het opperhoofd sprak Globale richtlijnen voor stikstof bemesting van granen in 1975 5 Specialist Bodemaangelegenheden C.A.R. - Goes J. KODDE stof een deel door uitspoeling en/of denitrificatie verloren is gegaan. Ook uit de resultaten van het grondonderzoek blijkt, dat in het algemeen de hoeveelheid stikstof in het profiel geringer is dan normaal. Regionaal maar ook perceelsgewijs kunnen nog vrij grote verschillen voorkomen door o.a. de zwaarte en het profiel van de grond, de structuurtoestand en de mate waarin groenbemesters of organische mest zijn toegepast. De voorvruchtverschillen lijken dit jaar wat ge ringer dan anders. Landbouwers die zelf stikstofonderzoek hebben laten verrichten kunnen zich uiteraard baseren op de op hun bedrijf gevonden gehaltes. Gezien de lagere gehaltes zullen de granen dit jaar iets extra stikstof nodig hebben. Wegens het grote risico van hoge N-giften in het voorjaar en de vele factoren die de stikstofbehoefte kunnen beïnvloeden, Is er bij het opstellen van de richtlijnen van uitgegaan dat de stikstof voor winter tarwe, zomertarwe en haver in twee keer wordt gegeven. Zeker bij een vrij hoge behoefte is het niet verantwoord alle N in één keer toe te dienen. Alleen bij gerst zal noodgedwon gen geprobeerd moeten worden direct in het voorjaar de juiste hoeveelheid stikstof te geven. Toediening van een 2e gift is op dit gewas niet gewenst. Barenbrug Holland B.V., Oosterhout (Gld Postadres. Postbus 4, Arnhem. Telefoon (08818) 545 ET is bekend dat de stikstofbehoefte van granen ver schillen vertoont onder iinvloed van o.a. het weer in de voorgaande herfst en winter. Al een aantal jaren wordt elk voorjaar een richtlijn gegeven over de te verwachten stikstofbehoefte voor het (komende seizoen. Deze richtlijn geldt alleen voor granen. Voor gewassen zoals aardappelen en suikerbieten is gezien de lengte van de groeiperiode het stikstofgehalte in het voorjaar (van veel minder betekenis. Het stikstofadvies werd in het verleden altijd weergege ven in een toeslag of aftrek t.o.v. normaal. Over de laatste Jaren luidden deze adviezen als volgt: 1965 20 kg N meer dan normaal 1966 en 1967 15 kg N meer dan normaal 1968 t/m 1971 normaal bemesten 1972 en 1973 20 kg minder dan normaal In 1974 gold voor het zuidwesten een richtlijn van 10 kg N meer dan normaal. Hierbij was reeds rekening gehouden met een, ook dat voorjaar, wat minder goede structuurtoe stand van de grond. In het najaar van 1974 is men gestart met een vrij inten sief grondonderzoek op een 25-tal standaardbedrijven. Het doel hiervan is o.a. het zo goed mogelijk volgen van het N- gehalte van de grond onder invloed van neerslag, tempera tuur, voorvrucht e.d. Door de Begeleidingscommissie „Stik stofonderzoek op Standaardbedrijven" zijn op basis van dit onderzoek en de hoeveelheid neerslag in de afgelopen herfst en winter een aantal richtlijnen opgesteld voor de N-bemes- ting van granen. Onderstaand willen we deze richtlijnen zo veel mogelijk aanpassen aan de situatie in het zuidwesten. ADVIEZEN VOOR 1975 N de afgelopen herfst en winter is belangrijk meer regen gevallen dan normaal. In het zuidwesten zelfs onge veer tweemaal zoveel. Dit heeft tot gevolg gehad dat van de in de herfst nog in de grond aanwezige hoeveelheid stik- RECTIFICATIE In het verslag dat de vorige week in het Landbouw blad was opgenomen over de voorjaarsvergadering van de Coöp. Landbouw Vereniging „C. en C.", waarbij de voorzitter, de heer W. de Vrieze, de door Cebeco betaalde tarweprijzen nogal negatief beoordeelde in vergelijking met die van andere handelsorganisaties, werd niet ver meld dat de spreker, de heer H. v. d. Maas uit Kats, een krachtig wederwoord heeft gesproken over de gebezigde tarweprijzen van Cebeco Zuid West. Hetgeen we alsnog gaarne doen! C. J. B. Globale richtlijnen voor het Zuidwestelijk kleigebied gewas kg N per ha le gift 2e gift wintertarwe 70—100 30—60 zomertarwe 50— 80 30—50 haver 50— 70 3040 gerst 60— 80 Aangezien de granen meestal na de rooivruchten worden verbouwd is rekening gehouden met de in het algemeen min der goede structuurtoestand (van deze percelen. Bij een goe de structuurtoestand of na (een groenbemesting of organi sche mest zullen de giften wat lager kunnen zijn. Bij een dichte stand kan de le gift over het algemeen wat lager zijn dan bij een dunne stand. Een minder goede structuur maakt het gewenst de basisgift vroeg /te strooien. De hoogte van de 2e gift kan aangepast worden aan de groei en de stand van dat moment. ZAND- EN DALGRONDEN QVER het algemeen zal ook hier een groot gedeelte van de In de herfst in de grond aanwezige stikstof ver loren zijn gegaan. Hier zullen ongeveer dezelfde richtlijnen aangehouden kunnen worden als op zeeklei en rivierklei. Dit geldt alleen wanneer niet regelmatig organische mest wordt aangevoerd. Aangeraden wordt de ontwikkeling van het gewas gere geld te volgen en op percelen waar bijvoorbeeld door een slechte structuur van jde grond de ontwikkeling duidelijk te schraal is, niet te lang te wachten met het geven van de tweede gift. Dit stikstofadvies geldt dus alleen voor granen. Ook voor andere gewassen met een korte groeiperiode kan een kleine toeslag t.o.v. normaal gegeven worden Voor gewassen met een langere groeiperiode zoals aardappelen en suikerbieten is er ook dit jaar geen aanleiding om meer N te geven dan normaal. Ontleend aan "Melk" CMC 22 februari 1975. 'Het grote Opperhoofd in Washington heeft gesproken: hij wenst ons land te kopen. Het grote Opperhoofd heeft ook woorden gesproken van vriendschap en vrede. Dat is zeer goed van hem, omdat we weten dat hij onze vriendschap niet nodig heeft. Maar wij zullen over uw aanbod beraadslagen, want wij weten dat als wij ons land niet verkopen, de blanke man met zijn geweren komt en het in bezit neemt'. Zo sprak het indianen-opperhoofd Seattle van de Duwamish-stam ruim 100 jaar geleden (1856). In het haagse Nieuws poort waren op 6 februari twee opper hoofden aan het woord: minister A. van der Stee (landbouw) die schertsender wijs sprak van een verloving met cul tuur, recreatie en maatschappelijk werk, waarvoor staatssecretaris W. Meijer het woord voerde. Collega Gruijters, mede ondertekenaar van de nota 'relatie tus sen landbouw en natuur- en landschaps behoud', minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening, ontbrak. Drie nota's lagen ter Nieuwspoort-tafel: één over-nationale parken (43 pagina's), één over landschapsparken (42 pagina's) en de relatie-nota (47 pagina's). Er zijn dan ook pagina's vol over te schrijven. Afgezien van de woorden van Opper- je mag niet stoken in een pas ontluikende romance, maar het pad van minister A. P. J. M. M. van der Stee, staatssecretaris W. Meijer, cultuur, recreatie en maatschappelijk werk en minister J. P. A. Gruijters, volkshuisvesting en ruimtelijke ordening lijkt ons niet over rozen te gaan. hoofd Seattle - en alles wat daar achter schuil gaat, hij zei trouwens véél meer! - is navolgende zinsnede uit de relatie nota één van de sleutels op de schat kist van ons nationaal welzijn: 'De be tekenis van de landbouw in zijn functie van producent van voedsel en grond stoffen en als bron van werkgelegen heid is in de nationale economie aan zienlijk groter dan blijkt uit de gegevens omtrent de primaire landbouwproduktie'. In de nota wordt het aandeel van de agrarische sector in het nationaal inko men in 1970 (inclusief tuinbouw, bos bouw en visserij) met 'wat daar aan vast zit' op 12,4% van het totaal berekend. Zijnde f 11,75 miljard. De plannen die de regering in de nota's ontvouwt zijn ambitieus. De verwezen lijking is een groot vraagteken. De park wachter/boer blijft voor zijn inkomen af hankelijk van de welwillendheid van de politieke krachtverhoudingen. De boer die het zonder silo's, in oude stallen, bij slechte afwatering, langs kronkelpa den (waar een rmo niet mag komen) en voor de curiositeit met klompen in de emmer melkt, zal niet meer mee kunnen. De gevolgen van de produktiederving slaan terug op verderweg liggende ren- tabiliteiten. Met alle gevolgen van dien. Het praat-stuk is uit. Gelukkig. Zij die het aangaan zullen de woorden van Seattle niet licht vergeten. ns

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 5