunstige omstandigheden geeft het gehele seizoen problemen, vooral bij het oogsten geeft de kluitvorming en grondtransporten extra arbeid. Snelle ruggenopbouw voor komt uitdroging en beschadiging van de kleine haarworteltjes in later stadium. De rijenfrees is een hulpmiddel op zware grond om een goede rugopbouw mogelijk te maken. Direkt na de rugcpbouw of direkt na de bewerking met rijenfrees een bodem herbicide toepassen. Meerdere mechanische bewerkingen in het aardappelgewas zijn fu nest voor de opbrengst. De aardappel dient zo snel mogelijk rust te krijgen in het „bed". Let op bij de chemische onkruidbestrijding op de windrichting. Liefst bij windstil weer spuiten. Bij flinke dwarswind heeft men maar 50 resultaat. We kunnen kiezen uit langwerkende mid delen zoals Aresin, Linuron Patoran of Mo- nolinuron/Linuron die gebruikt worden kort na het spuiten en langwerkende middelen met contactwerking, te gebruiken kort voor opkomst. Dit zijn Topgard, Ivorin en Sencor. Sencor niet voor alle rassen. Bij duistperce- len Sencor voor opkomst gebruiken. Tot bij opkomst of als reeds enkele planten boven staan zijn ook DNOC en Dinoseb in olie te gebruiken. Tijdens het poten is het mogelijk om de knollen in de pootmachine te behandelen met 3 kg AAtopsar of Duphar Dithane M-45 per 1000 kg pootgoed, tegen rhizoctonia. Alleen echter voor consumptieteelt. KORRELMAIS |^OEWEL het areaal niet groot is zullen toch diverse percelen mais gezaaid worden, vooral op die percelen, die door hun lang nat liggen niet geschikt waren om tijdig met zomergraan in te zaaien, kunnen nog voor mais gebruikt worden. Ontsmetten van het zaad tegen vogels en fritvlieg is nood1- zakelijk. Dit is mogelijk met Mesurol. Nadat de grond voldoende is losgemaakt is het vanaf 20 april de meest geschikte datum om te zaaien; zaaidiepte 5 a 7 cm. Niet dieper, daar anders de zaden gemakkelijk beschim melen voor dat ze boven zijn gekomen. Kort na het zaaien kan 2 a 2 y2 kg Atrazin worden gebruikt. Kort voor opkomst kan men DNOC of Bladex toepassen. Groenbemesting telen blijft een noodzaak om de organisohe stofvoorziening op peil te houden. Vooral nu de struktuur zo geleden heeft moet dit niet vergeten worden. De rode klaver groenbemesting dient, zo dit mogelijk is, vanwege een bodemherbicide toepassing, zo vlug mogelijk gezaaid te wor den. Grasgroenbemesting kan wat later ge zaaid worden. Op percelen waar in 1976 bie ten zullen worden gezaaid, verdient een kla vergroenbemesting de voorkeur. In winter tarwe kan zowel Engels, als Italiaans raai- gras gezaaid worden. Op zware grond wel licht beter om Engels raaigras te zaaien, daar de bovengrondse massa wat minder is en zodoende minder problemen zal geven bij het onderploegen. Engels raaigras zo vroeg mogelijk zaaien. Niettegenstaande de onkruidbestrijding de volle aandacht heeft in deze maand, moet ook de insectenbestrijding niet worden ver geten. In bieten, erwten, vlas en blauwmaanzaad kunnen vooral bij koud schraal weer thrips voorkomen. Parathion 25 tegen 1,6 liter per ha is het meest aangewezen middel. Ook bladirandkever kan op een grof liggend zaai- bed flink schade doen. Ook hier is parathion .het aangewezen middel. In koolzaad kan de glanskever flink schade doen, vooral nu er maar weinig percelen meer zijn. Nexagan is het meest gebruikte middel. Toepassen in het knopstadium als er ongeveer 10 kevers per plant aanwezig zijn. Malathion is zeer giftig voor bijen. Waarschuw de bijenhouders in uw omgeving zodra U wilt gaan spuiten. Als het gewas eenmaal bloeit mag Malathion niet meer gebruikt worden. BIETENTELERS Denkt U ook om het opruimen van de voederbietenkuilen voor 1 april? Het is nog steeds een belangrijke besmettings bron voor de vergelingsziekte. De te gebruiken hoeveelheden van de in dit overzicht genoemde gewasbescher mingsmiddelen kunt U in diverse publika- Lies vinden. Lees vooral de gebruiksaan wijzing op de verpakking. OPSTELLEN VAN HET VOEDERWINNINGSPLAN QE voedervoorziening van het vee tot de weideperiode wordt bepaald door de voorraden en kwaliteit van het momenteel aanwezige ruwvoer op het bedrijf. Men dient tijdig te bepalen welke produkten worden opgevoerd en welke er eventueel worden overgehouden. Elke veehouder zal kunnen nagaan hoe veel dieren de wei ingaan en de veebezetting per ha grasland vaststellen. Voor de volgende winter moet nu reeds aan het voederplan worden gedacht. Direkt daarmede verband houdt het voederwin- ningsplan van grasland en eventueel ook bouwland. BEVORDEREN VAN DE GRASPRODUKTIE y^ANNEER is voldaan aan de eisen van een goede basisbemesting met fos faat en kali vormt de stikstofbemesting een belangrijk hulpmiddel om de grasgroei te stimu'eren Zo kan 300375 kg N op klei grond en 35045Q kg N op zandgrond met voordeel worden aangewend. Uiteraard is de verdeling ervan over het seizoen van be lang voor een optimaal effect. De volgende verdeling kan als richtlijn dienen (kg N per ha). weiden maaien lste snede 6080 100120 2de en 3de snede 80 100 volgende sneden 4060 8090 Geef de stikstof steeds zo snel mogelijk na het weiden of maaien. Er is na elke oogst een zekere aanlooptijd nodig om weer tot volle groei te komen. Deze hersteltijd is lan ger naarmate het gras van de voorgaande snede zwaarder is en de veldperiode bij de hooi- en kuilvoerwinning langer gaat duren. Zo zal het na een zware maaisnede (6000 kg droge stof) gemiddeld 10 dagen langer duren voor er weer een snede gras wordt verkregen dan na een normale snede van circa 3500 kg droge stof. Efke dag veldperio de is in feite een verloren groeidag. OVERGANG STAL NAAR WEIDE /^LS het weer gunstig blijft zal het vee vroeg naar buigen v-«~- rukvee in het bijzonder vormt deze periode bijzondere cp—Uctu..^ ei. produktie eri vetgehalte van de melk optre den; ook conditieverlies en kans op kop- ziekte. Het is gewenst om een geleidelijke over gang van stal naar weide te bewerkstelligen door minstens één week nog 's nachts op te stallen en in afnemende mate van het stal- rantsoen bij te voeren. Een andere mogelijk heid is later te gaan weiden en vooraf in toenemende mate op stal vers gras voeren. Als voorzorgsmaatregel kan aan het melk vee anti-kopziektekoek worden gegeven. Be gin hiermede 14 dagen voor het vee de wei ingaat. Men kan ook vlak voor het inscha- ren van het vee over een dauwnat gewas 30 kg/ha gebrande magnesiet strooien. SNIJMAIS ZAAIEN |^E belangstelling voor snijmais houdt mog steeds aan. Bestel tijdig' het zaai zaad. Gezien de ervaringen van afgelopen jaar zal de belangstelling vooral uitgaan naar vrij vroege rassen. Men kan een keuze doen uit: LG 11; Libon (LG 7); Leopardi (Pio neer 131) Anjou 210. Naast de genoemde rassen zullen op vroege gronden Capelle (Caldera 535) en Campo goede resultaten kunnen geven. Raadpleeg voor de overige rassen de rassenlijst. Afhankelijk van het ras zijn 105.000 115.000 korrels zaaizaad per ha nodig. Een rijenafstand van 80 cm komt in verband met machinaal oogsten het meest in aanmerking. In de rij is de korrelafstand dan respectieve lijk 12 en 11 cm. Voor een goede organisatie van het werk zijn tijdige afspraken met de loonwerker wel gewenst. Snijmais vraagt een goede bemesting. Het gewas verdraagt een grote hoeveelheid orga nische mest. Met mengmest e.d. kan heel wat op de kali en fosfaatbemesting worden bespaard. Het gewas verdraagt behoorlijk stikstof. Bij koud1 voorjaarsweer kan er be hoefte zijn aan gemakkelijk opneembaar fos faat. Daarom wordt een rijènbemesting met dubbel super toegepast bij het zaaien. Een goede fosfaatvoorziening geeft een iets vroeger rijpend gewas. De beste zaaitijd ligt tussen half april en l mei! De Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO) heeft een aantal Coördinatiecommissies ingesteld, die in grote lijnen tot taak hebben aan te geven welke pro blemen onderzocht moeten worden, door wie dit moet ge beuren en op welke wijze daarbij eventueel het beste kan worden samengewerkt. Wat de rundveehouderij betreft zijn er thans coördinatiecommissies voor melkwinning, veevoe ding, fokkerij, voortplanting, huisvesting en verzorging van landbouwhuisdieren, mest, gier en stank (Megista) en be- drijjfssynthese. Van de Coördinatiecommissie Bedrijfssyn- these Rundveehouderij verscheen de vorige week rapport No. 29 waarin het huidige bedrijfssynthese-onderzoek en de samenwerking op dat gebied zijn geïnventariseerd en waarin suggesties worden gedaan voor onderzoek en samenwerking üi de toekomst. De commissie geeft in dit rapport tevens een aantal voor de toekomst te verwachten ontwikkelings lijnen in de rundveehouderij. Belangstellenden kunnen dit rapport bestellen door storting van ƒ5,op giro 2307421 t.n.v. Proefstation voor de Rundveehouderij, Runderweg 6, Leiystad, met vermelding: Rapport nr. 29. WAT IS BEDRIJFSSYNTHESE-ONDERZOEK In een rundvee-bedrijf kunnen veel technische veranderin gen worden aangebracht, zonder dat dit grote konsekwen- ties heeft voor de bedrijfsvoering. Anderzijds zijn er ingre pen die leiden tot een keten van reaikties bij andere faktoren, waardoor een geheel andere bedrijfsvoering en bedrijfsorga nisatie ontstaat. Bij dergelijke ingrepen zijn de juiste kom- binatie en de te verwachten resultaten moeilijker te over zien. Vele faktoren moeten daarbij in hun onderlinge samen hang en vaak voor het bedrijf als geheel, in een bedrijfs- synthese, worden bestudeerd. Ook vraagstukken van alge meen maatschappelijke aard, zoals prijsbeleid, landinrich ting, milieu en landschap kunnen, met het oog op de kon- sekwenties voor de landbouwbedrijven, leiden tot bedrijfs synthese-onderzoek. In het algemeen vergt dit soort onder zoek veel bereidheid tot samenwerking en overleg tussen onderzoekers en onderzoekinstellingen. ONDERZOEK OP GEBIED VAN MELKVEEHOUDERIJ IS HOOFDZAAK Uit het projektenadministratie van de NRLO-TNO en recente werkprogramma's van diverse onderzoekinstituten blijkt dat thans onder het bedrijfssynthese-onderzoek op het gebiedi van de rundveehouderij 54 projekten gerangschikt kunnen worden (Een projekt kan uit meerdere op hetzelfde doel gerichte onderzoekingen bestaan). Van de 54 projekten hebben er 41 betrekking op melkvee met bijbehorend jong vee, 4 alleen op jongvee, 4 op vleesvee, 2 op vleeskalveren en 3 op schapen. Het grootste deel van deze projekten wordt uitgevoerd door het Landbouw-Economisch Instituut (LEI), het Proefstation voor de Rundveehouderij (PR) en het Insti tuut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen (IMAG). Wat de samenwerking betreft, ligt bij 21 projekten de verantwoordelijkheid per projekt bij één onderzoeker die in het algemeen wel vrijblijvende kontakten heeft met andere onderzoekers, maar daar niet mee samenwerkt. Bij 25 pro jekten ligt de verantwoordelijkheid bij meerdere onderzoe kers gezamenlijk. De uitvoering en de rapportering gebeurt daarbij in de vorm van een gezamenlijk projekt of in het kader van een werkgroep. Voor 8 individuele of gezamen lijke projekten bestaat een begeleidingscommissie. TOEKOMSTIGE ONTWIKKELING RUNDVEEHOUDERIJ Voor het bepalen van de richting vart het bedrijfssynthese- onderzoek voor de komende jaren worden met betrekking tot de rundveehouderij een aantal te verwachten ontwikke lingslijnen geschetst die zeer beknopt als volgt kunnen wor den samengevat. Een nog toenemende veestapelgrootte per bedrijf en per man. Geen sterk toenemende vervanging van ruwvoer door krachtvoer. Meer vee per ha door een hogere plantaardige produktie per ha. Vooral op de zandgronden nog meer snijmais. Meer handel in ruwvoer, vooral over kleine afstanden. Toename van intensieve beweiding met melkvee op ka vels bij huis met eventueel 's nachts opstallen. Verdergaande specialisatie bij de voederwinning van het grasland in de richting van hooi of kuilvoer. Toenemende betekenis van melksystemen met een hoge kapaciteit. Stijgende produktievermogen van het vee. Een streven naar veestapels van 60200 koeien. Het gezinsbedrijf blijft de overheersende bedrijfsvorm. Toenemende behoefte aan administratieve systemen voor een doelmatig bedrijfsbeheer. (Zie verder pagina 30) T (Vervolg van pag. 20) punten na. Een klein college van deskundigen, waaron der zich veelal een notaris en een makelaar bevinden, gaat de antecedenten van de aanvrager na en onderzoekt door middel van een vaktest of hij/zij voldoende ter plaatse deskundig is. De theoretische en praktische ken nis kan men verkrijgen door een schriftelijke en/of mondelinge cursus gedurende ca 2 jaar te volgen, die wordt afgesloten met een schriftelijk en mondeling exa men. Vanwege de zware eisen die hieraan worden ge steld slaagt ongeveer éénderde van de kursisten. Voor bepaalde personen, die reeds meerdere jaren in deze branche werkzaam zijn, kan bij uitzondering een vak test worden afgelegd, zonder dat een diploma vereist is. Pas na dit onderzoek, zal bij een gunstig advies beëdi ging door de rechter plaatsvinden. Van belang is nog, dat een makelaar zijn vak moet vermelden, daar anders het publiek niet kan weten, waarin hij/zij indertijd is beëdigd. BEËDIGING VAN BELANG UOORAL op het platteland komen we personen, tegen, die de onroerend goed-branche als een lucratieve bezigheid beleven; verkopen van zomerwoninkjes, boer derijtjes e.d. Deze particu.ieren, die zich zoals we heb ben gezien geen makelaar mogen noemen, handelen veelal voor eigen rekening en worden in de kring der make.aars ook wel beunhazen genoemd. De goeden niet te na gesproken, komt het nogal eens voor, dat er onder deze groep personen zijn die zich te buiten gaan aan on- oirbare praktijken en dat zij door het maken van brok ken de naam der „makelaarsstand" ernstig kunnen scha den. Ongetwijfeld zullen diegenen die dit stuk gelezen hebben voortaan de bokken van de geiten beter kunnen onderscheiden. Dat de handelwijze van een makelaar van belang kan zijn, komt ook tot uitdrukking in de wetenschap, dat hij/ zij van het maken van fouten geen gewoonte mag ma ken. Dit laatste kan de makelaar een berisping opleve ren, een schorsing van een jaar of hem/haar komen te staan op een vervallenverklaring van de hoedanigheid van makelaar. Dit laatste betekent niet minder dan dat hem of haar de beëdiging wordt ontnomen. Ook ten opzichte van dë makelaarsorganisatie worden er bepaalde sankties ten uitvoer gebracht als men zich te buiten gaat aan ontoe laatbare praktijken en het kan zelfs zover komen dat een dergelijk persoon zijn lidmaatschap wordt ontzegd. Hierover meer bij het punt betreffende hun organisatie in een volgend artikel. Ing. A. M. VERBRUGGE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 26