wai* lonen zelf betreft: zoals reeds werd gepubli ceerd zijn de lonen per 1 januari 1975 op grond van de indexeringsbepalingen verhoogd met 3,6 met een minimum van 11,05 per week. De toeslag ingevolge de machtigingswet ad 10,38 blijft gehandhaafd. Met de berekening van de nieuwe looncijfers is men druk bezig. Zodra deze cijfers bekend zijn zal hiervan publicatie plaats vinden. Over lonen en sociale lasten Studeren op fiscale en sociale verbetering zelfstandigen li 1 I tg 11 19 STAND VAN ZAKEN IN HET LOONOVERLEG TN zijn nieuwjaarstoespraak in de openbare bestuurs vergadering van het Landbouwschap merkte de voorzitter ir. C. S. Knottnerus het volgende op: ,,Op het terrein van de arbeidsverhoudingen was „1974 voor de agrarische bedijfstakken een merk waardig jaar. De werking van de Machtigingswet „bepaalde en beperkte de verbeteringen, die in de „lonen en andere arbeidsvoorwaarden konden wor- „den aangebracht. Het bedrijfsleven werd op dit „punt nauwelijks enige speelruimte gegeven. Toch „bleek het overleg over de c.a.o.'s voor een aantal „agrarische sectoren stroef te verlopen. Het be- „langrijkste knelpunt was de vraag hoe de verkor- „ting van de arbeidstijd tot 40 uur per week kon „worden afgestemd op de ongelijke arbeidsbehoef- „te, die er in zogenaamde seizoengebonden pro- „duktierichtingen is. Mede daardoor zijn enkele „agrarische c.a.o.'s voor het lopende contractjaar „nog steeds niet afgesloten. „Het wil mij voorkomen, dat de in het Landbouw schap samenwerkende organisaties zich duidelijk „moeten beraden of we op deze wijze verder wil- „len gaan. Het aantal uren dat wordt vergaderd „en de kosten daarvan is niet evenredig met de „belangen waarover gediscussieerd wordt. „Wij zijn allen van mening dat de verrichte arbeid „in de land- en tuinbouw de vergelijking met de „prestaties in andere bedrijfstakken wel degelijk „kan doorstaan. De conclusie is mijns inziens dan „ook, dat wij de beloning daarvoor niet bij die in „andere bedrijfstakken mogen achterstellen. Ten „tijde van de geleide loonvorming gold voor ons „het beginsel van de relatieve gelijkstelling. Ik „vraag me af of de samenwerkende organisaties „zich niet moeten bezinnen om op basis van dit „beginsel uitgangspunten te formuleren voor liet „voeren van loononderhandelingen in de land- en „tuinbouw", aldus de heer Knottnerus. UIDELIJKE taal, die gesproken moest worden, waar men het ondanks eindeloos vergaderen nog steeds niet eens is geworden over de afsluiting van de land- en tuinbouw-c.a.o.'s 1974/1975, een kontraktjaar, dat inmiddels vrijwel is verstreken. Het dagelijks bestuur van het Landbouwschap heeft getracht uit de impasse te komen het struikelblok is immers de regeling van de arbeidstijd door de volgen de regeling voor te stellen: invoering van de 8-urige werkdag per 1 januari 1975 met een spreiding van 8% en 71/2 uur gedurende een nader vast te stellen aantal weken van het contractjaar. Deze regeling zou dan ook in het kontraktjaar 1975/76 moeten gelden. De hoofdaf deling Sociale Zaken besloot dit advies over te nemen en bij de betreffende commissies aan te bevelen. Hoe wel men van werkgeverskant niet erg gelukkig is met deze suggestie heeft men niettemin besloten zich bij de situatie neer te leggen. Overigens wordt onverkorte hand having van de art. 19 en 20 van de landbouw-c.a.o. voor gestaan, althans volgens het standpunt van de afd. so ciale aangelegenheden van het K.N.L.C. Het overleg is inmiddels op 15 januari voortgezet Ook sprak de Asa zich uit over de struktuur van het overleg. Gekonkludeerd werd, dat teveel personen bij het overleg betrokken zijn. Een belangrijke vereenvoudiging is mogelijk door een drastische beperking van het aantal leden van de onderhandelingscommissies. Deze zaak zal door de provinciale landbouwmaatschappijen onder ogen moeten worden gezien, waarbij ook de beperking van het aantal c.a.o.'s aan de orde zal komen. Eén c.a.o. voor de land- en tuinbouw zou al een hele vooruitgang betekenen! „Vooral het afgelopen jaar is veel felle kritiek gele verd op ons fiscale en sociale beleid beleid met betrek king tot de zelfstandigen. Daarbij werd gewezen op de gelukkige omstandigheden voor de agrariërs in de ons omringende landen met hun aparte fiscale en vaak ook sociale regime voor de landbouw, dat vooral bij de wat hogere inkomensniveaus „voordeliger" is voor de agra riër." De Directeur-Generaal voor de landbouw en de voed selvoorziening, ir. A. de Zeeuw, zei dit de vorige week in zijn inleiding, gehouden tijdens de akkerbouwconfe- rentie van de C.B.T.B. Hij ging hierbij nader in op pro blemen, nauw verbonden aan het vraagstuk van de continuïteit van het landbouwbedrijf, die liggen in het in ons land gevoerde sociale en fiscale beleid. Het is juist, dat er grote verschillen op deze gebieden tussen de verschillende EEG-land en bestaan. Zo va rieert de verhouding tussen directe- en indirecte belas tingen sterk. In Nederland b.v. verkrijgt de fiscus 56 van het totaal uit directe belastingen; in Frankrijk 32 Het aandeel van de sociale-lasten in het nationale inko men varieert minder sterk n.l. van 29 in Nederland tot 24 in Frankrijk. VOOR wat de sociale voorzieningen betreft, moet T worden vastgesteld, dat in ons land de agrariër zelf een veel hoger percentage van de voorzieningen betaalt dan in welk EEG-land. Voor de Nederlandse boer is dit 90 voor zijn collega in W.^Duitsland 28 in Frankrijk 20% en in België 30%. Dit grote verschil houdt direkt verband met het feit dat ons land algemene volksverzekeringen kent, terwijl in West-Duitsland en Frankrijk aparte verzekeringskassen voor de landbouw en andere bedrijfssectoren aanwezig zijn. Daarom moet volgens ir. De Zeeuw hoge prioriteit aan harmonisatie van het fiscale en sociale beleid in EEG-verband wor den gegeven. Dit geldt in bijzondere mate voor de land bouw; enerzijds vanwege de reeds vergevorderde staat van harmonisatie van het landbouwbeleid en anderzijds vanwege de genoemde aparte fiscale en sociale behande ling van de agrarische sector in een aantal EEG-landen. Hij achtte het niet overdreven te stellen, dat verder gaande „vergemeenschappelijking" in de EEG alleen al nodig is om de reeds gegroeide harmonisatie te kunnen continueren. Omdat harmonisatie van dit beleid nog vele jaren van voorbereiding en goede wil zal eisen, richtte hij de aan dacht op wat mogeiijk lijkt binnen het bestaande systeem in ons eigen land, teneinde de verschillen te verkleinen. (Zie verder pagina 22) DE LONEN EN SOC. VERZ. PREMIES Van het ASF is mededeling ontvangen van de voor 1975 geldende premiepercentages. In onderstaand over zicht is aangegeven welk deel voor rekening van de werk gever en welk deel voor rekening van de werknemer komt. Premie Ziektewet Premie Ziekenfondswet Premie Wet op de arb. ongesch. verz. Premie Werkloosheidswet: - wachtgeldverz. losse arbeiders - wachtgeldverz. vaste arbeiders - werkloosh.verz. totaal werk werk gevers- nemers deel deel 5,9 4.9 1 9,2 4.6 4.6 9,2 6,15% 3.05% 7.6 3.8 3,8 0.5 0.5 0,25 0,25 0.25% 0,25 Totaal losse arbeiders 32,4 19,7 12,7 Totaal vaste arbeiders 25,3 16,15 9,15% Op het loon van de vaste werknemer is dus in te hou den 9,15%; voor de losse werknemer is dit 12,7%, ter wijl op het loon van 65-jarigen en ouder een percentage van 5,6% moet worden ingehouden (voor ziekenfonds en ziektewet). VOLKSVERZEKERINGEN EN KWL 70WEL voor losse als vaste arbeiders gelden de volgende percentages: Algemene Ouderdomswet 10,4% Algemene Wed. en Wezenwet 1.5% Algemene Kinderbijslagwet 1.2% Algemene Wet bijzondere ziektekosten 2,7 Deze premies zijn door de werkgever verschuldigd. De premie AOW en AWW wordt op het loon van de werk nemer ingehouden. Dit geldt dus niet voor de AKW en de AWBZ en evenmin voor de 3,5 premie KWL (kin derbijslagwet loontrekkenden). BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE LANDBOUW \/OOR mannelijke werknemers van 21 tot en met 64 jaar is een premie verschuldigd van 9,2 van het belastbare loon, verminderd met 10/7 x de AOW uitkering voor gehuwden, dit is voor 1975 ƒ54,per dag. De mi nimumpremie bedraagt 6,50 per week. Deze premie is volledig voor rekening van de werkgever. TOTALE PREMIEDRUK T*)E kosten van het pensioenfonds in dit verband even buiten beschouwing latend, leert een optelsom, dat de totale premie sociale verzekering, welke na aftrek van de werknemersbijdrage voor rekening van de werk gever komt voor de vaste werknemer 23,55 bedraagt en voor de losse werknemer 27,1 Voor de volksverzekeringen betekent dit een verlaging van 0,95% t.o.v. 1974, terwijl voor de werknemersverze keringen in het totale percentage per saldo geen wijziging optreedt. De premie voor de W.W. blijft ongewijzigd. Tegenover de verlagingen van de premies K.W.L, Ziekte wet en Ziekenfondswet tot een percentage van 0,8 staat een stijging van 0,8 van de premie W.A.O. A. De Amrobank geeft elk kwartaal een economisch kwar taaloverzicht uit. Aan deze publikatie die eensdeels zich be zig houdt met beschouwingen over de aspecten van de Ne derlandse economie, veelal gekoppeld aan de internationale verhoudingen, wordt altijd een statistische bijlage toege voegd. Deze statistische bijlage, een dorre opsomming van cijfers voor de niet-geinteresseerde, spreekt voor de belang stellende een levendige taal. Men moet dan wat moeite doen om de cijferreeksen op hun inhoud te waarderen. Wij hebben dit ook weer gedaan met het kwartaaloverzicht van decem ber 1974 en om vergelijking mogelijk te maken de index cijfers van verschillende prijzen eens herberekend op basis van één jaar, namelijk 1964. U vindt in onderstaand staatje dan ook indexcijfers die alle teruggaan tot op één basisjaar en daardoor, vergelijkbaar zijn geworden. Dit staatje toont het resultaat van deze berekeningen. Jaar Vl •22 C t Cl 11 a. k C g 5 .5 a. oo Prijzen akkerbi Prijzen veehou s C f O 1964 100 100 100 100 100 1965 97 104 109 104 110 1966 99 110 116 105 121 1967 90 114 109 105 129 1968 94 118 99 107 138 1969 101 127 117 114 152 1970 101 131 127 112 169 1971 94 141 107 116 190 1972 103 152 101 127 215 1973 181 164 142 138 243 1974 244 177 133 146 281 Het cijfer over 1974 is niet definitief. Het is het gemiddel de van de eerste 9 maanden van 1974. Wij verwachten even wel geen grote afwijking tussen het gemiddelde over deze eerste 9 maanden en dat van het gehele jaar, zodat wij het voor ons doel, dat alleen maar oriënterend is, geen bezwaar achten dit cijfer op te nemen. J-fET is toch wel een ontdekkend staatje; de wereldmarkt prijzen zijn van 1972 tot 1974 meer dan verdubbeld. Dit is het meest in het oog springende cijfer. Direct daarop volgen, als opvallend resultaat, dan de ver gelijkende cijfers van de prijzen van akkerbouwprodukten en wel om de tegenstelling die er in zit. De prijsindices voor akker bouw prod uk ten zijn zelfs in 1974 ten opzichte van 1973 gedaald! Als wij die twee reeksen vergelijken, grondstoffen en ak- kerbouwprodukten, valt op het gelijke verloop over de perio de van 1964 tot 1972. Er is soms wel enige spreiding te con stateren, maar het indexcijfer voor grondstoffen bedroeg in 1972 103, het cijfer voor de akkerbouwprodukten bedroeg 101. Nu de stijging van 1972 tot 1974. Het cijfer voor 1974 (voorlopig) bedraagt voor grondstoffen 244dat is een stij ging van 140 In dezelfde periode bedraagt de stijging voor akkerbouwprodukten 32 Commentaar hierop lijkt ons verder overbodig!! F") E veehouderij produkten komen er in totaal wat beter af. Over de gehele periode berekent is de stijging groter dan voor akkerbouwprodukten. Vergelijken wij echter het verloop van 1972 tot 1974 dan komt de veehouderij er slechter af. De stijging is dan slechts 19 op basis van 1964 en ten opzichte van 1972 is de stij ging 19 1.27 is 15 De grootste stijging vinden wij in de laatste kolom, waarin de lonen van mannelijke handarbeiders worden vergeleken. Bijna 3 maal zo hoog in een tijdsver loop van 10 jaren. Hoe dit op te vangen, als de prijzen niet meer stijgen dan in de landbouwsectoren akkerbouw en veehouderij is ge beurd? De vraag stellen betekent ook het antwoord geven. Praktisch gesproken zijn de mannelijke handarbeiders op de ze bedrijven verdwenen. Tot slot: Uit dit staatje van de cijfers van de gezinscon sumptie blijkt overduidelijk dat de aanplakbiljetten „Boeren willen ook hun deel van de welvaart" geen loze kreet is. Dat is een conclusie die door deze eenvoudige cijferreeksen, naar wii menen, overduidelijk wordt aangetoond! PAAUWE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 21