nog steeds de beste luzerne in europa! Studiedag suikerbietenteelt Tholen-St. Philipsland Teelttechniek Oogst Opslag en transport HET rapport geeft vervolgens voor 5 rooisystemen een kostenberekening bij 3 benuttingsgraden. De hoogste benuttingsgraad: is een berekening bij optimaal gebruik. Men gaat er dan van uit dat de machines maar 1 maal op een dag hoeven te verhuizen of de percelen in maximaal 2 maal wor den geoogst. 'De 2de benuttingsgraad zijn de kosten bij 34 van de optimale capaciteit en de 1ste benuttingsgraad bij halve capaciteit. 7 Deze week wordt aan de hand van het verslag opgesteld door de heer J. L. van Gorsel te Oud-Vossemeer nader ingegaan op hetgeen tijdens de Studiedag Suiker bietenteelt, op 6 februari j.l. te St. Maar tensdijk gehouden, werd behandeld. Een studiedag, die werd georganiseerd door de Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting Tho len-St. Philipsland, de ZLM-kring aldaar en C.A.R. Goes. RED. ^EZE 4de studiedag werd geopend door de voorzitter van de Vereniging van Bedrijfsvoorlichting, de heer A. A. van Nieuwenhuyzen, die de 100 aanwezigen van harte welkom heette. In zijn openingswoord kwam de heer Van Nieuwenhuyzen nog even terug op het bijzondere, on der extreem slechte omstandigheden verlopen jaar 1974. Na een veel te droog voorjaar met cpkomstmoeilijkheden kwam in het najaar de enorme regenval, met als gevolg enorme oogstproblemen en het in de grond achterblijven van vele ha gewassen. Dit natte najaar had ook tot gevolg, dat de door de Vereniging van Bedrijfsvoorlichting geplande de monstratie voor verzamelen en opslag van bietenblad geen doorgang heeft kunnen vinden. De commissie die de 'bieten- bladdemonstratie had voorbereid en met enkele aanvullin gen ook het discussiestuk voor deze dag aangaande „Pers pectieven van samenwerken bij de bietenoogst" opstelde heeft de gegevens voor de bietenbladoogstdemonstratie ook enigszins in haar opdracht voor deze dag verwerkt. Zij zijn al bij al ongeveer een jaar voor deze studiedag bezig ge weest. TEELTTECHNIEK De eerste inleider de heer J. Gommeren, medewerker van het I.R.S. te Bergen op Zoom behandelde het onderwerp „Teelttechniek bij de suikerbietenteelt" en stelde diat de structuur van de grond in het najaar 1974 een flinke klap gekregen heeft. Vorst kan hier nog wat aan veranderen. De structuur kan nog verbeterd worden, wanneer bij vorst en voldoende draagvermogen van de grond en vooral grond boven de 30 afslibbaar er flink diep gecultivaterd kan worden. Achtergebleven aardappelen hebben hierbij ook een grotere kans te bevriezen, terwijl gelijkliggende grondi voor bieten belangrijk is. De inleider verwachte voor 1975 een aanzienlijke uitbrei ding van de suikerbietenteelt in Nederland en wel tot onge veer 130.000 ha. De teelt van suikerbieten vraagt een ratio nele bemesting. Het vroeg geven van de kunstmest en voor al kali is van groot belang, in verband met het gevaar voor zoutschade. Overwegend wordt er een veel te hoge stikstof gift gegeven. Een gift van 150 kg per ha is voldoende. Boven de 150 kg/ha gaat overwegend het suikergehalte achteruit. Verder is het van belang om na een jaar als 1974 eens meer aandacht te schenken aan een kalkbemesting. Schuimaarde werkt zeer structuurverbeterend. Ook de af watering is van belang (ploegzool). Aangaande de rassenkeuze verwachte de heer Van Gom meren dat in 1975 90 tot 95 van de uitzaai met genetisch eenkiemig zaad zal geschieden. Er zijn dit jaar 4 nieuwe rassen opgenomen in de rassenlijst, waarvan men veel ver wachtingen heeft. De kwaliteit van het suikerbietenzaad voor 1975 is goed. De genetisch eenkiemige rassen hebben gemiddeld een kiemkracht van 90 en een eenkiemigheid van 96 Het overgrote deel van de uitzaai zaïl naakt zaadi zijn. Er is in Nederland een teruggang van het pillenzaad te zien. Pillenzaad toomt trager op. In 1974 werd 50 van de uitzaai tussen de 12 en 15 cm en 25 op 15 om en meer in de rij gezaaid. Er is een ten dens om steeds meer op eindafstand te gaan zaaien. Dit is volgens de heer Van Gommeren met de moderne rassen zeker mogelijk. Zaaien op een afstand van 20 en meer, zoals ook wel reeds gedaan wordt, vindt hij echter niet verant woord. Het precisie zaaien gebeurt voor 90 door de loonwer ker. Het meest gebeurt het zaaien met de schijvenzaaima- chine, uitgerust met de C apparatuur. Dit bevalt goed. Bij de pneumatische zaaimachine, waar men meerdere gewassen mee kan zaaien, is de verdeling ten velde niet veel beter dan met C-apparatuur. Bij het zaaien is de draaisnelheid van de schijven van belang. Bij wijd zaaien moet men schij ven nemen met minder cellen, omdat er andiers te veel dub bele vullingen optreden. De grondbewerking moet zo oppervlakkig mogelijk ge beuren. Men moet zo weinig mogelijk gangen maken. Een Vlak zaaibed met een toplaag; van 2 cm is ideaal. Het klaar maken gaat het best met conventionele of met combinatie werkuigen. Met de rotonkopeg en de schudeg gaat men snel te diep. Klaargemaakt land moet men niet te lang laten lig gen, want regen hierop is niet best. En bij scherp droog weer droogt de toplaag dan te veel uit. Een goede afspraak met de loonwerker over het zaaitijdstip is dan ook gewenst. In 1974 is duidelijk gebleken dat een rijafstand van 50 cm beter bevalt dan 44 cm. Bij het zaaien is een rijsnelheid van 5 km het meest ge wenst .Er moet gezaaid worden met scherpe kouters en niet dieper dan 1,5 tot 3 cm. Het zaad ligt ideaal, wanneer het in de vastegrond in het koutervoortje ligt. Bij een te hoge rijsnelheid krijgt men een ongelijke verdeling van het zaad in de rij. Bij het zaaien moet men verder letten op stofvor ming in de zaadbakjes, waardoor verstoppingen op kunnen treden. Het verdiend aanbeveling de wendakkers 18 tot 24 meter breed te houden. Over de opkomst stelde de heer Van Gommeren, dat men niet te snel moet besluiten om bij een slechte opkomst over te zaaien. Overzaaien geeft nooit geen hoge opbrengst meer. Vraag daarom eerst deskundig advies. Tot slot stelde de heer Van Gommeren dat men de laatste ijaren met de moderne apparatuur weer wat meer overgaat tot mechanisch schoffelen. Vooral bij wortelopslag kan 1 of 2 keer schoffelen voordeel opleveren. GEWASBESCHERMING HA de heer Van Gommeren werdi het woord gegeven aan de 2de inleider, de heer Ir. M. Heuver, landbouw- consulent voor plantenziekten en onkruidbestrijding te Wa- geningen, met als onderwerp: „Gewasbescherming bij de bietenteelt". Een verslag van deze inleiding werd verwerkt in het arti kel van de heer P. Verhage van het C.A.R. te Goes in het Landbouwblad van 14 februari 1975 j.l. Barenbrug Holland B.V., Oosterhout (Gld Postadres: Postbus 4, Arnhem. Telefoon (08818) 545 geleken met het 1-rijig rooisysteem. De kwaliteit van het werk bleef over het algemeen goed. Als de capaciteit wordt benut, kan ondanks een vrij grote investering worden ge werkt met relatief lage kosten. In andere streken in Zeeland en overig Nederland zijn er ervaringen waarbij, door af spraken vooraf, de capaciteit van de machines wordt 'benut en de tarieven daardoor aantrekkelijk zijn. De vraag dringt zich op, wat deze ontwikkeling kan be tekenen als ze wordt geprojecteerd op de omstandigheden op Tholen en St. Philipsland. Het rapport geeft een aantal overzichtelijke tabellen, waaruit blijkt dat er op Tholen en St. Philipsland door 536 telers 1713,5 ha bieten geteelt worden. Dat is per teler een oppervlakte van 3,19 ha. Verder blijkt er dat er 38 telers zijn met minder dan 0,5 ha bieten, 113 met 0,5 tot 1 ha, 188 telers tussen de 1 en de 4 ha en 137 telers met meer dan 4 ha. Het rapport komt vervolgens tot een kostenberekening per ha voor de huidige op Tholen en St. Philipsland' wer- De keuze van de studiegroep viel op het 6-rijig rooien in twee werkgangen. OOGST, OPSLAG EN TRANSPORT Op de voordracht van Ir. Heuver volgde die inleiding van de heer ing. Ph. van den Hoek te St. Philipsland, als voorzitter van de commissie, die een studie hadden gemaakt eri dit in een rapport haddien samengevat over „Oogsten, op slag en transport van suikerbieten" het woord. De heer Van den Hoek gaf een duidelijke toelichting bij het goed verzorgde en interessante rapport, waaraan door de commissie veel werk was besteed. De studiegroep be stond uit de telers ing. Ph. van den Hoek, C. P. Burgers en M. J. Stoutjesdijk, de loonwerkers P. Fase en A. Wielaard, de heren L. N. Bax, M. A. de Hond, en ing. T. T. Miedema van het C.A.R. te Goes, de vrachtondernemer J. Geuze en de heer J. van Gommeren van! het iBieteninstituut. Het rapport stelt dat, gezien de jaarlijks stijgende bewer- kingskosten en het feit dat de kostenstijgingen niet direkt in de opbrengstprijs kunnen worden verrekend, het noodzake lijk is zich te bezinnen op kostenbesparende technieken en methoden. Dit geldt ook voor de teelt van suikerbieten. De technische ontwikkeling heeft geleid tot een aantal verschillende werkmethoden om 6- en 3-rijig te oogsten. De bij deze systemen behorende machines hebben een grote oogstcapaciteit. De capaciteit blijft ook onder slechte omstandigheden, zoals het afgelopen rooiseizoen, hoog, ver- Het transport dient goed geregeld te worden! kende machines met incalculering van de door deze machi nes geoogste oppervlakte. Hieruit blijkt dat de 6-rijer per ha 357,kostte en de één-rijer bij de 'loonwerker 581,25 per ha. Bij eigen mechanisatie komt men zelfs tot een kos- tentotaal van 718,50 per ha. Hierbij is overal uitgegaan van nieuw materiaal en een afschrijving voor de loonwerker van 25 en bij de eigen mechanisatie van 20 De loon kosten bij de boer bedragen 10,per uur en bij de loon werker 20,Rente 6 Variabele kosten en onderhoud bij de boer 5 en bij de loonwerker 8 De gemiddelde rooikosten per ha liggen nu in Tholen en St. Philipslandi op 494,82 per ha. KOSTENBEREKENINGEN Uit de grafieken blijkt dat: bij de 1-rijige bunkerrooimachine met een prijs van 35.000,bij 25 ha rooien een totaal kosten heeft van 590,—; bij 37,5 ha 529,33 en bij 50 ha 513,—. Bij de 3-rijige wagenrooier, 1 fase, nieuwprijs ƒ40.000, zijn de kosten als volgt: bij 50 ha 340,bij 75 ha 305,33 en bij 100 ha 296,—. Bij de 3-rijige zelfrijdende bunkerrooier van 120.000, bij 50 ha 680,—; bij 75 ha 576,—. en bij 100 ha 548,—. Bij de 6-rijer, 2 fasen op 1 trekker gebouwd van 60.000, bij 100 ha 290,—; bij 150 ha 264,— en bij 200 ha 257,—. Bij de 6-rijer zelfrijdend van 160.000,—: bij 100 ha 500,—; bij 150 ha 430,— en bij 200 ha 412,— per ha. In deze berekeningen zijn de systemen waarbij trekkers worden gebruikt deze trekkerkosten per uur in de kosten verrekend. Uit deze berekeningen blijken dat de 3-rijige wagenrooier achter de trekker en de 6-rijer opgebouwd het goedkoopste werk leveren bij optimaal gebruik. Bij de zelfrijdiers kan men alleen tot lage kosten komen bij een enorm grote opper vlakte. (Zie verder pagina 10)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 7