Voederbehoefte
en
voeding melkvee
(I)
tegen uievlieg en kroef
THYTOSOL
KORTE WENKEN
23
Specialist voedervoorziening,
C. DEN ENGELSEN
C.A.R. Goes
1. GROTE VERSCHEIDENHEID IN VOEDER
BEHOEFTE
J?EN koppel melkvee bestaat altijd uit koeien van
verschillende leeftijd die zich in een verschillend
stadium van de lactatieperiode en de drachtigheid bevin
den. De jonge, nog niet volwassen, koeien moeten nog
groeien. De conditie van het vee verschilt gewoonlijk
naar het lactatiestadium en is circa 3 a 5 maanden na het
kalven meestal het geringst. Bij een gemiddeld gewicht
per koe van ongeveer 550 kg loopt het gewicht van de
afzonderlijke dieren uiteen van minder dan 400 kg tot
meer dan 650 kg.
De voederbehoefte ven een koppel melkvee wordt be
paald door:
1e. onderhoud,
2e. melkproduktie,
3e. dracht van het kalf plus aansluitend de biestperiode,
4e. groei van de jonge nog niet volwassen dieren,
5e. herstel van het conditieverlies dat in het eerste ge
deelte van de lactatieperiode optreedt vergt extra
voer,
6e. boven de voederbehoefte op een aanbindstal is ex
tra voer nodig voor vrije beweging in loopstallen en
bij grazen.
Naarmate het afkalven van de melkveestapel meer in
een beperkte periode is geconcentreerd, zal de voeder
behoefte over het jaar uiteenlopen in relatie tot het ge
middelde lactatiestadium.
2. INVLOED LACTATIE- EN DRACHTIGHEIDS-
STADIUM OP HET LEVEND GEWICHT
ÏN de bijgaande grafiek is het gemiddelde gewichtsver-
loop getekend van een volwassen koe die steeds in
normale conditie is; een koe dus die op de lange duur noch
in conditie vermindert noch verbetert. Zo'n koe die circa
5 dagen na het kalven gemiddeld 570 kg weegt zal daar
na nog 25100 gemiddeld 50 kg aan levend gewicht
verliezen. Dit gewichtsverlies betekent 'n nog groter ver
lies aan depotvet. Immers het vlees van een magere koe
bevat minder vet en meer water dan het vlees van een
dier dat in betere conditie is.
Bij het vermageren van een koe wordt dus naast de da
ling in gewicht door water vervangen. Het verlies aan
reservestoffen uit het lichaam is derhalve veel groter dan
uit de gewichtsdaling valt af te leid'en. Deze reservestof
fen worden in melk omgezet. De koe geeft melk ten koste
van de conditie. Gedurende de eerste maanden na het kal
ven kan een vermagerende koe wel 1000 of meer kg melk
geven boven het produktieniveau dat de voeding in die
tijd toelaat. Na 35 maanden wordt een evenwichtstoe
stand bereikt, die in de 2e helft van de lactatieperiode
overgaat in een periode van herstel van conditie. Is de
voeding karig dan zal de conditie van de koe toch verbete
ren, zo nodig met gelijktijdig abnormaal vroeg droog
gaan. In de 2e helft van de lactatieperiode moet de koe
derhalve extra voer opnemen om de verloren lichaams
reserves weer aan te vullen. De koe groeit ten koste van
de melkproduktie. In het laatst van de lactatieperiode en
gedurende de aansluitende droogstand neemt het levend
gewicht extra toe wegens de groei van de vrucht. Hierbij
gaat het om rond 70 kg bestaande uit het gewicht van het
kalf (gemiddeld 37 kg), ongeveer 18 kg nageboorte en ge
zwollen baarmoederwand en circa 15 kg vruchtwater. De
ze gewichtstoename vindt hoofdzakelijk tijdens de laat
ste 60 dagen van de dracht plaats, gedurende welke tijd
de koe behoort droog te staan. Een gewichtsverlies bij de
zelfde koe tussen hoogdrachtig en circa 4 maanden na het
kalven van 125 kg is zeer gewoon.
Wanneer we de melkkoeien gedurende de eerste maan
den na het kalven extra goed voederen, zodanig dat de
teruggang in gewicht grotendeels wordt voorkomen, dan
zal de directe melkproduktie reeds iets groter zijn, maar
zal de koe de melkproduktie vooral beter en langer vol
houden. Bij koeien van gelijke leeftijd en gelijke produk-
tieaenleg kunnen daardoor produktieverschillen van 2000
en meer kg melk per koe per jaar -voorkomen. Daar de
meeste koeien gedurende de winter- en voorjaarsmaanden
re
lt¥.
at-
WK#T
i*D
éio
6 oo
58 o
s6e
5*0
Sio
500
LEVEND GEWICHT
G e au /i t't/o/i eén ru$\enir*LFrjo ^(3ts dauch)
aewicnr 5 D*G£N /TA KALV£N t'J O Kt
,'00
200
500 DA$tH
met de leeftijd bij kalven en de wijze van opfok van het
jongvee. Veelal wordt een leeftijd bij de eerste maal kal
ven nagestreefd van twee jaar; in de praktijk zijn de
vaarzen doorgaans toch een paar maanden ouder bij
kalven. De le-kalfskoeien die op tweejarige leeftijd af
kalven wegen vijf dagen na het kalven circa 420 kg; de
oudere koeien 570 kg; jonge koeien moeten dus in totaal
nog rond 150 kg groeien. De produktie van een koppel
melkvee, waarvan gemiddeld 4500 kg melk per koe per
jaar wordt geleverd, kan men zich ongeveer als volgt
opgebouwd denken:
25 le kalfskoeien a 3700 kg melk per jaar 920 kg
20 2e kalfskoeien a 4300 kg melk per jaar 860 kg
55 oudere koeien a 4950 kg melk per jaar 2720 kg
Per gemiddeld aanwezige koe
4500 kg
Tegenover een groei van ongeveer 150 kg levend "ge
wicht en wellicht 'iets mindere voeropname geven de
jonge koeien in twee jaar tijd 1250 en 650 is ongeveer
1900 kg melk minder- dan de oudere koeien. Om een ge
middelde melkproduktie van de koppel van 4500 kg te
halen moeten de oudere koeien dus zeker 4950 kg melk
geven.
Wanneer een bedrijf uitbreidt zullen aanvankelijk
meer jonge koeien voorkomen. De gemiddelde melkpro
duktie zai dan lager zijn; het aandeel „groei van jonge
koeien" groter. Bij de taxatie van de voederbehoefte
kunnen we deze moeilijkheid 'ontgaan door uit te gaan
van alleen volwassen koeien met een melkproduktie van
4950 kg. Bij deze hogere dan de werkelijke koppelpro-
duktie is dus de „groei" van de jonge koeien inbegrepen.
4. VERDELING MELKPRODUKTIE OVER HET JAAR
HOEWEL er in toenemende mate naar wordt gestreefd
tot een grotere spreiding van de kalftijden te ko
men, kalft toch de meerderheid van het Nederlandse
melkvee gedurende de late winter- en voorjaarsmaan
den met een gemiddelde rond begin maart. In een ge
bied waar men bij voorkeur vaarzen en koeien in het
najaar wil laten kalven, zoals bijvoorbeeld Walcheren,
ligt de gemiddelde afkalfdatum inderdaad vroeger, maar
is toch nog altijd eerst half januari. In Nederland als
geheel wordt bijgevolg 58 van de geproduceerde melk
in de maanden mei tot en met oktober afgeleverd; op
Walcheren is dat 50 Slechts weinig bedrijven zuilen
meer winter- dan zomermelk afleveren.
De gemiddelde levering aan melk per aanwezige
melkgevende droogstaande koe is in de volgende tabel
berekend aan de hand van de afgeleverde hoeveelheden
in kg per koe/dag:
afkalven verklaart dit ook waarom koeien die in goede
conditie in het voorjaar op het grasland komen geduren
de de zomer en het najaar de melkproduktie ten koste van
minder bijvoer beter handhaven dan het melkvee dat ma
ger in de weide komt.
3. LEEFTIJDSOPBOUW EN PRODUKTIENIVEAU
AP een bedrijf waar de omvang van de melkveestapel
ongeveer op hetzelfde peil blijft zal rond een kwart
van de koeien uit le kalfs- en ongeveer éénvijfde deel
uit 2e kalfskoeien bestaan. Hoewel een koe eerst op vijf
jarige leeftijd geheel volwassen is en pas twee jaar later
de top van de melkproduktie bereikt, groeit een koe na
het 3e kalf nog slechts weinig en stijgt ook de melkpro
duktie niet veel meer. De produktie en het levend ge
wicht van de eerse kalfskoeien houden nauw verband
Ned.
Walch.
Ned.
Walch.
januari
9,-
11,5
juli
16,-
14,-
februari
9,5
13,-
augustus
15,-
12,-
maart
12,-
15,-
september
12,-
9,5
april
15,-
16,5
oktober
10,5
8,-
mei
17,-
16,5
november
9,-
9,-
juni
16,5
15,-
december
8,5
10,-
Uit het voorgaande volgt dat de meeste koeien in Ne
derland tot begin juli, en die op Walcheren tot half
mei, in de periode zitten van produktiestuwing en condi-
tieverval. Daarna moet conditieherstel optreden. De na
druk van de voederbehoefte van het melkvee ligt daar
om overal op de zomerperiode. Naarmate meer koeien
in het najaar afkalven neemt de voederbehoefte in de
stalperiode toe en wordt die- in de weideperiode gerin
ger.
In een vervolgartikel zullen we nagaan wat de voeder
behoefte van een koppel koeien over een geheel jaar is
en hoe in die behoefte kan worden voorzien.
C.A.R. - Zevenbergen
AKKERBOUW
MECHANISCH GEKOELD pootgoed voor de teelt van
consumptieaardappelen mag niet koud worden gepoot.
Zonder een warmtestoot van 18 a 20 gr. C komen de aard
appelen wat laat en onregelmatig op. Om bij het geven
van een warmtestoot zwarte harten te voorkomen mag de
temperatuur niet te snel oplopen en moet voldoende zuur
stof kunnen toetreden Kan door regen of andere oorzaken
niet tijdig worden gepoot, dan is het nodig terug te koe
len tot 5 gr. C.
VAN RODE KLAVER als groenbemestingsgewas is de
slagingskans aanmerkelijk lager dan van een grasgroen-
bemester. Bovendien kan rode klaver in een te hol staand
graangewas hoog opgroeien en daardoor moeilijkheden
geven bij het maaidorsen. Goed geschikte rassen van rode
klaver voor groenbemesting zijn o.a. Tetri (nodig 20 kg
zaad), Violetta, Primus, Rotonde en enkele Noordfranse
rassen (nodig 10 a 15 kg zaad). Zo vroeg mogelijk zaaien
verdient de voorkeur. Van alle klavers kan rode klaver
een groeistof bespuiting nog het best verdragen.
BIJ HET ZAAIEN VAN BIETENZAAD is het van groot
belang dat het zaad op 2 a 4 cm diepte „juist op" of iets
in" de niet losgemaakte grond wordt geplaatst. Het zaad
moet worden afgedekt met fijn verkruimelde grond en
wat worden aangedrukt. Het diepst moet worden gezaaid
bij laat zaaien op diep losgemaakte en slecht verkruimel
de grond, wat nogal wat risiko's met zich meebrengt.
STAMSLABONEN voor de groente pluk hebben gemid
deld de volgende bemesting nodig: 80120 kg N. Na een
natte winter moet 20 kg N extra worden gegeven. In een
natte zomer is een lichte overbemesting met kalksalpeter
gewenst. Verder 150 kg P205 en 100'kg K20. Geef de be
mesting geruime tijd voor het zaaien. Een zware bemes
ting kort voor het zaaien gegeven, veroorzaakt gemakke
lijk kiembeschadiging en een vertraagde begingroei.
DE CHEMISCHE ONKRUIDBESTRIJDING in blauw-
maanzaad bestaat uit 67,5 liter Asulox per ha, te spui
ten kort na het zaaien. Inzaai ondervrucht karwij is mo
gelijk. Voor graszaad geldt een wachttijd van 6 weken.
Zonder ondervrucht kan bij 5 cm gewaslengte nogmaals
een keer met 6 liter Asulox per ha worden gespoten.
VEEHOUDERIJ
KALVERSTERFTE komt op veel bedrijven nogal eens
voor. Zorg dat de kalveren in een schoon hok worden ge
plaatst. Goed schoonmaken en ontsmetten van de hokken
is een eerste eis. Gebruik schone drinkemmers en zorg dat
geen schimmelresten van krachtvoer in de voerbakjes
voorkomen.
ALS U als melkveehouder niet in de gelegenheid bent
de koeien het hele jaar thuis te melken, maak dan ge
bruik van -een doorloopmelkwageii. Het melken in een
doorloopmelkwagen is veel gemakkelijker dan het mel
ken aan de weide-installatie. Bovendien is bijvoeding van
krachtvoer veel beter uit te voeren.
IN DE LAATSTE MAAND van de stalperiode kan het
al behoorlijk warm worden. Als gevolg hiervan nemen de
koeien minder voer op en kan de melkproduktie dalen.
Daarom is in zo'n periode flink ventileren nodig om de
stal fris te houden.