Nota „relatie landbouw en natuur- en landschapsbehoud"
Nationale- en
landschapsparken
Relatie nota: K N- L c.
vogels in de lucht
19
(Vervolg van pag. 17)
standseisen ten behoeve van h/et landschapsbehoud.
Want een periodieke beloning betekent nog geen effec
tieve aansporing tot het verrichten van de nodige inves
teringen. Het lijkt daarom wenselijk de voor de boer be
drijfseconomisch onrendabele top van de investeringen
te subsidiëren. In de zgn. E.E.G.-bergboerenregeling is
reeds in dit principe voorzien.
De mogelijkheden voor de honorering van de beheers
functie moeten in principe van toepassing zijn op alle
bedrijven, die voor het vervullen van de beheersfunctie
in aanmerking komen, ongeacht of dit ontwikkelende,
perspectief biedende of aflopende bedrijven zijn.
In combinatie met het beheersbeleids en het aanvul
lende ontwikkelingsbeleid kunnen in bedoelde gebie
den landinrichtingsmaatregelen nodig zijn om een ver
antwoorde situatie te scheppen, waarbinnen ook de
landbouw in het kader van het beheersregime voldoende
mogelijkheden heeft. In de gebieden waar de te be
schermen waarden zich in duidelijk te onderscheiden
elementen bevinden, zoals houtwallen en heggen, zal het
hoofdaccent op het plegen van onderhoud liggen. Hier
onder vallen in de eerste plaats de onderhjoudsovereen-
komsten, waarvan enerzijds het gewenste onderhoud en
anderzijds de te verstrekken contraprestatie onderdelen
zijn. Voor wat betreft de gebieden waar landbouwgron
den zelf object van beheer gaan worden, zoals weide-
vogelgebieden, zal de betreffende aanpassing van de be
drijfsvoering gestalte kunnen krijgen in de overeen
komst, die als contraprestatie toekenning van een be
heerdersinkomen inhoudt. Met betrekking tot het afzien
van aanpassing van de externe produktieomstandigheden
moet aan toepassing van de bergboerenregeling worden
gedacht.
HET RUIMTELIJKE ORDENINGSBELEID
IVE Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt het alge-
mene raamwerk waarin, na overleg en inspraak,
een visie op de ontwikkeling van een bepaald gebied tot
stand komt. iln de structuurschets voor het landelijke ge
bied die wordt opgenomen in deel 3 van de Derde Nota
Ruimtelijke Ordening, zullen o.m. functie en plaats van
de landbouw en het natuur- en landschapsbehoud nader
worden uitgewerkt. Voor een goede voorbereiding van
streekplannen zijn een gerichte inventarisatie en beoor
deling van natuur en landschap van belang. Dit geldt ook
voor studies van de effecten van de diverse vormen van
ruimtegebrek op de in de streekplangebieden aanwezige
natuurwetenschappelijke, cultuurhistorische of land
schappelijke kwaliteiten. Daarnaast zijn een inventari
satie en beoordeling van belang voor de in het streek-
plangebied aanwezige landbouwbedrijven. Voor gevallen
waar een weloverwogen belangenafweging leidt tot op
leggen van beperkingen aan het agrarische grondge
bruik, zullen duidelijke richtlijnen moeten worden opge
steld. Het beleid is er overigens op gericht, te bevorde
ren dat het streekplanwerk in de provincie met voort
varendheid voortgang vindt. Aan de Rijks Planologische
Commissie is gevraagd om een inventarisatie van gebie
den waar de totstandkoming of aanpassing van streek
plannen uit hoofde van de Relatienota bijzonder urgent
is. Voor de bescherming van natuur en landschap is
voorts het gemeentelijke bestemmingsplan een effectief
instrument. In zuik een plan wordt ook aangegeven waar
aan de landbouw ontwikkelingsmogelijkheden worden
geboden, dan wel beperkingen worden opgelegd. Voor
een groot deel van het landelijke gebied bestaan nog
geen bestemmingsplannen die aan de eisen van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening voldoen. De regering acht
het van grote betekenis dat deze plannen ten spoedigste
tot standkomen. Er is nog weinig ervaring opgedaan met
het honoreren van schadeclaims uit hoofde van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening. Daarom wordt de Rijks Pla
nologische Commissie verzocht ter zake advies uit te
brengen.
RESERVAATSVORMING
OTELLEN de beheersdoelstellingen zodanige eisen, dat
ondernemingsgewijze agraische exploitatie niet
langer houdbaar lijkt, dan zal veelal moeten worden ge
streefd naar verwerving van de grond door een natuur
beschermingsinstantie ten behoeve van reservaatsvor
ming. In verband hiermede en mede met het oog op de
opstelling van de structuurschets voor het landelijke ge
bied, verdient het ontwerpen van een landelijke reser-
vatenplan hoge voorrang. Ofschoon minnelijke verwer
ving in beginsel steeds de voorkeur heeft, is het van be
lang dat zowel in het kader van de toekomstige Land
inrichtingswet als van een herziene Natuurschermings-
wet een onteigeningsbasis ten behoeve van o.m. de vor
ming van deze reservaten zal worden geschapen.
In de Relatienota wordt voorts een opsomming gege
ven van een aantal wetten en verordeningen die moge
lijkerwijs aanpassing behoeven ten einde de totstandko
ming en het functioneren van de bepleite maatregelen te
bevorderen en te ondersteunen. In dit verband komen
o.a. de Natuurbeschermingswet en de Natuurschoon wet
ter sprake. Momenteel wordt onderzocht de Natuurbe
schermingswet op zodanige wijze aan te passen dat rui
mere mogelijkheden voor de bescherming en het beheer
van waardevolle cultuurlandschappen worden geboden.
Ook ten aanzien van de Natuurschoonwet zal worden
nagegaan of haar werkingssfeer tot dergelijke gebieden
kan worden uitgebreid.
DE KOSTEN VAN AANGEPASTE BEDRIJFSVOERING
PEN raming van de financiële gevolgen van de in de
Relatienota voorgestelde beleidsmaatregelen kan
slechts een globaal, oriënterend karakter hebben. Om de
orde van grootte aan te geven, is uitgegaan van een
rekenmodel gebaseerd op de ronde getallen van 100.000
ha reservaatsvorming en 100.000 ha aangepast beheers
regime.
In de loop van 1975 kan worden begonnen met het on
der de werking van de regelingen voor een aangepast
beheersregime brengen van gronden. Op de begrotings
jaren 1976, 1977 resp. 1978 zullen gemiddeld rond 10.00C
ha, 20.000 ha resp. 30.000 ha drukken. Daarbij komen
dan in de eerste plaats de voigende van de voorgestelde
beleidsmaatregelen aan de orde:
de vergoeding uit hoofde van de bergboerenregeling
(voor permanente natuurlijke handicaps) met inbe
grip van de extra mogelijkheden tot ontwikkelings
subsidies;
het beheerdersinkomen;
de verruimde subsiemogelijkheden uit hoofde van
de bergboerenregeling voor bedrijfsontwikkeling;
de bijdragen in onderhouds- en investeringskosten
in verband met verzwaarde welstandseisen ten be
hoeve van het landschapsbehoud.
In het rekenmodel is voor de compenserende vergoe
ding en het beheerdersinkomen tezamen uitgegaan var
het ronde bedrag van 500 ha/jaar. In werkelijkheid
zal dat bedrag afhankelijk van de situatie uiteer
kunnen lopen in lagere en hogere bijdragen dan dit
gemiddelde.
Voor de berekening is verondersteld dat investeringen
ter hoogte van gemiddeld 600 a 700 per ha per jaar
voor deze subsidie in aanmerking zullen komen.
Ten aanzien van de voorgestelde bijdragen in onder-
houds- en investeringskosten van verzwaarde welstands-
eisen voor natuur- en landschapsbehoud is uitgegaan van
een normbedrag van 40.000 gemiddeld eens in de tien
jaar aan de daarvoor in aanmerking komende bedrijven
toe te kennen.
Raming van kosten volgens het rekenmodel in min gld.
Compenserende vergoeding
Teruggave uit het Europese
Landbouwfonds (1/4)
Beheerdersinkomen
Extra ontwikkelingssubsidie
Bijdrage t.b.v. verzwaarde
welstandseisen (waarvan 7'5
voor Rijksrekening)
1976
1977
1978
1,7
3,4
5,1
0,4
0,8
1,3
3.3
6,6
9,9
1
2
3
1,5
4,5
Kosten van onderhoudsovereenkomsten. Verondersteld
is, dat voor een omvang van 500 hectare per jaar onder
houdsovereenkomsten zuilen worden afgesloten met een
gemiddelde vergoeding van 1.000 per ha per jaar. Dit
leidt tot het onderstaande beeld:
1975 1976 1977 1978
in min gld.
Vergoeding wegens
onderhoudsovereenkomsten
0,5
1,0
1,5 2,0
Kosten van reservaatsvorming. Er wordt voor 1976,
1977 en 1978 uitgegaan van een aankoopvolume voor
reservaatsvorming van circa 1.000, 2.000, resp. 3.000 ha.
Op prijsbasis van medio 1974 komt dit neer op resp.
11,2 min, 22,5 min en 33,7 min in 1976, 1977 en 1978.
BLIJKENS het advies van de Interdepartementale
Commissie Nationale parken en -Landschapsparken
wordt aan de instelling van twee typen parken gedacht,
t.w. nationale parken en nationale landschapsparken.
De nationale parken worden in de eerste plaats om hun
waarde als natuurgebied veiliggesteld. Het doel van
nationale landschapsparken is, te komen tot grote aan
eengesloten gebieden, die uit een oogpunt van natuur-
en landschapsbehoud, openluchtrecreatie en om redenen
van cultuurhistorische aard waardevol zijn, gebieden
derhalve waar natuurterreinen, natuurlijke elementen
en het waardevolle cultuurlandschap met de hierin voor
komende bebouwing en woonkernen een eenheid vormen.
Onder een nationaal park te verstaan een aaneenge
sloten gebied van tenminste duizend hectaren, bestaan
de uit natuurterreinen, wateren en/of bossen, met een
bijzondere natuurlijke en landschappelijke gesteldheid
en een bijzonder planten- en dierenleven. In Nederland
voldoet (nog) een aantal gebieden aan deze omschrij
ving. Naast de drie reeds bestaande nationale parken,
t.w. de Hoge Veluwe, de Veluwezoom en de Kennemer-
duinen komen volgens de commissie voor de status van
nationaal park in aanmerking, delen van vier wadden
eilanden Texel, Vlieland, Terschelling en Schiermonnik
oog. Voorts: op de grens van Friesland en Drenthe: een
gebied rond Die ver en Appelscha; in Drenthe Dwingeloo-
Ruinen en het Coster- en Westerzand; in Overijssel de
Weerribben en de Haarlerberg-Holterberg; Montferland
in Gelderland; Amerongseberg in trecht; in Noord-Hol
land de duinen van Schoori tot Wijk aan Zee; in Zuid-
Holland de duinen bij de Zilk-Noordwijk en de platen
in Gelderland; Amerongseberg in 'Utrecht; in Nrd-Hol-
se Heide en de Loonsche en Drunense Duinen, de Groote
Peel op de grens van Brabant en Limburg en in Limburg
de Hamert en Meijnweg. Als een gebied wordt aangewe
zen als nationaal park, zullen zo veel mogelijk alle met
het wezen van het park strijdige elementen worden ge
weerd, zoals industrie, niet op natuurbeheer gerichte
landbouw, woonbebouwing, verblijfsrecreatieterreinen,
verkeerswegen, transport- en energieleidingen, militaire
oefenterreinen e.d. De regering heeft besloten, dat het
beleidsvoornemen over de nationale parken vo.gens de
procedure van de planologische kernbeslissing moet wor
den behandeld.
TEN nationaal landschapspark wordt als volgt om-
schreven ,,Eën door de rijksoverheid als zodanig
aangewezen gebied van tenminste tienduizend hectare,
bestaande uit zowel natuurterreinen, wateren en/of bos
sen, als cultuurgronden en nederzettingen, dat een grote
rijkdom vertegenwoordigt aan natuurlijke en landschap
pelijke kwaliteiten en aan cultuurhistorische waarden".
Daar het vraagstuk van nationale landschapsparken zeer
veel omvattend is heeft de Commissie de gedachtenvor-
ming daarover in een interim-advies gepresenteerd. Een
eindnota zal nog nader volgen. Het landschapsparkenidee
komt voort uit de wens een zo gevarieerd mogelijk land
schap te behouden en de voortschrijdende aantasting van
natuur en landschap een halt toe te roepen.
Het beleid van de overheid wordt erop gericht het
specifieke en gedifferentieerde karakter van het gebied
met name ook voor de zich recreërende mens in
stand te houden en te ontwikkelen. Daarbij wordt reke
ning gehouden met de sociaal-culturele en economische
belangen van de in het gebied wonende en werkende
bevolking. Uiteraard dienen tal van problemen nog te
worden opgelost, voordat een definitieve regeling voor
de nationale landschapsparken kan worden getroffen.
Diepgaande onderzoekingen o.a. naar inrichting van
landschapsparken, naar de noodzaak van de meest in
aanmerking komende manier van beheer en eventuele
wetswijzigingen e.d. moeten nog plaats vinden.
commissie stelt dan ook voor een klein aantal
proefgebieden voor nationale landschapsparken aan
te v/ijzen, zodat theorie en praktijk in die gebieden el
kaar kunnen stimuleren. Met de introductie van proefge
bieden, zal nadrukkelijk uit de beslotenheid van de stu
deerkamers worden getreden en zal de wens om in bre
der kring een discussie over de idee van nationale land
schapsparken te voeren, gestalte kunnen krijgen. De vijl
proefgebieden die de commissie aanbeveelt zijn: Noord
west-Overijssel, Waterland, het gebied rondom Winters
wijk, de Veluwe en een deel van Zuid-Limburg.
In deze proefgebieden kan praktijkervaring worden
opgedaan -met een geconcentreerde en gecoördineerde
toepassing van de bestaande regelingen. En dat kan weer
leiden tot een beter inzicht in de toereikendheid van
het beschikbare instrumentarium. Bovendien kan mer
in de proefgebieden ervaring opdoen met mogelijke vor
men van landschapsbeheer en met '.:et vormen van breec
samengestelde overlegkaders. Daarnaast kan de bevol
king ter plaatse op andere wijze betrokken worden bi;
de gedachtenvorming.
De commissie verwacht, dat bijvoorbeeld de provincia
le opbouworganen een rol kunnen vervullen bij het in
formeren en het daadwerkelijk betrekken van de bevol
king bij de discussies. De provincies zullen overigens bi;
de totstandkoming en het bestuur en beheer van natio
nale landschapsparken een centrale rol spelen.
BETER SCHEIDEN DAN SAMEN LIJDEN
MOEIZAAM en vergezeld van enig gerucht is de
nota relatie tussen landbouw en natuur- en land
schapsbehoud" verschenen. Daarin geven drie bewinds
lieden (C.R.M., Landbouw en Ruimtelijke Ordening) hun
gezamenlijke beleidsvoornemens weer wat betreft het
behoud van mooie cultuurlandschappen en de beheer-
dersrol die de boeren daarbij kunnen spelen. Bij deze
nota zijn nog twee andere gevoegd: een voorlopige over
landschapsparken .en een derde over nationale parken.
Dit leesvoer valt uiteindelijk, hoe aantrekkelijk en duur
(veel moeilijke woorden en zinnen) opgediend, toch
tegen. Eigenlijk hou je er een bittere smaak van over.
De landbouwkant is in de relatie-nota goed voorbe
reid. Met die van natuur- en landschapsbehoud hebben
we meer moeite. Niet omdat het op zich zelf natuurlijk
wat vreemde kost is, maar omdat aan de bereidings
wijze, de argumentatie, getwijfeld mag worden. Kort sa
mengevat ste.t men van deze kant: vroeger werkte de
landbouw verrijkend op het landschap, nu is het een en
al verarming en daar moet een eind aan komen. Niet
alleen dat monumenten en allerlei interessante, meer op
minder zeldzame planten e.d. verloren gaan, maar mooie
streken zijn een stuk „opgeslagen geschiedenis" van
landbouw en toebehoren.
Wat heet verrijking en verarming in dit verband?
Hoe zou men vroeger de droogmakerijen, het oprichten
van windmolens, afgraving van hoogveen, overgang van
veehouderij op akkerbouw in Groningen, etc. hebben
moeten beoordelen? De technisch- economische ontwik
keling in de landbouw gaat nu zoveel te sneller. Ook is
waar dat plantesoorten uitsterven en dat dat jammer is.
Maar logisch doorgedacht, moet men zodoende met de
bevriezing van landschappen steeds verder gaan. Ook
in puur agrarische kleipolders zullen straks andere land
bouwmethoden kunnen ontstaan en allerlei waarden ver
loren kunnen gaan. Er komt immers snel steeds meer
geschiedenis om op te slaan! De trek van de moderne
mens naar buiten geldt niet in de eerste plaats die op
geslagen geschiedenis" en die zeldzame flora. Hoe be
leeft trouwens de gemiddelde jonge mens het moderne
„verarmde" landschap?
Is men echt op de goede weg met een poging om voor
grotere gebieden tot verzoening van landbouw en land
schapsbehoud te komen? In het algemeen een duidelijke
scheiding, moderne landbouwontwikkeling naast natuur
parken en reservaten, zou partijen uiteindelijk beter
bevredigen.
BOERENBEHEERDERSBELONING
VTiTF.T. aandacht heeft inmiddels datgene gekregen wat
inderdaad aantrekkelijk als hoofdgerecht is opge
diend. Het is de bedoeling om de functie van beheerder
(Zie verder pag. 20.)