BOER EN LANDSCHAP maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant a 1 A- VRIJDAG 14 FEBRUARI 1975 63e Jaargang - No. 3266 land- Zlm tuinbouwblad nationaal landschapspark De ontwikkeling van de landbouw is sterk medebepalend voor de toekomst van het landschap. De boer moet voor zijn functie van beheerder van het landschap een passende beloning krijgen. Dit zijn uitgangspunten van de „relatienota", een van de drie nota's over het landschap die het kabinet aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. In de relatienota, voluit getiteld „De relatie landbouw en natuur- en landschapsbehoud" wordt in de eerste plaats ingegaan op ontwikkelingen in de landbouw. Daar na wordt de ruimtelijke problematiek belicht uit de invalshoek van natuur- en landschapsbehoud. Bijzonderheden over deze drie nota's op pagina 1 7 en 18 in dit nummer. gEHALVE het markt- en prijsbeleid, waar overigens op het moment dat we dit schrijven weer druk over vergadert wordt in Brussel, worden de gemoederen bin nen de landbouw ook steeds meer bezig gehouden door het nationale beleid ten aanzien van milieu, landschap en planologie. Vorige week heeft het kabinet een drietal nota's doen verschijnen waarin steeds natuur- en landschapsbehoud centraal staat. Nota's die respectievelijk handelen over nationale parken, nationale landschapsparken en ,,de re latie landbouw en natuur- en landschapsbehoud". Vol gens de visie van het kabinet zouden er naast de drie reeds bestaande nationale parken nog een twintigtal ge bieden voor nationaal park in aanmerking komen. Onder een nationaal park verstaat men dan een aaneengesloten gebied van tenminste duizend hektaren, bestaande uit natuurterreinen, wateren en of bossen, met een bijzon der natuurlijke en landschappelijke gesteldheid en een bijzonder planten- en dierenleven. In deze gebieden zal landbouw, industrie, recreatie, verkeer etc. volledig ge weerd worden. De lijst van de in aanmerking komende gebieden overziende betreft het overigens op het eerste gezicht reeds gebieden waar de landbouw nauwelijks van belang is. Voor ons werkgebied komen de platen in de Grevelingen en de Biesbosch als nationaal park in aanmerking. Naar onze mening blijft het niettemin zaak dat de landbouw de ontwikkelingen ten aanzien van deze nationale parken óp de voet blijft volgen. Wij vrezen namelijk dat de landbouw in met name de aangrenzende gebieden wel degelijk met de gevolgen van bestemming tot een nationaal park te maken kan krijgen. Bijvoorbeeld doordat voor de uit het park geweerde verblijfsrecreatie ONS COMMENTAAR nu goede landbouwgronden worden bestemd. Of door dat bij de aanleg van transport- en energieleidingen tra cé s worden vastgesteld, die de parken niet mogen door snijden en dus meer landbouwgronden zullen doorkrui sen. Wat dit laatste betreft hebben we al een voorproefje gehad in de zak van Zuid-Beveland bij de bepaling van het tracé voor de hoogspanningslijn BorsseleGeertrui- denberg. LANDSCHAPSPARKEN "^"ANNEER het gaat om de instelling van nationale landschapsparken komen veel meer landbouwbe langen rechtstreeks in het geding. In de nota wordt een nationaal landschapspark omschreven als: „een door de In dit nummer o.ni.: Gewasbescherming - onjuiste voorlichting Pagina 3 •Sfc- Gewasbescherming - Studiedag suikerbietenteelt Pagina 5 Beluchtingssystemen en bewaarplaatsen Pagina 6 Teeltechniek en tarweopbrengst en veranderingen op het gebied van aardappelpootmachines Pagina 8/9 Kreupelheid en klauwverzorging Pagina 11 Tuinbouwklanken Pagina 13 Voor de vrouw rijksoverheid als zodanig aangewezen gebied van ten minste tienduizend hectare, bestaande uit zowel natuur terreinen, wateren en/of bossen, als cultuurgronden en nederzettingen, dat een grote rijkdom vertegenwoordigt aan natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten en aan cultuur-historische waarde". Het beleid voor deze land schapsparken zou er op gericht dienen te zijn het spe cifieke en gedifferentieerde karakter van het gebied, met name ook voor de zich recreërende mens in stand te houden en te ontwikkelen. Daarbij rekening houdende met de sociaal-culturele en economische belangen van de in het gebied wonen de en werkende bevolking. Het valt op in deze nota over landschapsparken dat sterk de nadruk wordt gelegd op natuurbehoud en landschapsbescherming en dat in feite het leven en werken van de aanwezige (al of niet agra rische) bevolking pas op de tweede plaats komt. Dat vin den wij ook terug daar waar zo losjes weg wordt ge steld dat met een aantal proefgebieden begonnen zou kunnen worden. Proefgebieden die dan wel vele tien duizenden ha omvatten. Beseft men eigenlijk in Den Haag wel wat voor on zekerheid men daarmee schept voor vele tienduizenden gezinnen. Wij vinden het onverantwoord op zo'n omvang rijke schaal te gaan experimenteren met allerlei regelin gen voor beheer en beperkingen, waarvan men de gevol gen nog in de verste verte niet kan overzien. De rege ring heeft besloten dat het instellen van zowel nationale parken als nationale landschapsparken in de toekomst zal moeten geschieden volgens de procedure van de pla nologische kernbeslissing. Dat betekent dus dat Den Haag gaat beslissen en niet de rechtstreeks betrokken belanghebbenden. Weliswaar zal dat ongetwijfeld om kleed worden met allerlei fraaie vormen van inspraak. Maar wie de laatste jaren op dit gebied- besluiten ten aanzien van de regio heeft gevolgd, zal met mij moeten konkluderen dat deze inspraak vaak niet meer dan een doekje voor het bloeden was en in feite de besluitvor ming nauwelijks kon beïnvloeden. Wij zijn op dit punt dan ook met grote zorg vervuld ten aanzien van de toe komst. PRAKTISCH BLIJVEN TN de derde nota wordt met name de positie van de landbouw in relatie tot natuur- en landschapsbe- leid behandeld. Een kort overzicht van deze z.g. relatie nota is elders in dit blad opgenomen. Bij het lezen van (Zie verder pag. 4) Aan: Voorzitter van de E.G.-Ministerraad, de heer Mark Clinton, Weststraat 170 te Brussel. Minister-President, de heer Drs. J. M. den Uyl, Plein 1813 nr. 4 te Den Haag. Minister van Landbouw en Visserij, de heer Mr. A. van der Stee, 1e van den Boschstraat 4 te Den Haag. Het Hoofdbestuur der ZLM (Maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in Zeeland en Noord-Brabant) te Goes, zeer verontrust over de sterk teruglopende inkomens in de land- en tuinbouw, is onstemd over het verloop van het prijzen overleg in de E.G.-minister- raad en dringt met de meeste klem aan op onmiddellijke vaststelling van de landbouwprijzen conform het standpunt van het COPA.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 1