HOOFDBESTUUR 9Czlm VERGADERDE f)AT een regeling op dit punt nogal wat haken en ogen heeft is bekejid, maar dat mag niet betekenen dat alles blijft zoals het was. Dit wgs de basis betreft. Ook wat het stelsel van afschrijving betreft zijn er wensen. 3 WIE OF WAT IS ER FOUT (Vervolg van eerste pagina) ring kennis van de mededelingen omtrent de werking van de versoepelde Rijksgroepsregeling zelfstandigen. Alleen in Zeeland waren per 1 maart al ruim 360 aanvragen bin nen, waaronder begrepen een belangrijk aantal loonwer kers. De vergadering konstateerde dat deze toeloop tot de R.Z.-regeling toch wel duidelijk aangeeft hoe gering de financiële weerstand op vele bedrijven is. Wat de af handeling van de aanvragen betreft werd geconstateerd, dat deze goed verloopt, mede door de zeer vlotte mede werking, die door alle betrokken instanties wordt ver leend. NOTA'S LANDSCHAPSBESCHERMING T"}E vergadering besteedde een eerste discussie om de op dit gebied verschenen nota's. Voorzitter Lu- teijn konstateerde, dat in de nota's te weinig rekening is gehouden met de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw. Teveel accent op behoud van natuur en land schap en te weinig op feiten, dat natuur en landschap alleen dan een wezenlijke funktie voor de mens kan ver vullen als het wordt ingepast in de eisen die er op dat moment aan worden gesteld. In de relatienota wordt weliswaar de mogelijkheid van adequate beloning voor gevoerd beheer voorgesteld. Evenwel een regeling voor het feit, dat de landbouw met name ook in zijn ontwikkelingsmogelijkheden wordt ge remd ontbreekt en wordt afgedaan met een verwijzing naar de nog vage bergboereregeling. En juist in de be perking van de ontwikkelingsmogelijkheden schuilt voor de landbouw het grootste probleem. Bij het beschouwen van de nota's nationale parken en landschapsparken zou de indruk kunnen postvatten, dat daarmee de landbouw in de overige gebieden van be perkingen gevrijwaard zouden worden. Niets is evenwel minder waar. Tegenover de zekerheid dat in grote gebieden van een moderne gezonde landbouw in de toekomst geen sprake meer zal kunnen zijn, staat geen enkele zekerheid, dat dit in de rest van het landelijk gebied wel het geval zal zijn. Integendeel juist omdat in vele gebieden geen re- créatiemogelijkheden meer zullen zijn, zullen de echte landbouwgebieden extra belast worden. Hetzelfde geldt voor doorsnijding met wegen, leidingen enz. Op geen enkele wijze wordt in de nota ook maar een poging gedaan om het alternatief van landbouw, die zich ten volle kan blijven ontwikkelen, zonder dat daar bij het landschap ernstig wordt geschaad, een kans te bieden. De vergadering konkludeerde dan ook, dat men zich volstrekt niet kan verenigen met: 1. een drastische uitbreiding van het aantal op dit mo ment aanwezige nationale parken. 2. de instelling van nationale landschapsparken, zowel op proef als definitief. 3. alle vormen van beperking in de bedrijfsvoering (ge dwongen of vrijwillig), die niet zeer duidelijk een vol ledige geïndexeerde schadeloosstelling voor de op gelegde beperkingen op zich inhouden. 4. vertraging van ruilverkavelingen in voorbereiding of uitvoering zoals nu veelvuldig in de praktijk voor komt. Het is nog altijd zo, dat een gezonde landbouw de beste garantie inhoudt voor de instandhouding c.q. ont wikkeling van een zo aantrekkelijk mogelijk en functio neel landschap. AFWIKKELING OOGSTHULPREGELING TN de vergadering van het hoofdbestuur kon wor- den medegedeeld, dat er 1.706 aanmeldingen zijn geweest van oogstschade. Hiervan kunnen er binnen enkele dagen 1.450 betaalbaar worden gesteld tot een bedrag van ƒ7.125.784,hetgeen neerkomt op een ge middelde van circa 5.000,iEr zijn hierbij grote ver schillen; er zijn uitkeringen bij van even boven de 60.000,De heer Van Beekom kon mededelen, dat de regeling nog op enkele punten kon worden versoe peld, o.m. ten aanzien van uitgegroeide pootaardappelen, die als consumptieaardappelen konden worden be schouwd. Bovendien konden wat afrondingen naar bo ven worden gehanteerd, hetgeen voor een klein aantal landbouwers betekende dat zij juist binnen de vergoe dingsregeling kwamen te liggen. AKKERBOUW "QE heer A. J. G. Doeleman deelde in zijn overzicht over de ontwikkelingen in de akkerbouwsektor mede, dat sedert de vorige vergadering van het hoofd bestuur nu zekerheid is verkregen ten aanzien van de vaststelling van de prijzen voor de gegarandeerde pro- dukten: Prijzen, die bij allen bekend zijn en die een on aanvaardbare situatie voor de akkerbouw betekenen. Grote onzekerheid is er ten aanzien van de opbrengst verwachtingen voor de komende oogst en moet men zich zorgen maken over de structuur van de grond. De akker bouw gaat een zorgelijk jaar tegemoet. In de afgelopen week kon men konstateren, dat kunstmest gestrooid werd en dat tarwe en gerst werden ingezaaid, doch ook dat nog aardappels werden gerooid. De consumptiemarkt van aardappels was vooral van de kleinere maten de afgelopen week iets vriendelijker, hoewel dit nog niet met een duidelijke prijsstijging ge paard ging. De tarwevoorraden waren per 25 februari 1975 440.000 ton tegen 244.000 ton vorig jaar, wat respectievelijk 56 van de totale oogst betekent tegen 35 vorig jaar. De tarweprijs isjnu zelfs onder het interventieniveau ge daald. De peulvruchten en zaden staan bij zeer geringe vraag nog steeds onder druk. Ditzelfde geldt ook.voor vlas, mede doordat ook de textielindustrie met moeilijk heden heeft te kampen. Wat de te verwachten bietenuitzaai betreft, lijkt het er op, dat er 9 a 10% meer ha's uitgezaaid gaan worden. Deze uitbreiding vindt hoofdzakelijk plaats in het noor den en oosten van het land. VEEHOUDERIJ TN zijn overzicht van de ontwikkelingen in de vee houderijsector deelde de heer J. M. van Heijst me de, dat de rundveemarkten totaal ontwricht zijn door de te late bekendmaking van de premieregeling. In februari gold de hoogste premie namelijk 252,84 per rund, stier, os of vaars, die een minimum geslacht gewicht moet hebben. Een groot deel van de veehouders, die over deze die ren beschikten, hebben deze reeds van begin februari aangehouden om toch zeker voor de premie in aanmer king te kunnen komen. Het is een verkeerde situatie als men op slachthuizen dieren zal slachten met een slacht- gewicht van rond de 200 kg. Na half februari is het aanbod wat teruggelopen en trekken de prijzen iets aan. De besluiteloosheid, hetzij bij de E.E.G. of bij de eigen minister heeft de véehou- ders handenvol geld gekost! De prijs voor de nuchtere kalveren is voor de licht ste soorten bijzonder slecht; de zwaardere kalveren zijn wel verkoopbaar al zijn de prijzen laag. De varkensprijzen trekken nogal wat aan, terwijl ook de vraag naar biggen op dit moment groot is. Door de KOMEN WIJ BOEREN NOG AAN ONZE TREKKEN Op initiatief van de Vereniging van Bedrijfsvoor lichting Oost Zuid-Beveland werd voor de beant woording van de vraag „Wie of wat is er fout", waardoor het met onze bedrijven zo snel bergaf waarts gaat, een commissie ingesteld die onder voorzitterschap van K. van Nieuwenhuyzen voor het beantwoorden van deze vraag een rapport sa- mensteld. Aan de hand van de daarin vermelde fei ten en prognoses kunnen de nodige conclusies ge trokken worden. De commissie heeft bewust deze conclusies niet zelf getrokken maar legt het rapport voor aan de praktijk. Tevens zal het worden toegezonden aan de minister van landbouw, de leden van de vaste kamercommissie van landbouw enz. enz. Enkele leden van de Tweede Kamer hebben toe gezegd het rapport te willen bestuderen, n.l.: Ir. H. TUYNMAN, VVD, voorzitter van de vaste ka mercommissie van landbouw; Ir. A. VOORTMAN, P.v.d.A. en Drs. A. HUTSCHEMAEKER, C.D.A. Alle drie die zich bereid verklaard hebben om op DINSDAG 11 MAART A.S. OM HALF ACHT in het DORPSHUIS te KRUININGEN, hun bevindingen aan de boeren van Oost Zuid- Beveland kenbaar te maken en met hen hierover van gedachten te wisselen. Deze bijeenkomst wordt georganiseerd door de gezamenlijke Kringen en Afdelingen van de ZLM, VBTB en NCB in Oost Zuid-Beveland in samenwer king met de Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting in Oost Zuid-Beveland, en zal onder leiding staan van de heer K. Dees, voorzitter van de kring Oost Zuid- Beveland van de ZLM. De organisatoren rekenen op een massale op komst! Op pagina 8 en 9 hebben wij de belangrijkste gegevens uit het rapport samengevat. Aan de zaal zullen voor zover de voorraad strekt de volledige rapporten beschikbaar zijn. prijsstijging voor 'de varkens en de daling van de prij zen van het varkensmeel is het vertrouwen in deze sec tor gelukkig weer wat toegenomen. Ten aanzien van de gang van zaken in de zuivelsektor zegde de heer Van Heijst, dat de richtprijsverhoging voor de melk is vastgesteld in 2 etappes, namelijk per 3 maart 6 en per 16 september 4,7 hetgeen gemiddeld voor het gehele melkprijsjaar 1975/1976 zal neerkomen op 7,4 Het behoeft geen betoog, dat de veehouders bij zonder ontstemd zijn over deze prijsverhoging. De kos tenstijgingen in deze sector zijn bijzonder groot, waarbij men alleen maar behoeft te denken aan de aanpassing van de stallen, de verontreiniging van het oppervlakte water en de diepkoeltanks voor de melk. De melkaanvoer stijgt snel omdat men in de volle af- kalfperiode zit. Botervoorraden zijn er praktisch niet. De kaas kan goed worden geplaatst tegen redelijke prij zen; de voorraden melkpoeder lopen op en de afzet is moeilijk. De boterprijs, de kaasprijs, de melkpoederprijs en de prijs van consumptiemelk zal in verband met de richtprijsverhoging moeten worden aangepast, om de richtprijs te kunnen realiseren en men zal de reaktie van deze prijsverhogingen op het marktvérloop dienen af te wachten. Ook de toeslagen voor de magere melkpoeder zijn niet evenredig met de interventieverhoging aange past. Hierdoor wordt het opfokken van kalveren ook weer extra duurder. (Zie verder pag. 6) J?EN van de onderwerpen die regelmatig aan de orde zijn, als het gaat om de winstberekening, betreft de basis, het systeem en het percentage van de afschrijving op bedrijfsmiddelen. Men weet dat het fiscale begrip be drijfsmiddelen, althans voor de inkomstenbelasting, het zelfde is als het begrip „duurzame produktiemiddelen" in de bedrijfseconomie. Het omvat dus gebouwen, machi nes en dergelijke. Ook de grond die in een landbouwbe drijf gebruikt wordt is een bedrijfsmiddel, als dit gebruik plaats vindt door de eigenaar. Als het om afschrijvingen gaat levert de grond echter geen problemen op, omdat grond niet ingebruikswaarde achteruit gaat, tenminste als er geen roofbouw wordt gepleegd! In het verleden is1 in beschouwingen over de afschrij vingen ook in de belastingrechtspraak gesteld dat het doel van de afschrijving is om de ondernemer in staat te stel len een fonds te vormen om vervanging van een bedrijfs middel mogelijk te maken. Later is de gedachte van de fondsvorming wat op de achtergrond geraakt. De afschrij ving werd toen gezien als een verdeling van de kosten van het duurzame produktiemiddel over de jaren waarin het zal worden gebruikt. In de praktijk maakt het verschil in benadering niet veel uit. Men ging er n.l. toch van uit dat het bedrag dat gedurende de hele levensduur van het bedrijfsmiddel mag worden afgeschreven niet meer is dan de aanschaf fingsprijs verminderd met de restwaarde. De restwaarde is het bedrag dat nog voor het bedrijfsmiddel wordt ont vangen als het wordt vervreemd. f)EZE afschrijvingsbasis, dus de historische kostprijs is naar de mening van velen in deze tijd ondeugde lijk. Dit als gevolg van de inflatie. De prijzen van bedrijfs middelen stijgen in een dermate hoog tempo dat het vol komen onwerkelijk is met deze stijging geen rekening te houden bij de winstberekening. Het buiten beschouwing laten van de inflatie leidt tot het berekenen en dus tot het belasten van schijnwinsten. Naarmate het inflatie tempo hoger is worden de financiële problemen bij vervanging uiteraard veel zwaarder. Dit leidt tot het achterwege laten van nodige investeringen en dus tot aantasting van het machinepark, etc. Af gaan schrijven op vervangingswaarde in plaats van op de historische uitgaafprijs zou dus een reële handeling zijn. Onze fiscale wetgeving staat dit echter niet toe. Men moet blijven uitgaan van d-e .prijs die in het verleden be taald is. Daardoor BLIJFT men dus winsten berekenen die hoger zijn dan in overeenstemming zijn met de wer kelijkheid. Hier ligt dus een probleem, waaraan iets zal moeten worden gedaan. Het meest toegepaste systeem is dat van afschrijving van gelijke bedragen per jaar. Anders gezegd dat van een vast procent van de aanschaf waarde. Een ander stelsel is dat van de dalende afschrijmngs1- bedragen. In de praktijk bedoelt men daarmee dan het systeem van een vast procent van de boekwaarde. Als men de aanschaf waarde stelt op 100% en het afschrij vingspercentage op 20 dan brengt dit systeem mee dat men het eerste jaar afschrijft 20% van 100%. Na deze afschrijving is de boekwaarde dus nog 80 en daarvan wordt het tweede jaar 20 afgeschreven. Dat is dus 16 van de aanschaf waarde. Zo daalt het elk jaar. Als men bij een levensduur van een machine van 6 tot 10 jaar het afschrijvingsbedrag van het eerste jaar berekent dan komt dit bij het laatste systeem uit op on geveer het dubbele van het eerste systeem. Dat kan in verband met financiering belangrijk zijn omdat de be lasting in de eerste jaren lager is. J^ïE belastingrechters zijn echter het srysteem van af- schrijving over de boekwaarde niet gunstig gezind. Alleen als een bedrijfsmiddel in de eerste jaren bete kenend hogere nutsprestaties levert, dan in de latere ja ren, mag het worden toegepast. Niet als die nutsprestaties meer gaan kosten. Gezien in het licht van de inflatoire ontwikkeling en de in het algemeen niet onredelijk hoge percentages die bij niet al te korte levensduur toegepast worden, wekt dit standpunt wel wat verwondering. Het lijkt ons wel erg theoretisch. Het is wel zo dat er aan het systeem van afschrijving van een vast percentage van de boekwaarde theoretisch bezwaren kunnen kleven. Dat mag echter een toepassing in de praktijk niet in de weg staan als dit op een redelijke manier gebeurd! PA AU WE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 3