Niet bekijken
hoe we ons
zelf moeten opheffen
Mesterjjinkomens-
toeslagen naar
veevoederfabrikanten
Uitvoer zuivel 55°/„
van totale produktie
1974 was goed jaar
voor zuivel
24
Kursus agrarische verkoop Praktijkschool te Horst
De premieregeling slachtrunderen
PRODUKTSCHAP VOOR VEE EN VLEES
Dat het bestuur van het Produktschap voor Vee en
Vlees heeft besloten in te gaan op het verzoek van het
Centraal Overleg van Agrarische en Voedingsbonden om
een onderzoek in te stellen naar de problemen van de
vleessektor, noemde voorzitter G. A. Meyer verheugend.
Hij kwam tot deze uitspraak in de Nieuwjaarsrede 1975
die hij heeft gehouden op de eerste openbare bestuurs
vergadering van dit schap op woensdag 8 januari in Rijs
wijk. Ir Meyer constateerde dat het produktschap vaak al
leen als een belangengroepering wordt gezien. Nog erger
vond hij het als ook binnen het bedrijfsleven te horen is
dat het produktschap slechts een verweggelegen bureau
cratie in Den Haag is!
Ir Meyer vroeg zich in dit verband af of het schap niet
een te vrijblijvend adviescollege is, dat zijn mogelijkhe
den en bevoegdheden te weinig geb-uikt. Zijn we als
overheid(? voor ons eigen bedrijfsle.cn teveel een Haag
se club geworden, die de bedrijfsgenoten te weinig aan
spreekt?
SLIJTAGE
De laatste jaren is een risikovolle rustperiode ingetre
den, aldus ir Meyer. Na de periode van autonome rege
lingen, na de periode van de opbouw van de Europese
regelingen, die voor de sektor vee en vlees van ingrijpen
de betekenis zijn geweest, is er een fase gekomen, dat het
uitvoerend optreden en het adviseren rondom periodieke
gebeurtenissen als prijsvaststelling of interventiemaat
regelen hoofdzaak was Dat geeft, aldus ir Meyer, aanlei
ding tot een zekere slijtage. Voor andere taken in de sek
tor is men niet duidelijk toegerust en zelfs voor taken die
voor de sektor als traditioneel beschouwd kunnen wor
den komt men maar moeizaam op gang. De problemen
rond de totstandkoming van de nieuwe Verordening var
kensclassificatie wijzen daar wel op. Op veel van onze
bedrijf sgenoten moet dat wel een wat wereldvreemde in
druk hebben gemaakt, aldus ir Meyer.
Het is een moeilijke opgave de juiste koers te varen
tussen overdreven regelzucht en de juiste toepassing van
de democratie in eigen kring. Eén ding gaan we zeker niet
bestuderen, aldus ir Meyer, ten dat is dat we niet gaan be
kijken hoe we onszelf moeten opheffen!!
GESTEGEN PRODUKTDE
In 1974 heeft voor 't eerst het aantal afgeleverde slacht-
runderen en het aantal slachtkalveren voor het eerst
meer dan één miljoen stuks van elk van deze kategorie-
en bedragen. Het aantal geslachte varkens steeg tot over
de 11 miljoen, 2x zoveel als in 1964. De invoer van rund
vlees daalde met 50 die van levende slachtdieren met
80 en die van vleeswaren en -conserven met 10
Er werden ruim 900.000 levende varkens uitgevoerd, 15
meer dan vorig jaar. De uitvoer van vers varkensvlees
steeg met 12 en bereikte een waarde van ruim 1 mil
jard. De conservenexport daalde met 10
De producentenprijzen voor slachtvee waren wat beter
dan medio 1974, doch waren over het gehele jaar gerekend
10 lager dan in 1973. Voor slachtkalveren bedroeg de
prijsdaling 13 voor varkens 20 vergeleken met 1973.
De koststijging beperkte zich tot V/2% bij de verede-
lingsbedrijven en 4'/2 bij de rundveehouderij (goederen
en diensten).
ONTMOEDIGINGSBELEID!
Ir Meyer, vroeg zich af of de minister van landbouw in
Nederland' een ontmoedigingsbeleid voert, eventueel in
het kielzog van de steeds grotere terughoudendheid van
de Europese Ministerraad en de Commissie
Nadat in 1973 het verbruik aan vlees per hoofd van de
bevolking was gestegen tot 54,5 kg (1972: 52,9 kg) mag
voor 1974 verwacht worden dat het verbruik gedaald zal
zijn tot het niveau van 1972.
De vraag doet zich voor of de produktie dient te worden
ingekrompen In dit verband stelde ir Meyer vast dat vlees
niet meer in alle kwaliteiten en hoeveelheden tegen wel
ke prijs ook door de verbruiker wordt opgenomen
VERWIJTEN AAN VLEESINDUSTRIE AFGEWEZEN
Met een zekere instemming citeerde ir Meyer de Nota
intensieve veehouderij als volgt: Van een vermindering
van de veevoederproduktie ten behoeve van de intensieve
veehouderij in Nederland mag nauwelijks een marginale
verbetering van de situatie op het gebied van de voeding
in de ontwikkelingslanden worden verwacht.
Bovendien is ruim 70 van het voor rundvee in Ne
derland beschikbare eiwit afkomstig van ruwvoeder-ei-
wit, dat de mens-niet lust. Van de resterende 30 graan-
eiwitten behoort nog 85 tot de categorieën die de mens
niet lust. Bij varkens ligt het aandeel op 53 Het ook
voor mensen bruikbare deel van het veevoeder betekent
na omrekening van dit alles slechts een voeding van 1 a
1V2 dag en niet de veelgenoemde 7 dagen voor de
misdeelde mens elders in de wereld! Natuurlijk zou men
mogen concluderen dat de opoffering van die graankon-
sumptie anderen in leven zou kunnen houden. De vraag is
echter wat gebeurt als de granen en graanafvallen niet
meer gekocht worden door de veevoederindustrie. Er zou
dan een produktieverlaging dreigen, omdat de producent
geen lonende prijs zou ontvangen!
PRODUKTSCHAP VOOR ZUIVEL
De Nederlandse zuivelindustrie is vóór alles een kaas
industrie, aldus drs H. Schelhaar, waarnemend voorzit
ter van het Produktschap voor Zuivel, tijdens de op 8
januari in Rijswijk gehouden openbare vergadering van
het bestuur van dit schap.
Als tweede belangrijke kenmerk noemde de heer
Schelhaas dat de Nederlandse zuivelindustrie in belang
rijke mate een exportindustrie is. Ongeveer 55 van de
aanvoer van melk in Nederland werd in 1974 in een of
TE VERWACHTEN AANBOD SLACHTVARKENS
Op basis van de CJB.S.-uitkomsten steekproef „Dekkin
gen" november 1974 wordt in september 1975 een aan
bod van slachtvarkens verwacht van 1.020 duizend stuks.
Het aantal dekkingen van zeugen bedroeg in november
1974 bijna 134 duizend tegen 129 duizend in november
1973 (+4%).
KOPER IN VARKENSVOER
Toevoeging van koper aan het voer van mestvarkens heeft
een duidelijk positief effect op de groei. Het achterwege
laten van deze toevoeging zou de kostprijs van varkensvlees
verhogen, waardoor de concurrentieverhouding met de om
liggende landen in gevaar komt. Gezien een tekort aan koper
op een groot aantal percelen landbouwgrond kan toevoer
van koper daar wenselijk zijn. Er wordt thans onderzoek
verricht naar dé mogelijkheid van alternatieven voor die
gevallen, waarin toevoeging van koper aan cultuurgrond via
varkensmest bezwaarlijk zou kunnen zijn of worden.
Dit o.m. antwoordt minister mr. A. van der Stee (land
bouw en visserij) mede namens zijn ambtgenote van volks
gezondheid en milieuhygiëne op schriftelijke vragen van het
Tweede Kamerlid mevr. De Boois.
Het kopergehalte in cultuurgrond is in sterke mate afhan
kelijk van de natuurlijke situatie, "van de hoeveelheid toege
diende varkensmest en van het op andere wijze aangevoerde
koper. Mestbanken verkleinen eerder eventuele problemen
omdat hierbij van meer spreiding sprake is. De mestbanken
dragen er zorg voor dat de af te zetten mest op een land
bouwkundig verantwoorde wijze wordt aangewend.
Op grond van analyse-resultaten valt te constateren, dat
ook in de gebieden waar de varkenshouderij intensief wordt
bedreven op meer dan 50 van de onderzochte percelen
nog een kopertekort bestaat voor een optimale groei van de
gewassen. Zes procerft van de percelen heeft een koperge
halte dat als veilige grens voor de als uiterst gevoelig
voor koper bekend staande schapen geldt.
De wet inzake bodembescherming zal regels stellen ter
bescherming van de bodem uit milieuhygiënisch oogpunt,
inbegrepen het tegengaan van vergiftiging van de bodem.
Verder wordt nagegaan of in het kader van een herziening
van de Meststoffenwet voorzieningen kunnen worden ge
maakt ter voorkoming van overdosering van bepaalde mine
ralen, zoals in dit geval koper, door het gebruik van bepaal
de meststoffen. Te denken valt onder andere aan het schep
pen van de mogelijkheid tot het geven van voorschriften in
zake opslag, vervoer en gebruik van meststoffea
andere vorm uitgevoerd. In 1960 was dat nog slechts 38
procent. In 1974 werd voor een waarde van ongeveer
3 miljard aan zuivel uitgevoerd, een toeneming met
ongeveer een kwart ten opzichte van 1973. Van de totale
uitvoer ging ongeveer de helft naar de partnerlanden in
de Gemeenschap en het restant naar derde landen.
Ongeveer 40 van de Nederlandse melk wordt ver
werkt tot kaas, waarvan de produktie in 1974 met 13
ten opzichte van 1973 is gestegen. De gestegen produktie
kon voor het grootste deel zonder moeilijkheden van
enige betekenis worden afgezet.
De voorraden kaas waren eind december slechts een
5000 ton groter dan een jaar tevoren, waarbij de heer
Schelhaas opmerkte dat eind vorig jaar de kaasvoorra-
den aan de krappe kant waren. De binnenlandse kaas-
afzet steeg met 5 die naar de partnerlanden met 10
procent en die naar derde landen met 25 procent.
De boterproduktie was niet groter, maar voor een klei
nere uitgevoerde hoeveelheid kon wel een 100 miljoen
hogere prijs worden gemaakt.
CON SUMPTIEMELK
Een ongunstige ontwikkeling vertoonde het verbruik
van drinkmelk, waarvan het hoofdelijk verbruik in 1974
ten opzichte van 1973 met 4 kg daalde tot 138 kg.
De heer Schelhaas sprak als wens uit dat de vaststel
ling van de consumptiemelkprijs dit jaar met minder
problemen gepaard zal gaan dan in 1973.
De heer Schelhaas stelde vast dat in de Gemeenschap
de melkproduktie de laatste IV2 jaar niet is gestegen.
Hij noemde dat een verrassende ontwikkeling.
Factoren die in de toekomst een rem op de uitbreiding
van de melkproduktie kunnen betekenen zijn hoog blij
vende prijzen voor veevoeder en kunstmest. Ook de
„vlucht uit de melk" door de onaantrekkelijke aspecten
van het melkvéehoudersbedrijf zijn mede een oorzaak.
GUNSTIGE GANG VAN ZAKEN
De gunstige gang van zaken in 1974 schreef de heer
Schelhaas toe aan een aantal faktoren, waaronder de
Aanvragers van premie in verband met het aanhou
den van volwassen runderen (excl. melkkoeien) worden
erop gewezen dat onder de bestaande regeling voor
vaarzen slechts een premie kan worden toegekend, in
dien deze dieren niet kennelijk drachtig zijn of melk
gevend zijn (geweest).
Een vereenvoudiging bij de premiewaardigverklaring
door de districtsbureauhouders maakt het mogelijk dat
er niet altijd bedrijfsbezoek plaatsvindt. Mocht bij
slachting van premiewaardig verklaarde vaarzen blij
ken, dat deze melkgevend zijn of zijn geweest of hoog-
drachtig waren, dan plaats de vleeskeuringsdienst een
aantekening op het ptemieformulier. De premie zal dan
niet worden toegekend, ondanks het feit dat de districts
bureauhouder in eerste instantie de vaars premiewaar -
dig verklaarde. Omdat na slachting verificatie van de
lagere melkaanvoer buiten de EEG. Voorts de stijging
van het boter verb ruik in Nederland, Denemarken en
vooral in Engeland, waar de boterprijs, door de subsidie,
momenteel vrijwel gelijk is aan de gestegen margarine-
prijs. Voorts heeft een rol gespeeld het stijgend verbruik
aan kaas, dat in bijna alle westelijke landen met 4 a 5
procent per jaar is gestegen.
ZORGEN OM MELKPOEDER
De algemene situatie op de zuivelmarkt is gunstig,
doch de grote voorraden mager melkpoeder in de inter
ventie geven toch zorg, aldus dje heer Schelhaas. De
voorraden belopen momenteel ongeveer 370.000 ton, een
nog nimmer in de Gemeenschap bereikte hoogte.
De heer Schelhaas hoopte dat de huidige voorraad
voor de EEG een stimulans zal zijn om uiteindelijk te
komen met een goed doordacht plan voor voedselhulp
op lange termijn. De heer Schelhaas had in dit verband
weinig waardering voor het recente voorstel van de EEG
om 100.000 ton mager melkpoeder voor de halve prijs op
de markt te brengen voor voedselhulp. Dit is noch voed
selhulp noch een verantwoorde commerciële afzet!
PERSPECTIEF
De heer Schelhaas waagde zich niet aan voorspellin
gen, omdat het verrassende van de zuivelmarkt is dat
het altijd anders loopt dan men verwacht. Wel noemde
hij een aantal faktoren waarvan de toekomst van de
Nederlandse zuivelindustrie in hoge mate afhankelijk
is. Deze zijn:
de ontwikkeling van de melkaanvoer in de Gemeen
schap en daarbuiten;
de ontwikkeling van de markt voor Nederlandse
kaas;
de ontwikkeling van de boterafzet, met name naar
Engeland;
de uitkomst van het referendum over de EEG in
Engeland;
een verantwoord restitutiebeleid.
v. d. W.
beslissing van de keuringsdienst in het algemeen niet
mogelijk is, is bedoelde aantekening onherroepelijk. Vee
houders moeten er dus rekening mee houden dat het
niet langer volledig zeker is, dat premie wordt ver
leend op vaarzen waarvoor de districtsbureauhouder een
formulier heeft afgegeven.
De bestaande procedure voor het aanvragen van pre
mie wordt door het vorenstaande niet aangetast. Ten
slotte wordt medegedeeld, dat in verband met de prijs
voorstellen voor het jaar 1975/1976 de Europese Commis
sie heeft voorgesteld na eind februari 1975, wanneer de
huidige regeling afioopt, de premieverlening gedurende
een periode van twee maanden af te bouwen en met
betrekking tot slachtstieren de regeling in een andere
vorm te bestendigen. Beslissingen op dit punt zijn ech
ter nog niet genomen.
Ook dit jaar wordt te Horst weer een kursus georga
niseerd voor een kommerciële funktie in de agrarische
sektor. De kursus is typisch verkoop- en voorlichtings-
gericht en omvat de verkoop in al zijn facetten, zoals:
opbouw van het verkoopgesprek en gesprekstraining,
enz. Naast deze typisch verkoopgerichte onderdelen
wordt er aandacht besteed aan het algemene kommer
ciële beleid. Deze kursus is bestemd voor de verkoper/
voorlichter die reeds ervaring heeft in dit vak. Om
maximaal nut voor de deelnemers te bereiken zal de
kursist zelf een grote inbreng krijgen waarbij gebruik
gemaakt zal worden van de video- en bandrecorder. De
kursus omvat 8 woensdagmiddagen en de totale kosten
bedragen 250. De studiebegeleider ..is Ir. P. J. Mur. De
data zijn: 29 januari, 5 februari, 19 februari, 26 februa
ri, 5 maart, 19 maart, 26 maart en 2 april. Opgave vóór
20 januari 1975 bij de administratie van Praktijkschool
Horst, Stationsstraat 104, Horst, tel. 047093535.