KNLC
wenst alle uientelers
een voorspoedig 1975
Het
Landbouw-Comité
in 1974
75 JAAR CEBECO
8
Zoals bij elke jaarwisseling volgt hier weer een korte
weergave van de belangrijkste dingen die de Nederlandse
land- en tuinbouw en het Koninklijk Nederlands Landbouw-
Comité in het bijzonder in 1974 beleefden. Het zou wel eens
een onverantwoord korte opsomming kunnen worden.
Er gebeurde zoveel in het afgelopen jaar. Een jaar van
uitersten, een jaar wtaarin zoveel narigheid tegelijk kwam,
een jaar waarin land- en tuinbouw meer op de weg kwamen
en dus meer in de politiek en in het nieuws.
NATIONAAL BELEID, K.NJLC.-INITIATIEF
Wat in de herfst van 1973 al gevreesd werd gebeurde, de
oliecrisis en geldpolitieke woelingen maakten het, zei de
regering, onmogelijk om de balans op te maken van de voor.
en nadelen van de opwaardering van de gelden voor de Ne
derlandse land- en tuinbouw. De landbouw was het er niet
mee eens dat per 1 mei de revaluatie-compensatie 2%
B.T.W. eindigde en zeker niet met de manier waarop dat
gebeurde. De kostenstijging en de inkomensontwikkeling
waren er niet naar. Om knelpunten bij bepaalde produkten
te verzachten bleek de regering dan nog bereid om 25 min
extra beschikbaar te stellen. Deze zaak beviel vooral de ak
kerbouw slechts, temeer waar inmiddels een grote droogte
in het voorjaar zich deed gevoelen.
En de kostenstijgingen gingen maar door. In de eerste
helft van 1974 waren die, anders dan in 1973, juist in de
akkerbouw ook merkbaar.
De ZLM stelde de verontrusting hierover in het hoofd
bestuur van het K.N.L.C. aan de orde. Even later gevolgd
door de O.L.M., vooral bezorgd over het dalende opbrengst-
peil in de vleesproduktie en de veredeling. Niet langer aan
vaardbaar oordeelde het hoofdbestuur en zo ontstond het
miatief van het K.N.L.C. om met de gehele georganiseerde
landbouw aan te dringen op tussentijdse officiële prijsher
ziening in de E.E.G., op directe inkomenshulp via een weer
in te voeren B.T.W.-maatregel en op fiscale en sociale maat
regelen van de Nederlandse overheid. Tot dan toe ongekende
straat-acties en later een evenzeer ongekende grote demon
stratie in het Utrechtse stadion onderstreepten deze eisen.
Er kwam een nationale directe inkomenshulp, niet echter
in de vorm van de 2 B.T.W. die de landbouw verlangde;
het werd een rechtstreekse uitkering gericht op de zwaarst
getroffen sectoren (tuinbouw en veredeling) en de kleinere
bedrijven.
De „hete" zomer van 1974 gaf ook het aanzijn aan een
werkgroep bijzondere activiteiten van de 3 C.L.O. Per slot
ontving de land. en tuinbouw als „kerstgratificatie" 115,
20,8 min.
De rijksbegrotingsstukken brachten wat fiscale verruiming
voor zelfstandige ondernemers, de volksverzekering arbeids
ongeschiktheid zou helaas pas in 1976 kunnen worden inge
voerd. Het Landbouwschap sprak het kabinet aan over de
fiscale verlangens van de landbouw, in het bijzonder over
een nieuwe „zelfstandigenaftrek". De Tweede Kamer maakte
daar overigens al een beginnetje mee: een beperkte aftrek
voor kleinere zelfstandigen.
De oogstramp van dit najaar, vooral in het Zuid-Westen
van het land, is nog vers. Weer moesten de landbouworgani
saties op hulp aandringen. Er kwam gewaardeerde hulp van
vrijwilligers en militairen. De financiële hulp van de over
heid was om te beginnen gering (bijzondere zelfstandigen
regeling) en in tweede instantie laat, toen een aanvullende
rampschaderegeling toch onvermijdelijk was geworden.
E.E.G.
Het COPA, in 1974 aangevoerd door president Knottnerus,
nam aan dat in 1974/'75 de kostenstijging en de niet-agra-
rische loonontwikkeling (de beide bases voor de landbouw
prijsverhoging) wel dezelfde zouden zijn als in 1973 en die
logen er niet om. Krap rekenend vroeg het COPA gemiddeld
12V2 de Commissies wilde de afgelopen vier jaar als uit
gangspunt nemen en kwam dus met een lagere, noodzake
lijke stijging: 6,5 Al dra zag het COPA zich gedwongen
te vragen om een tussentijdse prijsherziening, eerst wilde
het de resterende 4 en later 8 want de kostenstijging
én het jaar waren verder gegaan. De Raad kwam uiteinde
lijk na het intermezzo van een Duits veto tot 5 over de
hele linie. De oorspronkelijke 8,5 was weer vooral ten
nadele van akkerbouwprodukten verdeeld. Maar in de loop
van het jaar werd steeds duidelijker hoe t.a.v. de feitelijke
inkomenscijfers de veehouderij werd getroffen doordat de
bodem uit de rundvleesmarkt wegzakte.
De tussentijdse prijsherziening leverde verder ook enkele
vooraf vastgestelde uitgangspunten voor het prijsbeleid
1975/'76 op. COPA en Commissie hielden zich daaraan, maar
kwamen tot een verschillend resultaat, resp. 15,4 en 9
het belangrijkste verschil zat in het produktiviteitseffect dat
de Commissie niet aan de boer wilde laten. De prijsvoorstel
len 1975/'76 zijn er nog maar net, de Raad sprak er nog
nauwelijks over. De Commissie wil van de verschillende,
recente kostenstijging gebruik maken om een per land wat
verschillende prijsstijging toe te passen, b.v. voor Nederland
een aftrek van 2,76 procent-punt en dat zal een harde dob
ber blijken.
Hoe verschillend de ontwikkeling en de kracht van de
economische structuren van de EJE.G.-landen, met name
onder „olie-druk" is, bleek helaas in 1974 nog duidelijker.
Frankrijk moest zijn franc laten zweven en Italië kwam met
hinderlijke noodmaatregelen; zijn invoerbelemmeringen wer
den wel geleidelijk opgeheven, maar zijn situatie blijft kri
tiek. Het nieuwe E.E.G.-lid, het Verenigd Koninkrijk, kreeg
een nieuwe regering en die stelde veranderingen in het
E.E.G.<landbouw)beleid voor, wilde het bij een aanstaand
referendum in de E.E.G. blijven. Er was aan het eind van
het jaar weer een conferentie van hoofden van E.E.G.-rege-
ringen, die gemeten aan de bescheiden verwachtingen wel
vruchtbaar heet te zijn geweest.
Een groot deel van de mensheid hongerde voort, de We-
reldvoedselconferentie te Rome beval een raad en een fonds
aan.
BEDRIJFSSECTOREN
In de veehouderij was het rundvleesbeleid een steen des
aanstoots. Opvolgende series maatregelen van de E.E.G.
brachten geen soelaas, ook niet de op zichzelf ingrijpende
importstop, want die kwam te laat, de exportpolitiek was
ook al niet slagvaardig geweest. De EjE.G.-Ministerraad
sprak zijn grote zorg en waakzaamheid uit over de rund
vleesmarkt. Dat hielp op zichzelf niet, maar het was veel
meer dan voor de instortende varkensmarkt werd gedaan,
en voor de pluimveeproductie.
Met de Amerikanen was overeengekomen dat de E.E.G.
zijn voergraan-import zou beperken en een „beperkingsbe-
leid" lag dus voor de hand. De financiën bleken overigens
ook het E.E.G.-marktbeleid steeds meer parten te spelen,
magere melkpoeder werd slecht geruimd en het was maar
gelukkig dat de Britten gesubsidieerd zoveel boter bleven
eten. Hier te lande kwam er een vrijwillige beperking van
de slachtpluimveeproduktie.
In de akkerbouw was er het fenomeen van de omhoog
vliegende suikerprijs op de wereldmarkt, de binnenlandse
consument werd er tenslotte ook mee geconfronteerd. Voor-
zieningsbeleid heette het E.E.G.-beleid in de akkerbouw en
het gold ook de granen. Vrees voor een tekort aan tarwe,
ook voor voedselhulp, deed de E.E.G. prohibitieve export
heffingen opleggen. De tarwerichtprijs werd er voor de Ne
derlandse teler onberekbaar door. Hoe ook werd aangedron
gen op een ander beleid, het mocht niet baten. De N.K.T.V.
ging in 1974 ter ziele.
De (glas)tuinbouw kreeg na veel aandringen van de land
bouworganisaties een „aktieprogramma", bestaande uit
rentesubsidie. In de E.E.G. was het tuinbouwbeleid ook maar
structurele maatregelen en een olievoorschotregeling met
een heel moeizame zaak. Het COPA drong o.a. aan op een,'
aflopende, brandstofsteun over zes jaar en een beter derde-
landenbeleid, maar de Commissie wilde er (nog) niet aan.
De Nederlandse tuinbouw hield begin september in Wage-
ningen een congres over haar consumentenpositie.
OVERIGE AANGELEGENHEDEN
Het terrein van lonen en arbeidsvoorwaarden werd vooral
beheerst door de Machtigingswet en ook de land- en tuin-
bouwlonen etc. vielen daaronder. Van K.N.L.C.-zijde is er
zoveel mogelijk voor geijverd, dat de arbeidstijdverkorting
rekening hield met het seizoenmatige karakter van de agra
rische arbeid. De volksverzekering arbeidsongeschiktheid
had de volle aandacht en in aansluiting daarop een regeling
voor de arbeidsongeschiktheid gedurende het eerste jaar.
Dit leek het beste te regelen via de bedrijfsverzorgings-
diensten en dus in de sfeer van bedrijfsontwikkeling.
In deze sfeer werd trouwens in de loop van 1974 ook het
nodige op stapel gezet. In de eerste plaats voorstellen tot
verruiming van het ontwikkelingsbeleid, in het bijzonder
wat de mogelijke nationale aanvulling betreft. En voorts
kwam een werkgroep met een reeks voorstellen tot verbe
tering van het beëindigingsbeleid. Grote ontstemming bracht
de plotseling aangekondigde stopzetting van de subsidiëring
van de huishoudelijke voorlichting ten plattelande door O.
en W.; met vereende krachten van vrouwen en mannen
kwam er uitstel van deze maatregel. In onderwijskring
kreeg men te maken met het probleem van nu weer toe
nemende aantallen leerlingen van het lager agrarisch onder
wijs en daarmee dat van de ruimte ervoor, hetzelfde onge
veer ook wat het middelbaar onderwijs betreft. En bij het
hoger agrarisch onderwijs het vraagstuk van de ontwikke
ling van het hoger onderwijs nieuwe stijl.
Van de grondgebruiksproblemen noemen we dat dan de
ontwikkeling van de ruilverkaveling en de landinrichting.
Grote bezwaren werden geuit tegen de feitelijke vertraging
bij de ruilverkaveling, niet in het minste door de groeiende
claims van anderen, vergezeld van de nodige inspraak. Het
belangrijke rapport van de Werkgroep Landinrichting van
het Landbouwschap verscheen en werd uitgebreid in studie
genomen. Het K.N.L.C. besteedde er een voorlichtingsdag
aan op 28 oktober met de heren F. Goosen en ir. T. T. Wind
als inleiders. Op dit dit terrein melden we ook de verschij
ning van de Oriënteringsnota Ruimtelijke Ordening.
ORGANISATIE
In de algemene vergadering 1974 werd de heer ir. C. S.
Knottnerus herkozen tot voorzitter. In die jaarvergadering
sprak minister mr. A. P. J. M. M. van der Stee over land
bouwpolitiek en inflatie en kreeg dr. A. P. C. Kerstens de
LandbouwComité-Prijs.
Per 1 juni ging drs. N. A. Vaandrager als algemeen secre
taris optreden; hij volgde mr. E. Kuylman op die met pen
sioen ging en van wie hartelijk afscheid genomen werd. Op
zijn verzoek kreeg de vice-president buitenland mr. J. F. G.
Schlingemann einde 1974 eervol ontslag. Als hoofdbestuurs
lid ging de heer J. B. Becu heen, die opgevolgd werd door
ir. D. Luteijn; de akkerbouwcommissie verloor er haar oud
ste lid en voorzitter mee.
Het contact met de aangesloten organisaties op bestuurlijk
vlak werd dit jaar ook onderhouden via werkbezoeken van
het dagelijks bestuur aan de O.LJM., het U.L.G., de ZLM en
de Gron. Mij van L. en een bezoek van het hoofdbestuur
aan de LJM.IJ.
In de samenstelling van het dagelijks bestuur kwam geen
wijziging. De volgende heren maakten er deel van uit: ir.
C. iS. Knottnerus te Steenbergen (voorzitter), J. L. Nysingh
te De Wijk (onder-voorzitter), T. Meijer Jzn te Ruigezand,
Jhr. J. W. Steengracht van Oostcapelle te Driebergen en
H. E. Takens te Veendam.
Op 19 december j.l. werd in een alge
mene vergadering van Cebeco-Handels-
raad het 75-jarige bestaan van deze cen
trale coöperatie herdacht. Voorzitter W.
J. Lokhorst ging in zijn rede in op het
verleden, maar sprak vooral ook over de
toekomstige ontwikkelingen. Meer dan
een wereldwijde omvang toch direct op
ooit wordt ervaren dat vraagstukken met
't boerenbedrijf voelbaar zijn.
De toekomst van Ce bee o- Hande 1 s raad
en die van de leden-verenigingen is van
meet af aan verweven met die van de
land- en tuinbouw. Wij zijn immers het
gereedschap, aldus de voorzitter. En hij
voegde eraan toe: Het „Welbegrepen
Eigenbelang", de kenmerkende naam van
de eerste aankoopcoöperatie te Aarden-
burg, die het gemeenschappelijk belang
bundelde, kan nog steeds de drijfkracht
voor iedere boer en tuinder worden ge
noemd, aldus de heer Lokhorst.
REDELIJKE OMZETSTIJGING
President-directeur Van den Berg gaf
een overzicht van de gang van zaken.
In de eerste vijf maanden van het boek
jaar juli 1974juli 1975 steeg de geld-
omzet van Cebeco-Handelsraad met ruim
7,5 tot rond 672 miljoen. Daarin
steeg de geldomzet in mengvoedergrond
stoffen met 4 in meststoffen met 40
in landbouwwerktuigen met 16 en in
zaaizaad en pootgoed met 20 De ove
rige afdelingen bleven in geldomzet na
genoeg gelijk.
Ook hier geldt dat geld niet alles zegt,
zei de heer Van den Berg. In volume
steeg de omzet in mengvoedergrondstof-
fen met 10 procent en die in meststoffen
met 8,5 procent. De afzet van Westeuro-
pese granen bleef afwachtend achter. De
omzet in vaste en vloeibare brandstoffen
was lager dan vorig jaar; de omzet in
peulvruchten en zaaizaad en pootgoed
nam toe. Er was derhalve sprake van een
totale omzetstijging, die voor een groot
gedeelte door belangrijk grotere hoeveel
heden wordt gesteund. De prijsfactor is
het meest van invloed geweest op de
meststoffenafzet.
AFZET VAN TARWE ZEER MOEILIJK
Zowel op de markt voor buitenlandse
granen als op die voor plantaardige en
dierlijke eiwitten werden de eerste maan
den van dit boekjaar beheerst door de
ongunstige weersomstandigheden in
Noord-Amerika. De Amerikaanse mais-
oogst was tenslotte 25 procent lager dan
verwacht ;die van sojabonen 6 procent
lager. De vaste markt voor beide hoofd-
produkten, gevolg van deze eerste schaar-
steberichten, werd in november afgewis
seld door een scherpe prijsval. Economi
sche recessie en oogstdruk moeten hier
van wel als voornaamste redenen ge
noemd worden.
De mengvoederomzet van de Cebeco-
Handelsraadgroep steeg inmiddels in het
eerste kwartaal rond 8,4 procent en wel,
bij een verhoging over de gehele linie,
voornamelijk veroorzaakt door een ster
ke stijging in de rundveevoeders.
Bij de afzet van binnenlandse granen
dient eerst de tarwesituatie te worden
genoemd. De tarweoogst in Nederland
wordt dit jaar geraamd op 713.000 ton
12.000 ton lager dan vorig jaar bij een
areaalinkrimping van ca. 7800 ha. Op
brengsten van 7 8 ton per ha zijn geen
uitzondering. De afzet levert echter moei
lijkheden op.
JUMBO