Maneltra-Borium
in de bietenteelt
EEG markt- en
prijsbeleid
moet op de helling
Maak gebruik van Maneltra-Borium
voor de boriumvoorziening van uw bieten.
Door één bespuiting met 2 kg Maneltra-Borium
per ha wordt hartrot voorkomen.
Kosten ongeveer f 20— per ha.
Toepassen over het blad,
vóór het sluiten van het gewas.
Menging met insecticiden mogelijk.
Maneltra-Borium is een
speciale spuitpoederformulering,
voorzien van uitvloeier en hechter.
Wordt geleverd in handige
2 en 5 kg verpakking
met gebruiksaanwijzing.
22
TA7ANNEER we de vraag stellen, of de gemeenschap-
pelijke landbouwmarkt van vandaag beantwoordt
aan de verwachtingen, die bij de tot stand koming van
het verdrag van Rome werden gekoesterd, dan zal deze
vraag door zeer velen ontkennend worden beantwoord.
Betrekken we daarbij echter, dat in genoemd verdrag
niet alleen wordt beoogd om te komen tot een gemeen
schappelijke landbouwpolitiek, maar tot een integratie
van alle economische sektoren, dan moeten we zonder
meer vaststellen, dat die integratie in de sector land
bouw het verst is gevorderd. Het ideaal, dat de grote po
litici uit de vijftiger jaren voor ogen stond de een
wording van West-Europa is echter nog lang niet be
reikt.
Integendeel, telkens weer blijkt, dat de verdere voort
gang van de eenwording doorkruist wordt door het natio
nalisme.
Het nationale hemd blijkt steeds weer nader te zijn
dan de E.E.G.-rok!
Deze nationale maatregelen worden door de partner-
landen dan echter al gauw als konkurrentievervalsing ge
waarmerkt.
Gelukkig hanteert Brussel hiervoor spelregels, want
zonder deze spelregels zou men al spoedig terugvallen
tot een eigen markt- en prijsbeleid voor elk der E.E.G.-
landen.
Uitgangspunt van het markt- en prijsbeleid van de
E.E.G. is en moet blijven het verschaffen van redelijke
prijzen voor de producent, alsmede de waarborg dat aan
de konsument een redelijk betaalbaar voedselpakket kan
worden aangeboden.
Uitgangspunt is verder ,dat binnen het totale markt
gebied van de E.E.G. het marktprijsverloop door vrije
konkurrentie dient te worden bepaald. Vooral een goed
ontwikkelde landbouw zal van deze vrijheid van het han
delsverkeer profiteren en de sterke exportpositie van
onze Nederlandse land- en tuinbouw is daaraan dan ook
zonder meer te danken.
Dit betekent echter tevens, dat een zeer groot aantal
niet-levensvatbare bedrijven aan deze vrije konkurren
tie niet het hoofd kunnen bieden.
Nauwelijks 12% van de 5,7 miljoen landbouwbedrijven
in de Gemeenschap kan als modern worden beschouwd,
deze 12 neemt echter ongeveer de helft van de totale
landbouwproduktie voor zijn rekening. Dit probleem
speelt vooral in grote delen van Italië, Frankrijk en Duits
land.
Naast het marktbeleid wordt dan ook een struktuurbe-
leid gevolgd met als doel modernisering van de land
bouwbedrijven door het verlenen van investeringssteun
en bedrijfsbeëindigingsuitkeringen, alsmede het bevor
deren van de omscholing. De z.g. bergboerenregeling is
voorts met name voor deze probleemgebieden ontwor
pen.
VERSTORING VAN DE
CONCURRENTIEVERHOUDINGEN
de konkurrentiepositie van de bedrijven zijn di-
verse factoren van invloed. Behalve de bedrijfs-
grootte en -omvang, spelen de ligging t.o.v. de marktge
bieden en de struktuur van het bedrijf een grote rol.
Dit zijn geen konkurrentie-verstorende factoren, zij zijn
echter wel bepalend voor de rentabiliteit van het bedrijf
en voor de bedrijfsplanning. Verschillen op het terrein
van het economisch beleid, de fiscale- en sociale wetge
ving en het monetair beleid kunnen echter wel een kon-
kurrentieverstorend effekt hebben. Wanneer in een be
paald land de energie goedkoper is dan in de andere lan
den, wanneer het zelfstandig ondernemerschap op zeer
uiteenlopende wijze fiscaal wordt belast, wanneer de so
ciale wetgeving voor de ondernemers in de diverse lan
den sterk verschilt, dan kan gesproken worden over on
gelijke konkurrentieverhoudingen.
Hetzelfde geldt voor het effekt van de inflatie, die lang
niet in alle lidstaten even hoog is, alsmede voor de ge
volgen van revaluaties en de daaruit voortvloeiende mo
netaire kompensaties.
Deze konkurrentie-verstoringen kunnen slechts ten
dele met landbouwpolitieke maatregelen worden afge
zwakt, hiervoor zijn E.E.G.-regelingen op ekonomisch,
monetair en fiskaal terrein noodzakelijk.
Vooral het tot nu toe door de lidstaten gevoerde mone
tair beleid vormt een ernstig probleem.
De gemeenschappelijke prijzen voor landbouwproduk-
ten worden in rekeneenheden vastgesteld. Deze worden
na een devaluatie van het betreffende land niet verhoogd
en na een revaluatie niet verlaagd, doch worden op het
oorspronkelijk niveau gehandhaafd. Om de gevolgen te
compenseren worden bij invoer in het devaluerend land
subsidies betaald en bij invoer in het revaluerend land
heffingen opgelegd. In studie is thans, of deze grens-
compensaties op den duur gehandhaafd moeten blijven.
NATIONALE STEUNMAATREGELEN
J^E Europese Commissie heeft een ruime bevoegd
heid om het steunbeleid van de verschillende lid
staten te controleren en te koördineren.
Elk plan tot invoering of wijziging van de steunmaat
regelen moet in Brussel worden gemeld. Jaarlijks worden
tientallen plannen getoetst op hun verenigbaarheid met
het E.E.G.-verdrag.
Steun die aan hoeveelheden of prijzen of aan de groot
te van het areaal is gebonden, wordt geacht het handels
verkeer tussen de lidstaten ongunstig te beïnvloeden en
desbetreffende voorstellen verkrijgen dan ook geen
goedkeuring. Een land als Frankrijk is echter bijzonder
vindingrijk op dit terrein en baseert zich op sociale mo
tieven, die het noodzakelijk zouden maken om aan be
paalde kategorieën boeren inkomenstoeslagen te ver
strekken.
Al bij al maakt de moeilijke economische konjunctuur,
die de gemeenschap thans doormaakt, het noodzakelijk
dat in E.E.G.-verband een formule wordt gevonden, waar
bij een bevredigende ontwikkeling van de landbouwinko
mens wordt gewaarborgd en daarnaast de inflatie geza
menlijk wordt aangepakt.
Het markt- en prijsbeleid van de laatste jaren funktio-
neert niet, zoals het zou moeten funktioneren en is drin
gend aan herziening toe.
Diverse factoren beïnvloeden nog steeds de vrije kon
kurrentie, maar daarnaast blijkt ook telkens weer, dat de
door Brussel vastgestelde prijzen niet volledig doorko
men naar de producent, zulks nog afgezien van het feit,
dat in deze prijzen de kostenstijgingen als gevolg van de
inflatie onvoldoende zijn doorberekend.
HET BRUSSELSE PRIJSBELEID
BINNEN de E.E.G. wordt een prijsbeleid toegepast
voor die produkten, die een belangrijke bron van
inkomen vormen voor de boeren. Met name geldt dit
voor:
a. de akkerbouwsektor voor harde en zachte tarwe,
gerst, rogge, mais, rijst, suiker en oliehoudende za
den.
b. de veehouderijsektor voor melk, zuivelprodukten en
rundvlees.
c. de tuinbouwsektor voor bepaalde produkten als to
maten, appelen, peren, bloemkool.
Om het doel van het gemeenschappelijk markt- en prijs
beleid te realiseren hanteert men richtprijzen, oriëntatie
prijzen, interventieprijzen en drempelprijzen. Daarnaast
past men heffingen en/of gemeenschappelijk buitentarief
toe om het handelsverkeer met derde landen te regelen.
Deze heffingen zijn gelijk aan het verschil tussen de
wereldmarktprijs en de drempelprijs. Bij uitvoer naar der
de landen vindt een restitutie plaats om de prijsverschil
len te overbruggen.
Een nadere omschrijving van de diverse instrumenten
lijkt dienstig, omdat deze vaak met elkaar verward wor-
dén.
a. Richtprijzen.
De richtprijs heeft ten doel richting te geven aan de
produktie, alsmede bij te dragen aan de vorming van
een redelijk inkomen voor de producenten. Het is een
streefprijs en dus geen garantieprijs.
Bij de vaststelling van de richtprijzen wordt niet al
leen rekening gehouden met kostenfactoren, doch ook
met de afzetmogelijkheden binnen en buiten de E.E.G.
b. Oriëntatieprijzen.
Deze hebben eenzelfde functie als de richtprijzen,
doch dan voor rund- en kalfsvlees. -
c. Interventieprijzen.
De gemeenschappelijke interventieprijs heeft het ka
rakter van een garantieprijs en wordt gehanteerd om
het behalen van de richtprijs na te streven. Wanneer
de vrije marktprijs op het peil van de interventieprijs
komt, kan het betreffende produkt worden aangebo
den aan het interventiebureau (V.I.B.), dat dan tegen
interventieprijs inneemt.
Bij die overname gelden standaardnormen voor wat
betreft de kwaliteit van het produkt. Als regel ligt de
uitbetaalde prijs lager dan de interventieprijs i.v.m.
vervoerskosten. Wil de interventieprijs werkelijk ef
fekt sorteren, dan zal deze niet te ver van de richt
prijs af dienen te liggen.
d. Drempelprijzen.
Dit zijn minimum-invoerprijzen, die toegepast worden
bij invoer van agrarische produkten uit derde landen
door toepassing van een stelsel van heffingen. Zij
worden zodanig vastgesteld, dat zij de drempelprijs
niet in gevaar brengen.
KORTEWEG.
schering
schering nederland bv boxtel afdeling agro tel. 04116 4925^^1^^